Thema 7 zintuiglijke waarnemingen

Beoordeling 8.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1680 woorden
  • 3 januari 2014
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 8.7
7 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

THEMA 7 ZINTUIGLIJKE WAARNEMING

Bs. 1 Het zenuwstelsel

Vrije zenuwuiteinden: spelen een rol bij de waarneming van druk, temperatuur en pijn.

Pijnpunten: vrije zenuwuiteinden waardoor pijn wordt waargenomen.

Prikkeldrempel: drempelwaarde. De kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt.

Adequate prikkel: die soort prikkel waarvoor de prikkeldrempel van een zintuigcel het laagst is.

Warme- en koudezintuigen: geven alleen aan als er temperatuurverschil is.

Ligging

Adequate prikkel

Waarneming

Gezichtszintuigen

In de ogen

Licht

Zien

Gehoorzintuigen

In de oren

Geluid

Horen

Evenwichtszintuigen

In de oren

Zwaartekracht

-

Reukzintuig

In de neus

Geur

Ruiken

Smaakzintuigen

In de tong

Smaak

Proeven

Drukzintuigen

In de huid

Druk

Voelen

Zintuigstelsel à zintuigen (receptoren)

Zintuigen: bevatten zintuigcellen.

Impulsen: onder invloed van prikkels uit het milieu ontstaan in de zintuigcellen impulsen. Ze worden door sensorische zenuwcellen naar het centrale zenuwstelsel geleid.

HET ONTSTAAN VAN IMPULSEN

In zintuigcellen ontstaan impulsen als een prikkel sterker is dan de prikkeldrempel. De impulsfrequentie is wordt hoger naarmate de prikkel sterker is. Wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt, neemt bij veel typen zintuigcellen de impulsfrequentie af. Dit noem je het verschijnsel van gewenning. Als gevolg van gewenning merk je op een gegeven moment de waarneming niet meer.

Bs. 2 De bouw van het oog

Nr

Naam van het deel

Functie van het deel

1

Traanklier

Het produceren van traanvocht

2

Ooglid

Verspreidt traanvocht over het oog en beschermt het oog

3

Harde oogvlies

Geeft bescherming

4

Wenkbrauw

Zorgt ervoor dat vocht langs de ogen loopt

5

Wimpers

Beschermt de ogen tegen vuil en te fel licht

6

Traanbuis

Voert traanvocht af naar de neusholte

Nr

Naam van het deel

Functie van het deel

1

Hoornvlies

Is doorzichtig waardoor licht het oog binnen kan vallen

2

Lens

Zorgt ervoor dat op het netvlies een scherp beeld ontstaat van wat je wilt zien. (doorzichtig)

3

Iris

Regelt de hoeveelheid licht die door de pupil gaat.

4

Straalvormig lichaam

Zorgt ervoor dat op het netvlies een scherp beeld ontstaat van wat je wilt zien.

5

Harde oogvlies

Beschermt de ogen

6

Vaatvlies

Zorgt voor de voeding van een groot deel van het oog

7

Netvlies

Hierin liggen de zintuigcellen waar onder invloed van lichtprikkels impulsen ontstaan. Op het netvlies ontstaan de beelden op het netvlies.

8

Glasachtig lichaam

Houdt het netvlies op zijn plaats. (doorzichtig)

9

Oogzenuw

Geleidt impulsen naar de hersenen.

10

Oogspier

Kan het oog in de gewenste richting draaien.

Voorste oogkamer: deel van het oog tussen het hoornvlies en de iris. Is gevuld met oogvocht.

Achterste oogkamer: het deel tussen de iris en de lens. Ook gevuld met oogvocht.

Pupil: een opening.

Dekweefselcellen: zitten aan de buitenkant van het hoornvlies, ze nemen de meeste zuurstof op uit het traanvocht.

Netvlies: wordt voorzien van zuurstof en voedingsstoffen door het vaatvlies en door de bloedvaten die tussen het netvlies en het glasachtig lichaam liggen.

Albino: heeft een rode iris, doordat de bloedvaten in de iris goed zichtbaar zijn. De iris is een voortzetting van het vaatvlies aan de voorkant van het oog. Het vaatvlies bevat veel bloedvaten. De rode kleur wordt veroorzaakt doordat het bloed in de bloedvaten tussen het glasachtig lichaam en het netvlies het licht terugkaatst.

Druk: aks de afvoerkanalen verstopt raken of als de productie van het oogvocht te hoog is, kan de druk in een oogbol te hoog worden.

Glaucoom: hierbij kunnen de oogzenuw of het netvlies beschadigd raken. Bij deze ziekte is de oogdruk zo hoog dat de doorbloeding van het vaatvlies minder wordt. Hierdoor krijgen het netvlies en de oogzenuw minder zuurstof en voedingsstoffen, waardoor ze beschadigd kunnen raken.

Blinde vlek: de plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat.

Gele vlek: met de zintuigen van de gele vlek kun je het scherpst zien.

Bs. 3 De werking van de ooglenzen

Lichtbreking: gebeurt door het hoornvlies, het vocht in de voorste oogkamer, de ooglens en glasachtig lichaam.

Breking: als licht het oog binnenvallen worden ze gebroken, in een andere richting gebogen.

LICHTBREKING DOOR LENZEN

twee soorten lenzen:

  1. bolle lenzen: positief, licht wordt gebundeld à geconvergeerd. Afb. 14 + 15
  2. holle lenzen: negatief, licht wordt gespreid à gedivergeerd.

Brandpunt(f): punt waar het licht naar toegaat vanuit de lens. Lens boller à f kleiner

Brandpuntafstand: afstand van het brandpunt tot de lens. Holle lens à f negatief (voor de lens)

Voorwerpafstand: afstand tussen het voorwerp en de lens.

Beeldafstand: de afstand tussen de lens en de plaats waar het beeld wordt gevormd.

Lensformule: 1/b = 1/v + 1/f

Lensbandjes: met behulp van de lensbandjes hangen de ooglenzen in het straalvormige lichaam.

Straalvormig lichaam: hierin liggen de kringspieren

ZIE PAGINE 331 VOOR LICHTBREKING VAN DE HOLLE EN BOLLE LENS

KRINGSPIEREN

Als ze samentrekken wordt de diameter van de straalvormige lichamen kleiner. De lensbandjes zijn dan minder strak gespannen. De ooglenzen worden daardoor minder uitgerekt en worden door hun elasticiteit boller. Afb. 16 + 17.

Als de kringspieren zich ontspannen, wordt door de druk van de glasachtige lichamen de diameter van de straalvormige lichamen groter. De lensbandjes worden strak gespannen en de ooglenzen worden uitgerekt (minder bol).

Wanneer er geen kracht op de ooglenzen wordt uigeoefend, hebben de ooglenzen door hun elasticiteit een maximale bolling.

HET ZIEN IN DE VERTE

  • De ogen zijn in rusttoestand als je naar een voorwerp in de verte kijkt.
  • Kringspieren in straalvormige lichamen zijn ontspannen.
  • Door de druk in de oogbollen worden de straalvormige lichamen groot.
  • De lensbandjes zijn stak aangespannen.
  • De ooglenzen zijn uitgerekt ( zo p[lat mogelijk).
  • Op het netvlies wordt een beeld gevormd van het voorwerp.

HET ZIEN VAN DICHTBIJ

  • als je vervolgens naar een voorwerp binnen 5meter bekijkt ontstaat er een onscherp beeld.
  • De kringspieren trekken zich samen
  • Hierdoor wordt de diameter van de straalvormige lichamen groter
  • De lensbandjes worden minder strak aangespannen
  • Hierdoor zijn de lenzen minder uitgerekt (boller). Accommoderen

Accommodatiespieren: de kringspieren in de straalvormige lichamen.

Reflexmatig: samentrekken en ontspannen van de accommodatiespieren gebeurd reflexmatig.

Zenuwcellen van deze reflexboog behoren tot het autonome zenuwstelsel.

OOGAFWIJKING

Bijziend: dichtBIJ ziend.

  1. De oogbollen zijn te lang, waardoor de afstand van de lens tot het netvlies te groot wordt. Het netvlies ligt dan achter het brandpunt van de ooglens in rusttoestand.
  2. Bijziendheid kan ook worden veroorzaakt doordat de ooglenzen in rusttoestand niet plat genoeg zijn. Lichtstralen van veraf worden dan te sterk gebroken.

Het kan verholpen worden door een bril met een holle (negatieve) lens.

Door een holle lens worden de lichtstralen verspreidt, voordat ze het oog binnen vallen.

Verziend: van VERaf scherp ziend.

  1. De oogbollen zijn te kort, waardoor het netvlies te ver naar voren zit. Het brandpunt van het maximale geaccommodeerde oog komt daardoor achter het netvlies te liggen.
  2. Verziend kan ook worden veroorzaakt doordat de ooglenzen in de maximale geaccommodeerde toestand niet bol genoeg zijn.

Het kan verholpen worden door een bril met een bolle (positieve) lens.

Door een bolle lens wordt de lichtbreking versterkt.


nabijheidpunt: kleinste afstand waarop een voorwerp scherp kan worden waargenomen.

Ouderdomsverziend: bij het ouder worden neemt de elasticiteit van de ooglenzen af. De ogen kunnen zich minder sterk accommoderen. Het kan verholpen worden door een bril waarvan de onderkant boller is dan de bovenkant.

Staar: vertroebeling van de ooglens. Kan veroorzaakt worden door ziekten, maar het kan ook een aangeboren afwijking zijn. Bijvoorbeeld als de moeder besmet is geweest met het rodehondvirus tijdens de zwangerschap.

Bs. 4 De bouw en werking van het netvlies

Impulsen: in het netvlies ontstaan invloed van lichtprikkels impulsen, die vervolgens door de oogzenuw naar de hersenen worden geleid.

Netvlies: bestaat uit; een laag zenuwen, een laag zintuigcellen, een laag pigmentcellen.

Laag pigmentcellen: hierdoor wordt licht geabsorbeerd. Pigment beschermt zintuigcellen tegen de sterke lichtprikkels. Pigmentcellen liggen tegen het vaatvlies. Aks er zwak licht op het netvlies valt, ligt het pigment achter de zintuigcellen, maar als er fel licht op het netvlies valt, verspreidt het pigment zich langs de zintuigcellen.

Laag zintuigcellen: hierin ontstaan impulsen, die door zenuwcellen naar de hersenen worden geleid. Zintuigcellen liggen tegen het glasachtige lichaam aan. Uitlopers van de zenuwcellen verlaten het oog via de oogzenuw.

Bij de blinde vlek gaan de uitlopers door het netvlies, het vaatvlies en het harde oogvlies heen. Het netvlies is hier onderbroken. In de blinde vlek liggen geen zintuigcellen.

STAAFJES EN KEGELTJES

In het netvlies liggen twee soorten zintuigcellen

  1. Staafjes: zijn gevoelig voor bijna alle kleuren zichtbaar licht, maar bijna ongevoelig voor rood licht.
    Met staafjes worden contrasten waargenomen in het zwart-grijs-wit.
    Staafjes hebben een lage prikkeldrempel en ze liggen verspreid over het hele netvlies, maar in de gele vlek en de blinde vlek liggen ze niet.
  2. Kegeltjes: zijn gevoelig voor bepaalde kleuren.
    Er zijn drie verschillende kegeltjes; 1 gevoelig voor rood, 1 gevoelig voor groen, 1 gevoelig voor blauw.
    kegeltjes hebben een hogere prikkeldrempel dan staafjes.
    Ze liggen vooral in de gele vlek en de directe omgeving daarvan. Met dit deel van het netvlies kun je het scherpst zien.
    Aan de rand van het netvlies komen geen kegeltjes voor.

Wanneer je naar een voorwerp kijkt fixeer je je ogen zo, dat het beeld van dat voorwerp precies op de gele vlek valt.

Staafjes: staafjesrood, lichtgevoelige pigmenten in staafjes. O.i.v. licht word dit afgebroken : er ontstaan impulsen : worden voortgeleid door aangesloten zenuwcellen. Tijdens terugvormen staafje tijdelijk ongevoelig, merk je niets van.

Kegeltjes: vergelijkbaar proces : maar staafjesrood word o.i.v elke kleur licht afgebroken. Ze kunnen alle 3 tegelijk geprikkeld worden, dus veel licht waarnemen.

Als alle 3 even sterk worden geprikkeld  is het licht wit.
Staafjes en kegeltjes staan via synapsen in contact met de zenuwcellen in een laag zenuwcellen.
De impulsen van elk kegeltje binnen de gele vlek worden apart doorgegeven aan 1 zenuwcel. Buiten de gele vlek gezamenlijk.


Bij staafjes worden impulsen van meerdere staafjes aan 1 zenuwcel doorgegeven.
Door dit verschil word het beeld met de kegeltjes scherper waargenomen dan die van de staafjes. In de gele vlek wordt het scherpste beeld waargenomen.

Kringspieren: lopen rondom de pupil. Als ze zich samentrekken : word pupil kleiner.
Straalsgewijs lopende spier: lopen van de pupil naar de buitenkant van de iris. Als ze zich samentrekken : word pupil groter.

Het groter en kleiner worden v/d pupil heeft geen invloed op het oppervlak van het netvlies dat word geprikkeld.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.