Thema 6 paragraaf 5

Beoordeling 8.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 735 woorden
  • 17 maart 2014
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 8.8
2 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Glad spierweefsel = bestaat uit langwerpige spiercellen. 

  • Elk van deze cellen heeft een celkern.
  • Glad spierweefsel komt voor in holle organen, zoals de darmen.
  • Het word geïnnerveerd door het autonome zenuwstelsel.
  • De samentrekking van de spierweefsel duurt langer dan bij dwarsgestreept spierweefsel
  • De cellen worden daardoor niet zo snel vermoeid.

Dwarsgestreept spierweefsel = bestaat uit spiervezels

  • Elke spiervezel is ontstaan door versmelting van spiercellen, daardoor hebben ze ook veel celkernen
  • Dit spierweefsel zit vaak vast aan het skelet.
  • Sommige met beide uiteinden vast aan de huid.
  • Het samentrekken van de weefsels gaat snel
  • Raken snel vermoeid.

Een skelet is omgeven door bindweefsel = spierschede. Aan de uiteinden van de schede gaat bindweefsel over in pezen.

Pezen  = zo zijn ze verbonden met het skelet.

Een skeletspier bestaat uit een aantal spierbundels die ook weer worden omgeven door bindweefsel. Ze bestaan uit een aantal spiervezels.

Het axon van een bewegingszenuwcel is aan het eind vertak. Iedere vertakking eindigt in een motorisch eindplaatje.

Het motorisch eindplaatje brengt impulsen van de bewegingszenuwcel over op een spiervezel.

Een bewegingszenuwcel vormt een motorische eenheid met alle spiervezels die via het Motorisch plaatje in verbinding staan met deze zenuwcel.

Spiervezels hebben net als zenuwcellen een prikkeldrempel. Als de prikkeldrempel is overschreden, trekken alle spiervezels van een motorische eenheid zich samen. Deze samentrekking is altijd maximaal. Afhankelijk van het aantal motorische eenheden dat zich tegelijkertijd samentrekt, kan de samentrekking van een hele spier krachtig of minder krachtig zijn.

Tussen spierfibrillen bevinden zich veel mitochondriën en glycogeenkorrels.

Elke spierfibril bestaat uit een groot aantal filamenten. Dat zijn  eiwitdraden die uit actine of uit myosine. Daardoor kan je zien onder de microscoop een dwarsstreping zichtbaar  van lichte en donkere banden.

Impulsen komen aan in spiervezel – schuiven actine en myosinefilamenten in elkaar – spiervezel word korter – de lichte banden en dwarsstreping word zeer smal.

Voor het in elkaar schuiven van actine en myosinefilamenten is energie nodig, die energie komt vrij doordat glucagon ervoor zorgt dat glycogeenkorrels word omgezet in glucose.

Sommige motorische eenheden zich samentrekken, ontspannen andere zich juist. Hierdoor raakt een spier snel vermoeit.

Houding en beweging

In een normale, ontspannen toestand is een skeletspier niet maximaal ontspannen.

Elke motorische zenuwcel geeft af en toe een impuls af waardoor een  motorische eenheid zich samentrekt, deze kracht is niet genoeg om de arm te bewegen. De spier oefent daardoor een lichte kracht uit op de aanhechtingsplaats van de pezen.  Dit word spierspanning genoemd

Spieren waarvan de samentrekking tegengesteld effect heeft noemen we antagonisten, voorbeeld van biceps en triceps.

Regelmatige lichaamsbeweging houdt je spieren in een goede conditie. Je spieren raken daardoor minder snel geblesseerd.

Door training kunnen skeletspieren  betere prestaties leveren. Als je op kracht traint, worden de spieren zwaarder. De spieren krijgen dan meer spiervezels en het aantal filamenten in de spierfibrillen neemt toe.  Als je op uithoudingsvermogen traint, neemt vooral de doorbloeding van de spieren toe. De spieren worden dan niet zwaarder.

Paragraaf 6

Zintuigcellen zijn receptoren

Prikkel – impulsen – zintuigcellen geven neurotransmitters af – gevoelszenuw.

Je hebt een heleboel verschillende zintuigen

  • Chemoreceptoren
  • Evenwichtsreceptoren
  • Lichtreceptoren
  • Reukreceptoren
  • Smaakreceptoren

Verder heb je ook nog waar je mee kan tasten, je voel het dan als je het bijvoorbeeld vastpakt:

  1. Tastreceptoren
  2. Drukreceptoren
  3. Koude en warmtereceptoren
  4. Pijnreceptoren

5 verschillende receptoren

  1. Mechanische

Reageren op uiteenlopende vormen van mechanische energie, zoals aanraking ,druk, beweging en temperatuur. Er ontstaat een impuls in  een  mechanische receptor  wanneer het celmembraan uitrekt of buigt.

  1. Chemische

Smaakreceptoren binden zich met opgeloste moleculen. Reukreceptoren binden moleculen uit de lucht. Hierdoor ontstaat een impuls in deze zintuigcellen.

  1. Temperatuur

In de huid reageren ze op warmte en op de kou. Als het boven een bepaalde drempelwaarde komt ontstaat er een impuls

  1. Pijn

Deze bevinden zich in het hele lichaam. Er ontstaan  een impuls in deze recptoren door extreme druk, temperaturen of door chemische stoffen die vrijkomen bij beschadigingen of ontstekingen

  1. Licht.

Zijn zintuigcellen waarin een impuls ontstaat door zichtbaar licht.

Impulsen ontstaan als de prikkel hoger is dan de drempelwaarde.

Het ontstaan van impulsen

Elk type zintuigcel heeft voor elk soort prikkel een bepaalde drempelwaarde of ook wel prikkelwaarde.

Adequate prikkel = is bijvoorbeeld als er licht schijnt op mn oor, doet mijn oor daar niks mee

Niet adequate prikkels =

Gewenning = dat je er na een tijdje wel aan gaat wennen zoals dat je kleren aan je lichaam zitten, of er tegen duwen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.