Handeling Afkorting Beschrijving
Bijten Bijt. Knagen aan een materiaal anders dan voer.
Drinken Drink. Water oplikken uit flesje of bakje.
Eten Eet. Pakken van voer in de bek waarop kauwende bewegingen volgt.
Graven. Graaf. Met de voorpoten in de grond heen en weer bewegen; soms wordt het zand met de achterpoten naar achteren gegooid.
Hoogspieden Hs. Recht omhoog staan op de achterpoten met de voorpoten omhoog.
B.1
Gedrag Alle waarneembare activiteiten van een dier.
Gedragselement Handeling, eenheid waaruit gedrag is opgebouwd.
Respons Reactie van een dier (mens) o een prikkel.
Objectief Aan de hand van feiten.
Ethologie Natuurwetenschappelijke studie van gedrag.
Ethogram Een objectieve beschrijving van de verschillende typen
handelingen van een diersoort.
Protocol Een lijst van achtereenvolgens waargenomen handelingen van
een dier.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het gedrag van een dier (of mens) is opgebouwd uit een groot aantal handelingen (of gedragselementen).
Een voorbeeld van een protocol:
B.2
Gedragssysteem Een groep van samenhangende handelingen (gedragsregels)
die een gemeenschappelijk doel en een vaste volgorde hebben.
Gedragsketen Een reeks van handelingen waarbij de ene handeling leidt tot een volgende handeling.
Subsysteem Een deelgroep van handelingen met objectieve waarnemingen.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stekelbaars
Territorium Gebied rond de nestplaats
Vooral andere stekelbaarsjesmannetjes met een rode buik wekken veel agressie op.
Balts Bestaat uit een aantal karakteristieke handelingen die een
gedragsketen vormen. Het mannetje zal de baas vertonen ten
opzicht van vrouwtjes die een opgezwollen buik hebben van de
kuit.
Gedragsketen van de balts:
Zigzagdans Mannetje zigzag zwemmen in de buurt van het vrouwtje.
De baltshouding Schuin omhoog met een holle rug.
Sidderen Stoot met zijn neus herhaaldelijk tegen de staart van het
vrouwtje aan.
Uitwendige bevruchting Mannetje gaat het nest in en bevrucht de eieren.
Gedragsketen van de broedzorg:
Waaieren Staat het mannetje met zijn kop schuin naar beneden voor
het nest en wapper met zijn borstvinnen.
Waterstoom door het nest door het waaieren.
Na ongeveer acht dagen komen de eieren uit.
Hij beschermt de jongen, houdt ze bij de groep.
Na enkele weken neemt de zorg af en de felle kleuren van het mannetje ook.
B.3
Motivatie Drang, bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.
Motiverende Inwendig factoren die de kans bepalen dat een bepaald gedrag
Factoren wordt uitgevoerd.
Prikkel Een invloed uit het milieu op een organisme.
Sleutelprikkel Een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het
veroorzaken van een bepaald gedrag.
Supranormale Een extreem bijzondere en afwijkende prikkel die effectiever is bij
Prikkel het veroorzaken van bepaald gedrag dan de normale
sleutelprikkel.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bij veel diersoorten heeft de daglengte invloed op de voortplanting.
Bij vogels gaat de hypofyse onder invloed van de toenemende hoeveelheid
licht in het voorjaar hormonen afgeven. Onder invloed van deze
hypofysehormonen komen de geslachtsorganen tot ontwikkeling en gaan ze
geslachtshormonen produceren.
Bij amfibieën worden deze processen mede beïnvloed door de temperatuur.
Als in het voorjaar de temperatuur stijgt, gaan amfibieën voortplantingsgedrag
vertonen.
-----------------------------
Kunstmatige prikkels een sterker gedrag opwekken dan de natuurlijke sleutelprikkel.
(Supranormale prikkels)
B.4
Inprenting Een leerproces waarbij iets van de moeder geleerd wordt in
bepaalde korte periode in het leven (de gevoelige periode).
Gewenning Een leerproces waarbij de kans op een reactie op een prikkel
afneemt bij herhaald toedien van een prikkel.
Conditionering Een leerproces waarbij een bepaald gedrag aangeleerd wordt via
beloning en straf.
Trial and error Een leerproces waarbij iets geleerd wordt door fouten te maken
en zo ervaring op te doen bij een bepaald gedrag.
Klassiek Een leerproces waarbij een bepaald gedrag veroorzaakt dat
conditioneren oorspronkelijk door die prikkel niet werd veroorzaakt.
Operant Een leerproces waarbij het effect van het gedrag invloed heeft
conditioneren op de intensiteit waarmee het gedrag (de operant) plaatsvindt.
Operants Eenheden van gedrag. Alle gedragingen die effect hebben
worden tot dezelfde operant gereken.
Imitatie Een leerproces waarbij geleerd wordt door het gedrag van
soortgenoten na te doen. (Nabootsing).
Inzicht Een leerproces waarbij in een onbekende situatie de oplossing
van een probleem gevonden wordt door verschillende vroeger
opgedane ervaringen te combineren.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Geconditioneerde Deze reflex treedt op als een bepaalde niet-natuurlijke conditie
reflex (voorwaarde) is voldaan (Voorwaardelijke reflex).
Skinner-box Een ‘leermachine’ voor dieren.
B.5
Sociaal gedrag Gedrag van soortgenoten ten opzicht van elkaar.
Signalen Handelingen bij sociaal gedrag die als prikkel werken voor een handeling van een ander dier.
Communicatie Het ontvangen van signalen d.m.v. kleuren, geuren, geluiden,
houding of gebaren.
Feromonen Geurstoffen die een belangrijke rol spelen bij de paring.
Balts Gedrag bij dieren, met name vogels dat aan de paring vooraf
gaat en dat de bereidheid tot de paring vergroot.
Soortspecifiek Bij één soort specifiek.
Bronst Gedrag bij veel zoogdieren dat aan de paring vooraf gaat en dat
uitnodigt tot de paring.
Imponeergedrag Gedrag waarbij een individu zich zo groot en indrukwekkend
maakt.
Geritualiseerd Heel vaak voorkomende handelingen bij de balts
gedrag
Ambivalent Conflictgedrag dat is samengesteld uit gedragselementen van
gedrag twee of meer gedragssystemen. Bv. Afwisseling van een aanval
en vlucht bij territoriale grensgevechten.(vb.Conflictgedrag)
Conflictgedrag Gedrag dat veroorzaakt wordt door een conflict tussen
gedragssystemen – dit ontstaat als er voor meerdere
gedragssystemen een even sterke motivatie bestaat.
Bv. Een even grote neiging tot vluchten of aanvallen.
Oversprong- Niet te relevant lijkend gedrag, veroorzaakt door een conflict
gedrag tussen twee gedragssystemen of door het uitblijven van een
sleutelprikkel.
Bijv. Het poetsgedrag van een merel bij een gevecht met een
buurman of het waaieren van een stekelbaarsmannetje nadat het wijfje tijdens de balts is weggevangen.
Door het samenvoegen van twee gedragssystemen wordt een derde gedragssysteem.
Omgericht Conflictgedrag waarbij de agressie wordt gericht op een andere
gedrag soortgenoot. Zinloos gedrag, bijvoorbeeld gericht op een
verkeerd voorwerp.
Territorium Gedrag met als functie het afbakenen van een territorium en het
gedrag verdedigen ervan tegen binnendringende soortgenoten.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Dreiggedrag De dieren vertonen imponeergedrag.
Verzoenings- Het ondergeschikte dier tegenover het dreiggedrag van het
gedrag dominante mannetje. De agressie van dreigende dier doet
afnemen. (Er volgt een korte paring(met v.) of een
schijnparing(met m.)
Staten: Grote groepen met een sterke taakverdeling.
Zoals bij de bijen, De honingbijen, de koningin, de werkbij(de meeste) en de dar.
Werkbijen zijn vrouwtjes waarbij de voortplantingsorganen niet tot ontwikkeling zijn gekomen. Werkbij leeft ongeveer 6 weken.
Darren komen in de zomermaanden en bevruchtten de koninging. Worden daarna weggejaagd en gaan dan snel dood van de honger.
De koningin legt bevruchte eieren(werkbijen) en onbevruchte eieren(darren).
Bijendans Informeren bijen elkaar over een voedselbron.
Kwispeldans Voedselbron op grotere afstand. ( Hoe groter, hoe langzamer)
Rondedans Een rijke voedselbron in de buurt.
Broedzorg Vaak verzorgt óf alleen het vrouwtje óf alleen het mannetje de
eieren en de jongen.
B.6
Normen Gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je eraan moet
houden, deze regels zijn gebaseerd op waarden.
Waarden Fundamentale, gemeenschappelijke ideeën van mensen over
wat zij belangrijk vinden. Bijv. Eerlijk, beleefd zijn, respect
voor anderen, rechtvaardigheid en vrijheid.
Rolgedrag Gedrag van iemand verwachten in een bepaalde situatie.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stampvoeten (bij een baby) is een voorbeeld van omgericht gedrag.
Met wijd geopende open staren naar een persoon is dreiggedrag.
Op het hoofd krabben en het door de haren strijken is overspronggedrag.
REACTIES
1 seconde geleden
T.
T.
aaah zo bedankt, had echt geen tijd dit allemaal nog te moeten maken!! dankjeee !!
12 jaar geleden
Antwoorden