Puberteit Hoofdstuk 6 & 7

Beoordeling 4.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 670 woorden
  • 31 maart 2010
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
7 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
6.1

In elke fase in je levensloop vind een verandering plaats.
- Pubertijd  secundaire geslachtskenmerken (geslachtshormonen)
Hypofyse productie van FSH en LH (stimuleert je geslachtsklieren) productie van geslachtscellen & geslachtshormonen
Man  produceren sperma en testosteron
Vrouw produceren eicellen en oestrogenen
• Vruchtbare levensfase is begonnen
= lichamelijke veranderingen
Je hebt ook sociale en psychische verandering  onzekerheden en conflicten met omgeving

6.2
Omgaan met seksuele gevoelens spelen
- Waarden (eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en trouw zijn) een rol
- Normen (regels) een rol
Grote invloed hierop hebben; religie, culturele achtergrond en opvoeding
• Tastzintuigjes
Man eikel
Vrouw clitoris
• Slijmklieren
Man  kliertjes gaan vocht produceren om de urinebuis schoon te maken
Vrouw  de kliertjes gaan vocht produceren om seks mogelijk te maken
• Gebeurtenissen tijdens het vrijen
Aangenaam gevoel, hartslag en bloeddruk hoger, lichaamsgeur veranderd en de spierspanning neemt toe
Man  spieren rond zaadleiders trekken krachtig samen  zaadlozing
Vrouw  de baarmoederspieren trekken een aantal keer flink samen  orgasme
Ongewenste intimiteiten en seksueel misbruik  psychische en lichamelijk schade

6.3
Je hebt bij de bevruchting erfelijke eigenschappen van je vader en moeder mee gekregen=erfelijk  natuur
Je hebt ook eigenschappen die je hebt overgenomen of (aan)geleerd  nature

6.4
SOA’s
- Aids de beruchtste tot nu toe (vaak dodelijk)/HIV
HIV
• Het virus dringt alleen toe in bepaalde cellen (witte bloedcellen/ lyfocyten)
- Syfilis antibiotica
 Zweertjes op plaatsen waar je ze niet wilt
- Gonorroe antibiotica
- Chlamydia  antibiotica
• Gororroe & chamidia
 Pijnlijk branderig gevoel bij het plassen, ongewone afscheiding
- Herpes
 Pijnlijk branderig gevoel bij plassen, vaginale afscheiding, koorts, blaasjes in de schaamstreek
- Genitale wratten

6.5
Anticonceptiemiddelen voorkomen een zwangerschap
- Vrouwencondoom  beschermd tegen soa’s en zwangerschap
- Pil  beschermd tegen zwangerschap (meeste gebruikte middel)
De pil beïnvloed de hormoonhuishouding, het verhindert
 Eicelrijping
 Eisprong
 Belemmert de toegankelijkheid voor zaadcellen
 Ontstaat een minder dik baarmoederslijmvlies
- Sterilisatie
Definitieve manier van geboorteregeling
Eileiders en zaadleiders worden onderbroken
- Morning- afterpil en overtijdbehandeling
= een middel dat kan gebruikt worden wanneer de pil heeft gefaald

7.1

Nageslacht
- geslachtelijke voortplanting
• nakomelingen niet het zelfde erfelijke materiaal
• gunstig bij een veranderende omgeving
- ongeslachtelijke voortplanting
• nakomelingen de zelfde erfelijke eigenschappen
• gunstig bij een niet veranderende omgeving

7.2
Meiose
= het ontstaan van geslachtscellen
- geslachtscellen(gameten) met de helft van de erfelijke informatie (2n n)
- 23 chromosomen
2n = diploïd
n= haploïd
jongens
- productie vind plaats in de zaadballen
- opslag in de bijbal (hier is de temp optimaal)
- zaadlozing 350 miljoen zaadcellen vrij
acrosoom  bevat eiwit afbrekende enzymen (belangrijk bij eicel binnendringen)
meisjes
- voorlopercellen liggen in eierstokken
- laagje hulpcellen + voorlopercel  follikel
- per maand rijpt 1 follikel
geboorte 2milj voorloopcellen  begin pubertijd 400.000 van over  in de vruchtbare periode ontwikkelen zich maar 400 tot 500 voorloopcellen uit tot eicel
mens 46 chromosomen/ DNA-moleculen
zaadcel(kleinste menselijke cel)  23 chromosomen/ DNA-moleculen
eicel(grootste menselijke cel)  23 chromosomen/ DNA-moleculen
opruiming van zaadcellen na 12 dagen geen zaadlozing
- de witte bloedcellen ruimen de zaadcellen op  fagocytose
bron 6 tm 10 blz171, 172

7.3
1 x per maand een eisprong  moment van bevruchting
bevruchte eicel (zygote) door een zaadcel + bevruchtingmembraan (verhindert nog een zaadcel)  door eileider  klompje cellen in de baarmoeder  nesteling in het baarmoederslijmvlies  ontstaan van placenta  na 40 weken geboorte
geboorte: baby moet indalen  sterke samentrekkingen van de spierlaag van de baarmoeder (weeën)  genoeg ontsluiting  persweeën die het kindje naar buiten duwt  naweeën om de placenta naar buiten te krijgen
• bevruchte eicel begint al in de eileider te delen ( klievingdeling)
• placenta dient voor
 voedingsorgaan
 uitscheidingsorgaan
 gaswisselingsorgaan

7.4

Vrouwen
- rijp maandelijks één eicel
- na 13 dagen vind de ovulatie plaats
- hierna vormen de resterende cellen van de follikel  het geel lichaam
- in de baarmoeder groeit iedere maand het baarmoederslijmvlies  geen zwangerschap  deel van het baarmoederslijmvlies word afgestoten = menstruatie
 menstruatie cyclus
- hormonen
 hypofyse hormonen
• FSH
• LH
 Eierstokhormonen
• Oestrogeen
• Progesteron
 Bij zwangerschap  hormoon HCG van het embryo het geel lichaam in stand + progesteron productie
Maandelijkse cyclus
1. Groei van 5 -12 follikels in de eierstok  2. eicel barst uit de follikel na ong. 14 dagen  3. eicel komt terecht in de eileider  niet bevruchte eicel gaat dood  afbraak eicel in de eileider  resterende cellen van follikel leven nog  nemen veel vetachtige stoffen op  geel lichaam
2 & 3 zijn de ovulatie
FSH stimuleert de rijping van een follikel
LH stimuleert de ovulatie in de vorm van het gele lichaam
Oestrogeen en progesteron uit de eierstokken beïnvloeden dikte en samenstelling van het baarmoederslijmvlies
Mannen
Hypofyse hormonen FSH & LH + testosteron = mannelijke vruchtbaarheid

Hypofyse hormonen

Baarmoederslijmvlies

Eicel en geel lichaam

Geslachtshormonen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.