Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Transport

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1991 woorden
  • 15 november 2007
  • 47 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
47 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Thema 5 Transport Basisstof 1 De bloedsomloop
Eencellige dieren en dieren die uit enkele cellagen zijn opgebouwd, vindt transport van stoffen plaats over kleine afstanden. Zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen worden door diffusie voldoende getransporteerd om elke cel te voorzien. Grotere dieren hebben bloedsomloop. Het hart (de kracht) pompt bloed door bloedvaten. Behalve het transport van stoffen kan het bloed ook andere functies vervullen: * Het bloed verdeelt de warmte over het gehele lichaam * Het bloed zorgt voor een homogeen en constant intern milieu * Het bloed bevat antistoffen die zorgen voor afweer voor o.a. ziekteverwekkers
Kleine bloedsomloop - De rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen, vanuit de longen stroomt het bloed naar de linker harthelft. Grote bloedsomloop - De linkerhelft van het hart pompt het bloed het lichaam door, vanuit de organen stroomt het bloed terug naar de rechter harthelft. Dubbele bloedsomloop - De mens heeft een dubbele bloedsomloop, dat

wil zeggen dat per omloop het bloed twee keer door het hart wordt gepompt. Thema 5 Transport Basisstof 2 Bloedplasma
Water met opgeloste stoffen en plasma-eiwitten (o.a. fibrinogeen). Functie bloedplasma - Vervoert zuurstof - Voedingsstoffen (o.a. glucose) - Afvalstoffen (o.a. koolstofdioxide) - Regelende stoffen (o.a. hormonen) - Beschermende stoffen (o.a. antistoffen). Het bloedplasma houdt het interne milieu constant. Veel plasma-eiwitten spelen een rol bij het transport van stoffen, het handhaven van de osmotische waarde van het bloed en de bloeddruk. Fibrinogeen speelt een rol bij de bloedstolling. Fysiologische zoutoplossing - Een oplossing met de juiste osmotische waarde. Rode Bloedcellen
Kleine ronde schijfjes, zijn in het midden dunner dan aan de rand. Het zijn cellen zonder een
Celkern en hebben daardoor maar een korte levensduur. Functie rode bloedcellen - Het transport van zuurstof en koolstofdioxide. Aanmaak - In de stamcellen van het rode beenmerg, onder
invloed van het hormoon EPO dat komt vanuit de nieren. Afbraak - In het rode beenmerg in de lever en milt. Hemoglobine geeft een rode kleur aan het bloed, en zorgt er voor dat zuurstof en koolstofdioxide makkelijk kan binden. Iemand met bloedarmoede heeft een tekort aan hemoglobine. Witte bloedcellen
Hebben geen vaste vorm, en zijn instaat om door de want van de haarvaten te verplaatsen. Deze cellen hebben wel een celkern. Functie witte bloedcellen - Vernietigen van ziekteverwekkers door fagocytose en opruimen van dode celresten. Functie lymfocyten - Vorming van antistoffen. Aanmaak - In het rode beenmerg uit stamcellen. En in lymfeknopen en in de milt. Bloedplaatjes
Zijn deeltje die geen kern bezitten, het zijn meer deeltjes van uitgevallen cellen. Functie bloedplaatjes - Zorgen voor bloedstolling

Aanmaak - In het rode beenmerg, hele lichaam
Bloedstolling - Bloedplaatjes kleven aan de beschadigde bloedvatwand en vormen een bloedpropje. Uit het beschadigde weefsel en uit de bloedplaatjes komen stoffen vrij. Deze stoffen brengen met behulp van stollingsfactoren in het bloedplasma (o.a. calciumionen) een keten van reacties op gang. Dit leidt ertoe dat fibrinogeen wordt omgezet in fibrine. En het wondje dus kan stollen. In het kort: Rode bloedcellen Witte bloedcellen Bloedplaatjes
Wel of geen celkern Geen Wel Geen
Plaatsen van vorming Rode beenmerg Rode beenmerg Hele lichaam, rode beenmerg
Aantal per ml bloed 5 x 109 5 x 106 5 x 108
Functies Transport van zuurstof Bescherming tegen ziekte verwekkers Bloedstolling Thema 5 Transport Basisstof 3 Het hart
Het hart bevindt zich in de borstkas, iets links onder het borstbeen. Het hart is ongeveer even groot als een vuist. - Alle blauwe delen bevatten zuurstof arm bloed. - Alle rode delen bevatten zuurstof rijk bloed. In het hart bevinden zich de volgende delen: 1. Aorta
2. Bovenste holle ader
3. Rechter boezem
4. Onderste holle ader
5. Rechter kamer
6. Longslagader
7. Longader
8. Linker boezem
9. Halve maanvormige kleppen

10. Hartkleppen
11. Linker kamer
12. Harttussenwand
Over het algemeen bevind zich in de aders zuurstof arm bloed en in de slagaders zuurstof rijk bloed. Er is echter één uitzondering en dat is de longslagader, deze bevat zuurstof arm bloed, dit omdat deze slagader eerst naar de longen gaat om zuurstof te halen. Delen Functies Kenmerken
Rechter boezem Ontvangt zuurstofarm bloed uit de onderste en bovenste holle ader en voert dit door naar de rechter kamer. Weinig gespierde wand. Rechter kamer Pompt zuurstofarm bloed in de longslagader(s) Gespierde wand. Linker boezem Ontvangt zuurstof rijk bloed uit de longaders en voert dit door naar de linker kamer. Weinig gespierde wand. Linker kamer Pompt zuurstof rijk bloed in de aorta. En zo dus door het hele lichaam. Zeer gespierde wand
Harttussenwand Scheidt de linker- en rechter harthelft
Hartkleppen Verhinderen het terugstromen van het bloed van kamers naar de boezems
Halvemaanvormige
kleppen Verhinderen het terugstromen van bloed van longslagader(s) en aorta. Ook wel slagaderkleppen genoemd. Kransslagader Hierdoor stroomt zuurstofrijk bloed naar de hartspier. Kransaders Hierdoor stroomt zuurstof arm bloed weg uit de hartspier. Werking van het hart
De werking van het hart zijn in drie fase te onderscheiden die elkaar steeds opvolgen. De hartslag begint
1. Systole van de boezems De sinusknoop in de wand van de rechterboezem geeft impulsen af. Spieren in de wand van de boezems trekken zich samen. In de kamers vindt diastole plaats. Bloed stroomt van de boezems naar de kamers. De hartkleppen zij open, de halvemaanvormige kleppen dicht. 2. Systole van de kamers - Spieren in de wand van de kamers trekken zich samen, in de boezems vindt diastole plaats. Bloed stroomt van de kamers naar de longslagader en de aorta. De hartkleppen zijn dicht, de halvemaanvormige kleppen open. Papillairspieren trekken zich samen en verhinderen dat de hartkleppen doorslaan. 3. Hartpauze - Zowel in de boezems als in de kamers vindt diastole plaats. Bloed stroomt van de holle aders en longaders naar de boezems en kamers. De hartkleppen zijn open, de halvemaanvormige kleppen dicht. Systole - Samentrekkingen van hartspierweefsel. Diastole - Ontspanning van hartspierweefsel. Het hartritme
Het hartritme wordt bepaald door de snelheid waarmee de sinusknoop impulsen afgeeft. Het hartritme wordt beïnvloed door: - De bloeddruk (wanneer de bloeddruk s - Hormonen (o.a. adrenaline) - Emoties

Het hartritme is afhankelijk van: - De lichaamsgrootte
Het slagvolume
De hoeveelheid bloed die per hartslag door de linkerkamer in de aorta wordt gepompt. Het slagvolume is afhankelijk van: - De hoeveelheid bloed die vanuit de holle aders de rechterboezem in stroomt. De linkerkamer pompt per hartslag ongeveer evenveel bloed weg als de rechterkamer. Thema 5 Transport Basisstof 4 De bloedvaten
Slagaders en gewone aders verschillen in sommige opzichten van elkaar. Behalve dat een slagader zuurstof rijk bloed vervoert en een ader zuurstof arm bloed vervoert. Slagaders Aders
Bloed stroomt… Van het hart weg Naar het hart toe
De bloeddruk is… Hoog Laag
De want is… Dik en stevig en elastisch Dun en weinig elastisch
De bloedstroom is… Stootsgewijs (kloppend) Regelmatig
Ze liggen meestal… Diep in het lichaam Ondiep in het lichaam
Kleppen zijn… Alleen halvemaanvormige kleppen (aan het begin) Aanwezig, vooral in de arme en benen
Slagaders hebben meestal de naam van het orgaan waar ze naar toe lopen. Aders hebben meestal de naam van het orgaan waar ze vandaan komen. Vb. Longslagader, loopt naar de longen toe
Longader, loopt van de longen af

Haarvaten
Hebben een wand van één cellaag dik, vocht met daarin opgeloste stoffen en witte bloedcellen kunnen door de wand heen de haarvaten verlaten. Thema 5 Transport Basisstof 5 De bloeddruk
De belangrijkste oorzaak van de bloeddruk is het samentrekken van de hartkamers, vooral van de linkerkamer. De bloeddruk in de slagaders is hoger dan de bloeddruk in de aders. De bloeddruk is het hoogst in de linkerkamer en de aorta tijdens het samen trekken van de kamers. In de slagaders gaat de bloeddruk sterk op en neer als gevolg van de hartslag. In de aders is de bloeddruk vaak te laag om de bloedstroom op gang te houden. In de aders helpen andere krachten mee de bloedsomloop op gang te houden: - De stootsgewijze druk van de slagaders die naast de aders liggen. - De samentrekking van skeletspieren. De vertakkingen van slagaders kunnen zich vernauwen of verwijden. Hierdoor kan de hoeveelheid bloed worden geregeld die door een bepaald weefsel stroomt. Als de slagaders naar een skeletspier zich verwijden, stijgt de stroomsnelheid van het bloed dat door die skeletspier stroomt. Regeling van de bloeddruk
De bloeddruk wordt min of meer constant gehouden door aanpassingen van het hartritme (negatieve terugkoppeling): - Als de bloeddruk daalt onder de normwaarde, zorgt de hersenstam ervoor dat het hartritme stijgt, hierdoor stijgt de bloeddruk - Als de bloeddruk stijgt boven de normwaarde, zorgt de hersenstam ervoor dat het hartritme daalt, hierdoor daalt de bloeddruk
De bloeddruk kan verhoogd zijn doordat aan de binnenwand van bloedvaten cholesterol is afgezet (atherosclerose, (slag)aders worden nauwer en minder elastisch). Meten van de bloeddruk
Het meten van de bloeddruk wordt gedaan door een arts het gaat als volgt: - De arts pompt een manchet om de arm op, tot de armslagader geheel is dichtgedrukt - De arts laat lucht uit de manchet ontsnappen, tot de druk in de manchet gelijk is aan de hoogste druk in de armslagader (de bovendruk) - De arts hoort vaatgeruis, doordat na elke samentrekking van de hartkamers de armslagader heel even wordt open gedrukt en een klein beetje bloed doorlaat - De arts laat lucht uit de manchet ontsnappen, tot de druk in de manchet gelijk is aan de laagste druk in de armslagader (onderdruk) - De arts hoort geen vaatgeruis meer, doordat het bloed weer onafgebroken door de armslagader stroomt
De stroomsnelheid van het bloed is het grootst in de aorta en het laagst in de haarvaten. Cholesterol

Aan de binnenwand van de bloedvaten kan cholesterol worden afgezet, de bloedvaten worden nauwer. In een later stadium kan ook kalk worden afgezet, waardoor de wanden van de slagaders stijver en minder elastisch worden (atherosclerose). Door het nauwer worden van de bloedvaten stijgt de bloeddruk. Het hart moet een grotere kracht leveren om het bloed door de vernauwde bloedvaten te pompen. Een sterk verkalkte bloedwand kan gemakkelijk kapot gaan. Er ontstaat een inwendige bloeding (in hersenen: hersenbloeding of beroerte). Er kunnen bloedstolsels ontstaan. Hart- en vaatziekten
Trombose - Als door een bloedstolsel een bloedvat verstopt raakt. Hartinfarct - Als een of meer vertakkingen van een kransslagader verstop raken en een deel van de hartspier geen zuurstof en voedingsstoffen meer krijgt en afsterft. Oplossingen
De beste oplossing tegen hart- en vaatziekten is verkomen dat je ze krijgt. Dit kun je het
beste doen door gezond te leven bijvoorbeeld, niet roken, en genoeg lichaamsbeweging. Als het nou toch allemaal niet zo goed loopt zijn er ook nog operaties die een uitkomst
kunnen bieden: Bypassoperatie - Een stukje bloedvat (uit been) wordt als een omweg aangelegd om het vernauwde deel van de kransslagader. Dotteren - De vernauwing in de kransslagader wordt opgerekt met een soort ballonnetje, via een sneetje in de lies kan de arts via een bloedvat een buisje naar het hart van de patiënt schuiven. Thema 5 Transport Basisstof 6 Weefselvloeistof
Weefselvloeistof ontstaat doordat aan het begin van de haarvaten vocht uittreedt. - Plasma-eiwitten met relatief grote moleculen kunnen de haarvaten niet verlaten. Hierdoor ontstaat een verschil in osmotische waarde tussen de weefselvloeistof en het bloedplasma. - Weefselvloeistof bevat o.a. zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen, hormonen en plasma-eiwitten met kleine moleculen. Weefselvloeistof kan witten bloedcellen bevatten. Functie weefselvloeistof - Zuurstof en voedingsstoffen
naar de cellen toevoeren en koolstofdioxide en andere afvalstoffen van de cellen wegvoeren. Een deel van de weefselvloeistof keert aan het eind van de haarvaten terug in het bloed. Een deel van de weefselvloeistof keert aan het eind van de haarvaten terug in het bloed. - Aan het begin van de haarvaten is de bloeddruk zo hoog dat vocht de haarvaten verlaat. - Aan het eind van de haarvaten is de bloeddruk sterk gedaald. Door het verschil in osmotische waarde tussen weefselvloeistof en bloedplasma wordt er weer vocht in de haarvaten opgenomen. Lymfe

Een deel van de weefselvloeistof wordt opgenomen in fijne lymfevaten. - Lymfevaten verenigen zich tot grotere lymfevaten. In de lymfevaten komen kleppen voor. - Het lymfevatenstelsel voert de lymfe weer terug naar het bloedvatenstelsel. - Lymfeknopen (lymfeklieren) zuiveren de lymfe van o.a. ziekteverwekkers.

REACTIES

H.

H.

Beetje jammer van de spel- en grammatica fouten, inhoudelijk prima.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.