Opslag, uitscheiding en bescherming
1. Een constant inwendig milieu
Kleurloze vocht tussen de cellen van het weefsel noem je weefselvloeistof
Cellen nemen zuurstof en voedingstoffen op uit het weefselvloeistof
Inwendig en uitwendig milieu
- Inwendig milieu: weefstelvloeistof in je lichaam en het bloedplasma
- Uitwendig milieu: de omgeving om je heen
Opname, opslag en uitscheiding
- Opname: door opname uit het uitwendige milieu wordt voorkomen dat het inwendige milieu een tekort aan die stoffen krijgt
- Opslaan: teveel van een stof in het inwendige milieu, bepaalde organen deze stoffen opslaan. De stof wordt dan aan het interne milieu onttrokken, maar blijft in je lichaam
- Voorbeelden
- Lever/spieren --> Glucose omgezet in glycogeen, glycogeen wordt opgeslagen
- Gele beenmerg van pijpbeenderen en onder de huid --> Vet - Uitscheiden: Teveel van een stof in het inwendige milieu, bepaalde organen gaan deze stof uitscheiden. De stof wordt dan aan het interne milieu onttrokken en uit het lichaam verwijderd
2. De lever
De lever ligt rechtsboven in de buikholte tegen het middenrif aan
- Leverslagader Stroomt zuurstofrijk bloed naar de lever
- Poortader Stroomt zuurstofarm bloed vanuit de wand van het darmkanaal naar de lever
- Leverader Stroomt bloed weg uit de lever
Functies
- Speelt een rol bij het constant houden van het glucosegehalte. Zet glucose om in glycogeen
- Speelt een rol bij de bewerking van voedingsstoffen
- Vormt gal die wordt uitgescheiden en tijdelijk wordt opgeslagen in de galblaas
- Breekt afvalstoffen af
- Breekt overtollige eiwitten af
- Haalt gifstoffen uit het bloed
Hepatitis
- De lever is ontstoken door het hepatitisvirus
- Kan worden overgedragen door bloed, sperma of vocht uit de vagina
3. De nieren
De nieren liggen boven in de buikholte achter de lever en de maag
- Nierslagaders Stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren
- Nieraders Stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren
Niermerg en de nierschors
Vindt de uitscheiding plaats van overtollig water, overtollige zouten, afvalstoffen en schadelijke stoffen. De verwijderde stoffen heten samen urine.
- Urine wordt in de nierbekken verzameld en via de urineleiders afgevoerd naar de urineblaas.
- In de urineblaas wordt urine tijdelijk opgeslagen
Urine
- Veel gedronken: licht, veel ureum
- Weinig gedronken: donker, weinig ureum
4. De huid en het onderhuidse bindweefsel
Opperhuid
- Kiemlaag: levende cellen; cellen van de kiemlaag bevatten pigment;
- Hoornlaag: dode, verhoornde celresten; als de hoornlaag extra dik is noem je dat eelt.
Door de opperhuid steken haren. Een haar is in de huid omgeven door een haarzakje. Een haarzakje is een uitstulping van de kiemlaag in de lederhuid.
In de haarzakjes bevinden zich talgklieren die talg uitscheiden. Talg is een vettige stof die de haren en de hoornlaag vettig houden.
Onderhuidse bindweefsel
Onder de huid ligt het onderhuidse bindweefsel. Daarin ligt vet opgeslagen in de vetcellen. Het vet dient als reservevoedsel, maar vormt ook een isolerende laag, waardoor je warm blijft
Lichaamstemperatuur
De lichaamstemperatuur blijft constant als er evenwicht is tussen de warmteproductie en de warmteafgifte
5. Afweer
Lichaamsvreemde stoffen zijn stoffen die niet in je lichaam thuis horen
Infectie: ziekteverwekkers komen in je lichaam en vermenigvuldigen zich
De tubercolosebacterie kan zich verspreiden door inademing en zich dan door het bloed verspreiden door het hele lichaam
- Antistoffen: reactie van witte bloedcellen op ziekteverwekkers
- Antigenen: eiwitten die normaal niet in het lichaam van een mens komen
- Een type antistof kan zich maar aan een type antigeen hechten
Als je niet meer ziek wordt van een ziekte ben je immuun
Soorten immuniteit
- Natuurlijke immuniteit; als je de ziekte al een keer hebt ondergaan en er nu immuun voor bent
- Kunstmatige immuniteit; immuniteit door een vaccinatie
- Actieve immuniteit; de ingeënte persoon maakt zelf de antistof
- Passieve immunisatie; de ingespoten antistoffen maken de antigenen meteen onschadelijk (Je maakt zelf geen antistoffen).
6. Transplantaties en bloedtransfusies
Bij een transplantatie wordt een aangetast weefsel of orgaan vervangen door een ander weefsel of orgaan
Afstotingsreacties worden opgewekt door eiwitten op de cellen van het getransplanteerde weefsel of orgaan. De eiwitten worden gezien als lichaamsvreemde stoffen. Het lichaam gaat antistoffen maken
Auto-immuunziekte: als het afweersysteem een lichaamseigen eiwit niet meer herkend en er antistoffen tegen gaat maken worden cellen met dit eiwit vernietigd
Bloedgroepen
Bloedgroep A |
Bloedgroep B |
Bloedgroep AB |
Bloedgroep O |
|
Bloedfactoren (zie bijlage voor afbeeldingen) |
A |
B |
A+B |
Geen A + B |
Antistoffen in het bloedplasma |
Anti-B |
Anti-A |
Geen Anti-A Geen Anti-B |
Anti-A Anti-B |
REACTIES
1 seconde geleden