Biologie Thema 2 Planten
01
Ongeslachtelijke voortplanting : Een deel van een individu groeit uit tot een nieuw individu.
Ongeslachtelijke voortplanting vindt plaats door gewone celdeling ( mitose), En de nakomelingen hebben hetzelfde genotype als de ouder.
Bij ééncellige wieren planten zich voort door deling, bijvoorbeeld boomalg.
Bij zaadplanten :
- Stekken : Een stuk van een stengel of blad wordt afgesneden, bijv kamerplanten.
- Knollen : Verdikte stengels met knoppen, bijv aardappelplant.
- Bollen : Verdikte bladeren met knoppen, bijv tulp.
- Uitlopers : Bovengrondse horizontaal groeiende stengels, bijv Aardbeiplant.
- Uitlopers : Bovengrondse horizontaal groeiende stengels, bijv Aardbeiplant
- Wortelstokken : Ondergrondse horizontaal groeiende stengels, bijv lelietje-van-dalen
02
- Bloemkelk : Bestaat uit kelkbladeren, meestal groen.
Functie : Beschermen van de bloem in de knop tegen uitdroging en kou.
- Bloemkroon : Bestaat uit kroonbladeren, Vaak groot en opvallend gekleurd, soms klein en groen. Functie : Aanlokken van insecten.
- Meeldraad : Een mannelijke voortplantingsorgaan. Bestaat uit Helmdraad en Helmknop met helmhokjes. Functie : Vormen van stuifmeelkorrels door reductiedeling in de helmhokjes.
- Stamper : Een vrouwelijke vooortplantingsorgaan. Bestaat uit Stempel, stijl en vruchtbeginsel met één of meer zaadbeginsels
Functie : Vormen van eicellen door reductiedeling in de zaadbeginsels. In elk zaadbeginsel ontstaat er één eicel met kern.
03
- Kruisbestuiving : Stuifmeel van een meeldraad komt op een stempel van een bloem van een andere plant. ( Van dezelfde plantensoort)
- Zelfbestuiving : Stuifmeel van een meeldraad komt op de stempal van dezelfde plant.
- Eenslachtige bloemen : Bevatten alleen meeldraden of alleen stampers.
- Mannelijke bloemen bevatten alleen meeldraden.
- Vrouwelijke bloemen bevatten alleen stampers.
- Tweeslachtige bloemen : Bevatten zowel meeldraden als stampers.
04
Insectenbloemen : Bestuiving door insecten
- De bloemen zijn meestal groot
- De kroonbladeren zijn meestal opvallend gekleurd
- De bloemen geuren
- De bloemen hebben vaak nectar
- De stuifmeelkorrels zijn ruw en kleverig
- De meeldraden produceren weinig stuifmeelkorrels
- De helmknoppen en de stempels zitten binnen de bloemen.
Windbloemen : Bestuiving door de wind
- De bloemen zijn meestal klein en onopvallend
- De kroonbladeren zijn meestal groen
- De stuifmeelkorrels zijn licht en glad
- De meeldraden produceren heel veel stuifmeelkorrels
- De stempels zijn groot en veervormig
- De helmknoppen en stempels steken buiten de bloemen uit
05
- Uit een stuifmeelkorrel groeit een stuifmeelbuis naar een zaadbeginsel. ( Alleen als de stuifmeelkorrel afkomstig is van een plant van dezelfde soort)
- De top van de stuifmeelbuis barst open en de kern van de stuifmeelkorrel dringt de eicel binnen.
- De stuifmeelkorrelkern versmelt met de eicelkern : Er onstaat een bevruchte eicel.
- Door bevruchting ( geslachtelijke voortplanting) ontstaan nakomelingen met nieuwe genotypen.
Veranderingen na bevruchting :
- Uit een bevruchte eicel ontstaat een kiem. Uit een kiem kan een kiemplantje ontstaan.
- Uit een zaadbeginsel ( met een bevruchte eicel) ontstaat een zaad.
- Uit een vruchtbeginsel ontstaat een vrucht.
06
- Verspreding door de wind
- Vruchten en zaden met pluis of vleugels
( bijv akkerdistel, es, esdoorn, paardenbloem)
- Verspreiding door dieren
- Vruchten ( bessen) worden gegeten waarna de zaden onverteerd worden uitgepoept
( bijv hulst, lijsterbes)
- Verspreiding door de plant zelf
- Vruchten springen open, waardoor de zaden worden weggeslingerd
( bijv brem, ooievaarsbek, klein springzaad)
07
Bruine boon bestaat uit :
- Zaadhuid: voor bescherming
- Twee zaadlobben: bevatten reservevoedsel
- Kiem (tussen de zaadlobben): bestaat uit worteltje, stengeltje en 2 blaadjes
Ontkieming hangt af van:
- Temperatuur
- Water
- Zuurstof
Tijdens ontkieming groeit er met behulp van het reservevoedsel in de zaadlob een kiemplantje. Reservevoedsel wordt omgezet in glucose voor verbranding.
Het worteltje vormt wortelharen voor opname water + mineralen
Als stengeltje en blaadjes boven grond komt gaat deze bladgroen vormen; hiermee kan het fotosynthese uitvoeren
Daarna vindt er groei plaats = groter en zwaarder worden van een organisme ( gewone celdeling)
- Celstrekking : Plantencellen groeien langwerpig uit, doordat er veel water wordt opgenomen in de vacuolen.
08
Levenscyclus (een individu sterft, maar de soort blijft bestaan) plant:
Eenjarige planten
- Alleen zaden overwinteren
- Bijv ( klaproos, mais en zonnebloem)
Tweejarige planten
- Slaan meestal reservevoedsel op in wortel om eerste winter te overleven onder grond
- In 2e jaar worden bloemen, vruchten en zaden gevormd
- Bijv. ( peen, suikerbiet, vingerhoedskruid)
Meerjarige planten (= overblijvende planten)
- Kunnen meerdere jaren zaad vormen
- Bijv. ( paardenbloem, tulp, bomen en struiken)
09 + 10
Functies van de wortel:
- Plant vastzetten in de bodem
- Opnemen van water met mineralen
- Opslaan van reservevoedsel (o.a. om te overwinteren)
Twee functies van de stengel:
1. Dragen van de bladeren en bloemen
2. Transport van water met opgeloste voedingsstoffen door de plant > via de vaten. Deze vaten zijn als een groepje gebundeld als vaatbundels
Functie van bladeren = maken van glucose(voedsel) met behulp van fotosynthese
Door alle organen van een plant lopen vaatbundels; groepjes van vaten. In bladeren noem je de vaten nerven.
Er zijn 2 soorten vaten:
1. Houtvaten ( ontstaan door bovenelkaar liggende houtcellen)
- Water met mineralen vervoeren
- Van wortels richting bladeren = opwaartse sapstroom
- Wand bevat cellulose en houtstof
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden