Samenvatting thema 7: opslag, uitscheiding en bescherming

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 708 woorden
  • 27 maart 2018
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
20 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Opslag, uitscheiding en bescherming

1. Een constant inwendig milieu

Kleurloze vocht tussen de cellen van het weefsel noem je weefselvloeistof
Cellen nemen zuurstof en voedingstoffen op uit het weefselvloeistof

Inwendig en uitwendig milieu

  • Inwendig milieu: weefstelvloeistof in je lichaam en het bloedplasma
  • Uitwendig milieu: de omgeving om je heen

Opname, opslag en uitscheiding

  • Opname: door opname uit het uitwendige milieu wordt voorkomen dat het inwendige milieu een tekort aan die stoffen krijgt
  • Opslaan: teveel van een stof in het inwendige milieu, bepaalde organen deze stoffen opslaan. De stof wordt dan aan het interne milieu onttrokken, maar blijft in je lichaam
  • Voorbeelden
    - Lever/spieren --> Glucose omgezet in glycogeen, glycogeen wordt opgeslagen
    - Gele beenmerg van pijpbeenderen en onder de huid --> Vet
  • Uitscheiden: Teveel van een stof in het inwendige milieu, bepaalde organen gaan deze stof uitscheiden. De stof wordt dan aan het interne milieu onttrokken en uit het lichaam verwijderd

2. De lever

De lever ligt rechtsboven in de buikholte tegen het middenrif aan

  • Leverslagader Stroomt zuurstofrijk bloed naar de lever
  • Poortader Stroomt zuurstofarm bloed vanuit de wand van het darmkanaal naar de lever
  • Leverader Stroomt bloed weg uit de lever

Functies

  • Speelt een rol bij het constant houden van het glucosegehalte. Zet glucose om in glycogeen
  • Speelt een rol bij de bewerking van voedingsstoffen
  • Vormt gal die wordt uitgescheiden en tijdelijk wordt opgeslagen in de galblaas
  • Breekt afvalstoffen af
  • Breekt overtollige eiwitten af
  • Haalt gifstoffen uit het bloed

Hepatitis

  • De lever is ontstoken door het hepatitisvirus
  • Kan worden overgedragen door bloed, sperma of vocht uit de vagina

3. De nieren

De nieren liggen boven in de buikholte achter de lever en de maag

  • Nierslagaders Stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren
  • Nieraders Stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren

Niermerg en de nierschors

Vindt de uitscheiding plaats van overtollig water, overtollige zouten, afvalstoffen en schadelijke stoffen. De verwijderde stoffen heten samen urine.

  1. Urine wordt in de nierbekken verzameld en via de urineleiders afgevoerd naar de urineblaas.
  2. In de urineblaas wordt urine tijdelijk opgeslagen

Urine

  • Veel gedronken: licht, veel ureum
  • Weinig gedronken: donker, weinig ureum

4. De huid en het onderhuidse bindweefsel

Opperhuid

  1. Kiemlaag: levende cellen; cellen van de kiemlaag bevatten pigment;
  2. Hoornlaag: dode, verhoornde celresten; als de hoornlaag extra dik is noem je dat eelt.

Door de opperhuid steken haren. Een haar is in de huid omgeven door een haarzakje. Een haarzakje is een uitstulping van de kiemlaag in de lederhuid.

In de haarzakjes bevinden zich talgklieren die talg uitscheiden. Talg is een vettige stof die de haren en de hoornlaag vettig houden.

Onderhuidse bindweefsel

Onder de huid ligt het onderhuidse bindweefsel. Daarin ligt vet opgeslagen in de vetcellen. Het vet dient als reservevoedsel, maar vormt ook een isolerende laag, waardoor je warm blijft

Lichaamstemperatuur

De lichaamstemperatuur blijft constant als er evenwicht is tussen de warmteproductie en de warmteafgifte

5. Afweer

Lichaamsvreemde stoffen zijn stoffen die niet in je lichaam thuis horen

Infectie: ziekteverwekkers komen in je lichaam en vermenigvuldigen zich

De tubercolosebacterie kan zich verspreiden door inademing en zich dan door het bloed verspreiden door het hele lichaam

  • Antistoffen: reactie van witte bloedcellen op ziekteverwekkers
  • Antigenen: eiwitten die normaal niet in het lichaam van een mens komen
  • Een type antistof kan zich maar aan een type antigeen hechten

Als je niet meer ziek wordt van een ziekte ben je immuun

Soorten immuniteit

  • Natuurlijke immuniteit; als je de ziekte al een keer hebt ondergaan en er nu immuun voor bent
  • Kunstmatige immuniteit; immuniteit door een vaccinatie
  • Actieve immuniteit; de ingeënte persoon maakt zelf de antistof
  • Passieve immunisatie; de ingespoten antistoffen maken de antigenen meteen onschadelijk (Je maakt zelf geen antistoffen).

6. Transplantaties en bloedtransfusies

Bij een transplantatie wordt een aangetast weefsel of orgaan vervangen door een ander weefsel of orgaan

Afstotingsreacties worden opgewekt door eiwitten op de cellen van het getransplanteerde weefsel of orgaan. De eiwitten worden gezien als lichaamsvreemde stoffen. Het lichaam gaat antistoffen maken

Auto-immuunziekte: als het afweersysteem een lichaamseigen eiwit niet meer herkend en er antistoffen tegen gaat maken worden cellen met dit eiwit vernietigd

Bloedgroepen

Bloedgroep A

Bloedgroep B

Bloedgroep AB

Bloedgroep O

Bloedfactoren (zie bijlage voor afbeeldingen)

A

B

A+B

Geen A + B

Antistoffen in het bloedplasma

Anti-B

Anti-A

Geen Anti-A

Geen Anti-B

Anti-A

Anti-B

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.