Thema 4: genetica

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 362 woorden
  • 23 maart 2014
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
28 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Samenvatting biologie thema 4 Genetica

Fenotype: waarneembare eigenschappen van het individu

Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat individu. Deze informatie ligt op chromosomen.

Een gen is een deel van een chromosoom met een erfelijke eigenschap

Het fenotype kan veranderd worden door milieufactoren. Dit heet modificatie.

DNA-sequentie: DNA-volgorde

Epigenetica: de studie van wijzingen in de expressie van een gen of set van genen door milieufactoren zonder dat er wijzigingen in de DNA-sequentie plaatsvinden.

Locus: plaats van een gen in een chromosoom

Een diploïd wezen heeft twee allelen nodig voor een eigenschap.

Heb je twee dezelfde allelen voor een eigenschap: homozygoot

Heb je twee verschillende allelen voor een eigenschap ben je heterozygoot. De dominante allel komt tot uiting, de recessieve niet.

Als de scheiding dominant/recessief minder duidelijk is en ze allebei tot uiting komen: intermediair

Monohybride kruising: overerving van één eigenschap

Dihybride kruising: overerving van twee eigenschappen

Je begint in een kruisingsschema eerste met de ouders (geen je aan met P), dan komen de kinderen (F1). Bijvoorbeeld: P: Aa x Aa. F1: AA: Aa:aa = 1:2:1

X-chromosoom en Y-chromosoom: geslachtshormonen

X-chromosomaal: de genen die in het X-chromosoom liggen, komen echter niet voor in het Y-chromosoom

Onafhankelijke overerving: twee genenparen in verschillende chromosomenparen liggen

Gekoppelde overerving: allelen die in hetzelfde chromosoom liggen

Mitochondriaal DNA: erft normaliter uitsluitend over via de vrouwelijke lijn

Enzymen: eiwitten, die bestaan uit groot aantal aan elkaar gekoppelde aminozuren

DNA-molecuul bestaat uit twee ketens die in een dubbele spiraal om elkaar heen gewonden liggen

Met bouwstenen die nucleotiden worden genoemd. Die bestaat uit fosfaatgroep, desoxyribose en een stikstofbase. Stikstofbase kan zijn:  A, T, C en G. Ze vormen vaste paren (A+T en C+G)

mRNA leest het DNA van een gen af en dan vertaalt een ribosoom de code van het mRNA en wordt het eiwit gemaakt.

De keten die door de mRNA wordt gekopieerd: template-keten

Van een groot deel van het DNA wordt de functie nog niet goed begrepen: niet-coderend DNA

Complete set DNA: genoom

Verandering in de stikstofbasenvolgorde van het DNA of RNA wordt een mutatie genoemd

Meeste gemuteerde genen zijn recessief

Wildtype: fenotype waarbij geen enkele mutatie waarneembaar is

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.