Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Planten en cellen

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1395 woorden
  • 19 juni 2004
  • 163 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
163 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Planten Planten zijn overal om ons heen. Bomen en struiken. De een opvallend en de een onopvallend. Planten zijn net als mensen en dieren levende wezens. Maar planten zitten heel anders in elkaar dan mensen of dieren. Verschillen: overeenkomsten: Plant kan niet lopen bestaat uit organen en cellen
Staat vast in de grond heeft water en voedsel nodig
Is heel anders opgebouwd om te overleven
Een plant bestaat uit: bloem (bron 2) Stengel Blad(eren) Wortels

De bloem zorgt voor vruchten en zaden en is bij insecten fel gekleurd om ze aan te trekken en te bestuiven (later in samenvatting) Windbloemen zijn minder opvallend en kleiner omdat ze door de wind bestoven worden (ook later in samenvatting) De stengel (ook wel: steel) zorgt voor de stevigheid en aanvoer van water. De bladeren zijn de belangrijkste organen. Een plant maakt er zijn eigen voedingstoffen. Door een blad lopen nerven, die zorgen voor stevigheid en aanvoer van water. Met de wortels neemt de plant grondwater op en kan hij tegen harde wind door de stevigheid. Met een loep kun je de plant van buiten bekijken. Je kan dan haartjes zien. Maar met een microscoop kun je de cellen van een plant zien. Een cel bestaat uit: De celkern (bron 4) Het cytoplasma De vacuole De celwand En bladgroenkorrel(s) De celkern regelt alles in de cel. Je kunt het vergelijken met de hersens van een mens
Het grootste deel van de cel bestaat uit cytoplasma. Dat is een stroperige vloeistof
De vacuole licht midden in d cel. Dit is een blaasje met water erin. De celwand is de buitenkant van de cel. De bladgroenkorrels geven het blad de groene kleur. Er zijn 2 soorten cellen: Kruidachtige plantencellen (bron 5) Houtachtige plantencellen
Kruidachtige planten (b.v. viooltje) hebben water nodig om niet slap te gaan hangen. Ze hebben water nodig voor de stevigheid. Ze zuigen water op en pompen dat in de vacuole van de cel, die zet uit en de cel word stevig. Houtcellen hebben een dikke celwand (zoals bomen). Die blijven wel stevig als er geen water is. Als een boom of struik watergebrek heeft zie je dat alleen aan de bladeren. Balderen hebben geen houtcellen. Zaden. Zaden ontstaan in een bloem en zitten in een bloem. Een bruinbrood beeft via de naven (bron 7) vastgezeten aan de peulvrucht. Boven de navel zit het poortje. Het poortje neemt water op. De buitenkant van de zaad heet zaadhuid. Daaronder zitten 2 zaadlobben. In de zaadlobben word reserve voedsel opgeslagen. Tussen de zaadlobben zit de kiem. De kiem is het plantje en heeft al een worteltje, stengel en blaadjes. Een boon kan in korte tijd ontkiemen als het vochtig is. Zonder water gebeurt er niets. Door het poortje komt dan vocht, de boon zwelt op en de zaadhuid knapt open. Eerst komt het worteltje naar buiten. Daarna volgen de stengel en de blaadjes (bron 9). Tijdens het ontkiemen haalt de kiem het voedsel uit de zaadlobben. Daardoor word de zaadlob steeds kleiner en vallen af. Het groter en zwaarder worden van organisme is groei. Als de wortel en stengel langen worden is dat lentegroei. Een plant maakt vooral cellen bij in het topje van de tak of wortel. Ieder jaar ontstaat er een ringlitteken. Het deel tussen 1 ringlitteken is dus een jaar oud. Een tak word langer vanuit de eindknoppen. Om een eindknop zitten knopschubben die de eindknop beschermen tegen aanvreten en kou. Als de tak langer word vallen de knopschubben af (bron 11). Waar de knopschub afvalt komt ringlitteken. Een plant groeit in de lengte maar ook in de dikte, al valt dit minder op. (Al het groeien heet ontwikkeling.) In een stam zit een groeilaagje. Daar worden nieuwe cellen gemaakt. dat gebeurt vooral in de lente en zomer. Het stuk hout dat in 1 jaar ontstaat heet een jaarring. Als je een boom doorzaagt kun je de jaarringen zien (bron 12). Aan de jaarringen kun je zien: Hoe oud een boom is Of het een droog of vochtig jaar was Hoe de wind heeft gestaan
Hoe oud -> aantal ringen
Droog of vochtig -> dikke of dunne ringen Wind heeft gestaan -> naar 1 kant geduwd
De plant neemt water op met de wortels. In het water zitten de voedingstoffen (mineralen). Die heeft de plant nodig om nieuwe cellen te maken. Alle wortels bijeen is het wortelstelsel (bron 15). Aan de uiteinden van de wortels zitten de wortelhaartjes, dat zijn dunne uitsteeksels waardoor het water word opgenomen. Maar ze zijn erg kwetsbaar. Het water word dan via de stengel naar de bladeren gepompt. In de stengel zitten de vaatjes. Dat zijn de kanaaltjes waardoor het water stroomt. Ze liggen meestal met een groep bij elkaar. Dan zijn het vaatbundels. Ze beginnen in de wortels en lopen zo door de stengel naar de bladeren. Zo kan het water overal komen. In de bladeren zitten huidmondjes. Door de huidmondjes vardamp het water zodat er nieuw water (met mineralen) aangevoerd kan worden. Als het erg droog is gaan de huidmondjes dicht. Anders zou de plant teveel vocht verliezen en uitdrogen. Planten kunnen niet alleen leven van water en mineralen. Planten hebben licht nodig om zelf voedingstoffen te maken. Dat gebeurt in het blad. In de cellen van het blad zitten de bladgroenkorrels. Die zorgen voor de kleur en maak van glucose. Dit kan alleen als de plant genoeg zonlicht krijgt. Dit proces heet fotosynthese. Bloemen dienen uit de voortplanting. Aan de meeste bloemen zitten dan ook vaak dezelfde onderdelen: De stamper (bron 23) De meeldraden De kroonbladeren De kelkbladeren De bloembodem Het nectarkliertje Tussen de stengel en de rest zit de bloembodem. Dit is een verdikking waarop alles vastzit. Onderaan zitten de kelkbladeren. Dat zijn kleine groene blaadjes die de bloem beschermen als de bloem nog in de knop zit. De grote gekleurde bladeren zijn de kroonbladeren. Met die kleuren trekt de bloem insecten aan. Onder in de bloem zit nectar, een zoete vloeistof die in de nectarkliertjes gemaakt wordt. De voortplanting van de bloem begint bij de bestuiving.dat is het overbrengen van stuifmeel van de meeldraden naar de stamper. Stuifmeel ontstaat in de helmknoppen. Dat zijn de bolletjes bovenop de meeldraden (bron 24). Als insecten nectar willen, moeten ze daarvoor onderin de bloem kruipen. Hij raakt dan de meeldraden. Er blijft wat stuifmeel op zijn lichaam plakken. Als hij dan een andere bloem ingaat raakt hij de stempel. Dat is het bovenste deel van de stamper. De stempel is kleverig. Daardoor blijft het stuifmeel kleven. De bestuiving is klaar. Bloemen die door insecten bestoven worden heten insectbloemen. Maar er zijn ook windbloemen. Windbloemen worden door de wind bestoven. Windbloemen zijn kleiner en minder opvallend. De meeldraden van de bloem steken ver van de bloem uit. Zo kan de wind er makkelijk bij (bron25). Na de bestuiving komt de bevruchting (bron 16). Er zit dan een stuifmeelkorren op de stamper. Uit de stuifmeelkorrel groeit een buisje naar het vruchtbeginsel. In het vruchtbeginsel liggen de zaadbeginsels. Het buisje groeit naar één zaadbeginsel toe. Dan volgt de bevruchting. De inhoud van de stuifmeelkorrel worden één geheel. Het bevruchte zaadbeginsel groeit daarna uit tot zaad. Tegelijkertijd groeit het vruchtbeginsel met daarin het bevruchte zaadbeginsel uit tot een vrucht. Cellen zijn zo klein dat je een microscoop nodig hebt om ze te bekijken. Een microscoop bestaat uit: Oculair (bron 31) Tubus Grote scherpstelschroef Kleine scherpstelschroef Revolver Objectief Klemmetjes Preparaat Tafel Diafragma Lampje
Door het oculair kijk je. Het is de 1ste lens. De Tubus is de buis waar de lenzen aan vast zitten. Met de grote scherpstelschroef kun je snel op en neer. Met de kleine scherpstelschroef kun je preciezer scherpstellen. Aan de revolver zitten 3 2de lenzen vast. Je kan hem draaien voor een andere vergroting. Het objectief is een van de 3 2de lenzen. Met de klemmetjes klem je het object wat je bekijkt vast. Het preparaat is wat je bekijkt. Op de tafel zitten de klemmetjes en leg je het preparaat. Met het diafragma regel je de hoeveelheid licht van het… Het lampje is voor de belichting van het preparaat. Als je wat wilt bekijken doe je: 1. Draai de Tubus omhoog met de grote scherpstelschroef. 2. Leg het preparaat op de tafel onder de klemmetjes. 3. Dan draai je de revolver tot de kleinste vergroting

4. Je zoekt beeld met de grote scherpstelschroef. 5. Je probeert het scherp te krijgen met de kleine scherpstelschroef. Als je door een microscoop kijkt moet je altijd 2 ogen open houden anders kun je misselijk worden.

REACTIES

M.

M.

hej ik vind het een goede samenvatting en het komt me best bekend voor want al die dingen staan in ons biologieboek. Heb je die dingen ook uit dat boek gehaald. Het boek heet trouwens: nectar.
Stuur ff wat terug

18 jaar geleden

Leonore

Leonore

Hoi!
Jij hebt gezegd dat een cel bestaat uit:
Het cytoplasma
De vacuole
De celwand
En bladgroenkorrel(s)

Maar je hebt ook nog het Celmembraan en het Cytoplasma.

4 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.