Biologie samenvatting Thema 5
STEVIGHEID EN BEWEGING
Basisstof Les 1
HET SKELET VAN EEN MENS
De en heeft een inwendig skelet – ook wel geraamte genoemd – dit skelet bestaat uit 200 beenderen (botten)
De botten van een mens:
- Schedelbeenderen: -voorhoofdsbeen
-wandbeen
-achterhoofds-
been
-slaapbeen
-wiggenbeen
-jukbeen
-jukboog
-ooropening
-bovenkaak
-onderkaak
- Halswervel: 7 wervels
- Sleutelbeen: 2
- Schouderblad: 2
- Borstbeen: 1
- Rib: 24
- Opperarmbeen: 2
- Borstwervel: 5
- Lendenwervel: 5
- Heupbeen: 2
- Spaakbeen: 2
- Heiligbeen: 1 (bij je geboorte 5)
- Staartbeen: 1 (bij je geboorte 4)
- Ellepijp: 2
- Handwortelbeentjes: 16
- Middenhandsbeentjes: 107
- Vingerkootjes: 28
- Dijbeen: 2
- Knieschijf: 2
- Kuitbeen: 2
- Scheenbeen: 2
- Voetwortelbeentjes: 14 (inclusief hielbeen)
- Hielbeen: 2
- Middenvoetsbeentje: 10
- Teenkootjes: 28
De schedel wordt gedragen door de wervelkolom, die in de romp naar beneden loopt. De borstwervels, de ribben en het borstbeen vormen samen de borstkast. De schouderbladen en de sleutelbeenderen vormen samen de schoudergordel. De heupbeenderen vormen de bekkengordel of het bekken. Armen en benen worden ook wel ledenmaten genoemd.
De schedel
De meesten schedelbeenderen zitten aan elkaar vast. Tussen deze beenderen is geen beweging mogelijk. De schedelbeenderen van een pas geboren baby zitten niet aan elkaar vast. De dunne vliezige plaatsen tussen de beenderen heten fontanellen. Bij ongeveer anderhalf jaar zijn ze aan elkaar vergroeid.
De functies van het skelet
- Je skelet geeft stevigheid aan je lichaam zonder skelet zou je in elkaar zakken.
- Je skelet geeft ook bescherming aan tere organen.
- Je skelet maakt beweging mogelijk, doordat ze aan elkaar verbonden zijn en door spieren.
- Je skelet geeft vorm aan je lichaam.
Basisstof Les 2
HET SKELET VAN ZOOGDIEREN
- Zoolgangers: deze dieren lopen op hun hele voet. Bijv. een beer
- Teengangers: deze dieren lopen op hun tenen. Bijv. een kat
- Topgangers: deze dieren lopen op het puntje van hun tenen. Bijv. een paard, topgangers worden ook wel hoefgangers genoemd
Basisstof Les 3
KRAAKBEENWEEFSEL EN BEENWEEFSEL
In je lichaam zijn er twee typen weefsels voor stevigheid: kraakbeenweefsel en beenweefsel. Bij beide weefsels komt tussen de cellen tussencelstof.
Bij kraakbeenweefsel liggen de cellen in groepjes tussen elkaar in de tussencelstof. De tussencelstof is zo samengesteld dat het kraakbeen stevig, maar toch buigzaam is.
Bij beenweefsel liggen de cellen in kringen rondom fijne kanaaltjes. In die kanaaltjes zitten bloedvaten. De tussencelstof bij beenweefsel is harder dan bij kraakbeenweefsel. Bij beenweefsel bestaat het voornamelijk uit kalkzout en lijmstof.
Kalkzouten geven stevigheid (hardheid) aan beenweefsel. Lijmstof zorgt ervoor dat het een beetje buigzaam blijft. Als je een bot een tijdje in een zoutzuuroplossing heeft gelegen is het bot buigzaam doordat het kalkzout weg is. Als je het bot in de vlam houdt dan kan je het breken om dat de lijmstof weg is.
Basisstof Les 4
BEENVERBINDINGEN
Beenderen kunnen op 4 manieren aan elkaar vergroeien:
- Vergroeid. Dit bot bestond eerst uit meerdere delen en nu uit 1 bot. Er is geen beweging mogelijk.
- Met een naad. Er is geen beweging mogelijk.
- Met kraakbeen. Het zorgt ervoor dat er nog een beetje beweging in zit.
- Gewrichten. Er is veel beweging mogelijk.
Je hebt 3 typen gewrichten.
- Kogelgewricht. Het gewrichtskogel van het bot draait in de gewrichtskom. Je kan er een ronddraaiende beweging mee maken.
- Scharniergewricht. Het bot beweegt als een scharnier tegen het andere bot. Je kan alleen buigen en strekken.
- Rolgewricht. De twee botten kunnen over elkaar heen rollen. Hierdoor kan je een ledemaat omdraaien.
De bouw van een gewricht
Een gewricht heeft meestal twee botten. Het ene bot heeft een gewrichtskogel en de andere en gewrichtskom. De kogel kan in de kom bewegen. De kogel en kom zijn allebei bedekt meet een laagje kraakbeen. Hierdoor kunnen botten goed bewegen en wordt slijtage tegengegaan. De twee botten zitten met een gewrichtskapsel aan elkaar vast. De binnenkant van het gewrichtskapsel geeft gewrichtssmeer af. Hierdoor kunnen je botten goed blijven bewegen. Om sommigen gewrichten zitten kapselbanden om de botten op hun plaats te houden.
Basisstof Les 5
SPIEREN
Door spieren kan je bewegen. Je hebt een spierenstelsel. Een paar spieren:
- Armbuigspier
- Armtrekspier
- Rugspier
- Buikspier
- Voorste dijspier
- Achterste dijspier
- Kuitspier
Een spier zit met pezen aan een bot vast. Deze plaats noem je de aanhechtingsplaats. Een spier kan samentrekken maar een pees niet. Daardoor wordt de afstand tussen de aanhechtingsplaatsen kleiner en ontstaat er een beweging.
De armbuigspier word ook wel de biceps genoemd. Als je je arm samentrekt gebruik je je biceps, daarom heet hij ook de armbuigspier. Maar met deze spier kan je je arm niet meer strekken. Daarom heb je nog een spier nodig dat is de tricep daarom heet de spier ook wel de armtrekspier.
REACTIES
1 seconde geleden