Thema 6, voortplanting

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 803 woorden
  • 26 juni 2012
  • 98 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
98 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Biologie hoofdstuk 6 voortplanting.

Paragraaf 1.
Geslachtskenmerken = waaraan je kunt zien of iemand een meisje of een jongen is.
Primaire geslachtskenmerken = al vanaf de geboorte aanwezig (penis, vagina, balzak, schaamlippen)
Secundaire geslachtskenmerken = ontstaan vanaf ongeveer het 10e levensjaar (haargroei, borstgroei, zware stem, ronde vormen, bredere heupen)

Lichamelijke veranderingen = groeispurt, voortplantingsorganen gaan functioneren, secundaire geslachtskenmerken ontstaan.
Geestelijke veranderingen = verliefd zijn, seksualiteit gaat rol spelen.
Sociale veranderingen = zelfstandiger worden, soms nare gevoelens.

Paragraaf 2.
Balzak – huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen.
Teelballen – vormen zaadcellen
Bijballen – tijdelijk opslaan van zaadcellen
Zaadleiders – vervoeren zaadcellen
Zaadblaasjes- voegen vocht en voedingsstoffen toe aan zaadcellen
Prostaat – voegt ook vocht toe aan zaadcellen
Urinebuis – vervoert urine en sperma
Sperma – zaadcellen + vocht
Penis – sperma inbrengen in een vagina
Zwellichamen – brengen penis in erectie
Eikel – gevoelig topje van de penis
Voorhuid – huidplooi om de eikel

Zaadlozing = sperma komt met schokken uit de penis.
Kan plaatsvinden door geslachtsgemeenschap / in de slaap / masturbatie

Paragraaf 3.
Eierstokken – ontwikkeling eicellen
Eileiders – vervoeren eicellen
Baarmoeder – ontwikkeling embryo
Vagina – hier komt sperma in en een kind uit bij de geboorte
Kleine schaamlippen – produceren slijm
Grote schaamlippen – liggen om kleine schaamlippen
Clitoris – vangt prikkels op
Maagdenvlies – randje weefsel aan begin v/d vagina

Paragraaf 4.
Ovulatie – vrijkomen van eicel. Deze eicel blijft 12-24 uur in leven, een vrouw is dus drie dagen voor de ovulatie en 1 dag na vruchtbaar.
Menstruatie – afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies als een eicel niet is bevrucht.
Menstruatiecyclus – ovulatie ongeveer om de 4 weken, menstruatie is gemiddeld 14 dagen na de ovulatie.
Zwangerschap.
Een zaadcel komt in de vagina en blijft daar 2-3 dagen in leven. Ze bewegen door de baarmoeder naar de eileiders en er smelt er een samen met de eicel. Deze bevruchte eicel deelt zich een aantal keer en dit klompje cellen wordt afgevoerd naar de baarmoeder. Hier zet het zich vast in het baarmoederslijmvlies. De eerste weken zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding. Daarna ontstaat de placenta. Uiteindelijk komt hier een embryo en daarna een baby.

Paragraaf 5
hetero – andere geslacht
homo/lesbisch – zelfde geslacht.
Nut van seks:
- voortplanting
- het onderhouden van een speciale relatie
- lustbeleving.


Paragraaf 6.
geboorteregeling & anticonceptie.
Elke vier weken is er maar een korte periode waarin een eicel bevrucht kan worden.

Oudste methode: periodieke onthouding.
Geslachtsgemeenschap hebben als de vrouw niet in haar vruchtbare periode is.
Onbetrouwbaar, je kunt niet precies weten wanneer de ovulatie plaatsvindt.

Andere oude methode: coitus interruptus.
Zaadlozing buiten de vagina plaats laten vinden.
Ook onbetrouwbaar, er zit altijd al wat voorvocht dat ook zaadcellen bevat.

Goede methode: het condoom.
Dun rubber wordt om penis geschoven en vangt sperma op. Het beschermt tegen soa’s en is heel betrouwbaar.

Andere goede methode: de pil.
Bevat hormonen waardoor er geen ovulatie meer plaatsvindt. Soms wel bijverschijnselen zoals hoofdpijn, gewichtstoename of misselijkheid. De pil is heel betrouwbaar.

Als je toch zwanger bent geraakt, kun je een morning-afterpil gebruiken, dit kan maar tot drie dagen na de bevruchting. Een abortuspil kan worden gebruikt tot de zevende week. Tot en met de dertiende week kun je zuigcurettage toepassen, het embryo wordt weggezogen. Tot slot kan de late abortus tot de 23e week worden toegepast.

Paragraaf 7.
Zwangerschap:
Eicel wordt bevrucht, deelt zich, gaat via de eileider naar de baarmoeder en nestelt zich in. Daar gaat het groeien en wordt het een embryo. De eerste weken zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding, maar daarna ontstaat er een moederkoek/placenta. Het embryo is via de navelstreng verbonden met de placenta. Zuurstof en voedingsstoffen gaan via het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo. Toch raakt hun bloed niet vermengd. Om het embryo liggen twee vruchtvliezen en daarin zit het vruchtwater. Het embryo drijft hierin.
De bevalling:
Eerst komen er weeën, hierbij trekken baarmoederspieren zich samen. Hierbij wordt de opening groter. Dit heet de ontsluiting. Hierna breken de vruchtvliezen. De weeën worden intussen steeds krachtiger en spieren in de buikwand trekken samen, en door deze persweeën komt het kind naar buiten. Er zijn drie manieren waarop het kind in de baarmoeder kan liggen:
normale ligging: met hoofdje naar beneden.
stuitligging: met beentjes naar beneden.
dwarsligging: in de breedte.
Nadat de baby eruit is, is er de nageboorte. Hierbij worden placenta, resten van de navelstreng en het vruchtvlies uit de vagina geperst.

Paragraaf 8.
Chlamydia – meest voorkomende soa in Nederland.
Ziekteverwekker is een bacterie
ziekteverschijnselen: afscheiding, pijn bij plassen of bloedverlies uit de vagina
Kan leiden tot onvruchtbaarheid bij vrouwen, buitenbaarmoederlijke zwangerschap of bijbalontsteking.
Aids – meest bekende soa
Ziekteverwekker is een virus (hiv)
Het afweersysteem is aangetast, waardoor een patiënt heel snel ziektes krijgt, dus geen specifieke verschijnselen. Aidsremmers vertragen de ziekte, maar kunnen het niet verhelpen.

 

Succes!

REACTIES

R.

R.

Bedankt! Dit heb ik precies nodig voor mijn proefwerk!

11 jaar geleden

F.

F.

Het zou fijner zijn met plaatjes zodat je het extra goed begrijpt, voor de rest fijne samenvatting

10 jaar geleden

H.

H.

super goed gedaan wat floor zei lijkt me ook wel handig met plaatjes

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.