Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Nectar H8 2 vwo

Beoordeling 8.1
Foto van Phileine
  • Samenvatting door Phileine
  • 2e klas vwo | 531 woorden
  • 15 juni 2022
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
13 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

8.1

Orgaanstelsels (bron 2)

  • Verteringsstelsel: voedsel klein maken, zodat de voedingsstoffen naar je bloed kunnen gaan.
  • Ademhalingsstelsel: zuurstof opnemen in je bloed en koolstofdioxide afgeven aan de lucht.
  • Bloedvatenstelsel: stoffen zoals voedingsstoffen, zuurstof en koolstofdioxide vervoeren.
  • Uitscheidingsstelsel: afvalstoffen uit je bloed verwijderen en buiten je lichaam brengen.
  • Zenuwstelsel: organen laten werken en laten samenwerken.

Energie door verbranding (bron 3 en 4)

  • Je cellen krijgen energie door verbranding:
    glucose + zuurstof → energie + koolstofdioxide + water
  • Glucose bevat energie. Zuurstof is nodig om glucose te verbranden, zodat energie vrijkomt.
  • Afvalstoffen van de verbranding raakt je lichaam als volgt kwijt:
    – koolstofdioxide door je longen
    – water door je nieren (urine), huid (zweet) en longen (uitademen)
  • Energie gebruik je onder andere voor: beweging, warm blijven, denken, stoffen maken en stoffen afbreken.

* Cellen (bron 5)

  • Celmembraan: buitenkant van de cel. Laat bepaalde stoffen passeren en andere niet.
  • Cytoplasma: water met opgeloste stoffen.
  • Cellen bestaan uit organellen:
    – celkern: bevat DNA met ‘recepten’ voor eiwitten; regelt alles in de cel
    – ribosomen: produceren eiwitten
    – endoplasmatisch reticulum: vervoeren eiwitten
    – mitochondriën: maken energie vrij uit glucose


8.2

Ademhalen (bron 3)

  • Inademen: ribben omhoog en middenrif plat → borstholte groter → longen groter → luchtdruk kleiner → lucht in de longen.
  • Uitademen: ribben naar beneden en middenrif bol → borstholte kleiner → longen kleiner → luchtdruk groter → lucht uit de longen.
  • Borstademhaling: tussenribspieren en zwaartekracht.
  • Buikademhaling: middenrifspieren en elastische buikwand.

Zuurstof in het bloed (bron 4 en 5)

  • De lucht komt via neusholte, keelholte, luchtpijp, bronchiën en luchtpijptakjes in de longblaasjes.
  • In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats:
    – Zuurstof gaat vanuit de lucht naar het bloed.
    – Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de lucht.
  • Hoe vaak je ademt wordt geregeld door de hoeveelheid koolstofdioxide in het bloed.

Ademhaling regelen (bron 7 en 8)

  • Ademfrequentie: aantal ademhalingen per minuut.
  • Koolstofdioxide-zintuigcellen in de bloedvaten meten de hoeveelheid koolstofdioxide in het bloed.
  • Impulsen gaan van koolstofdioxide-zintuigcellen naar het ademcentrum in de hersenen.
  • Vanuit het ademcentrum gaan impulsen naar de spieren voor de ademhaling.
  • Een hoger koolstofdioxidegehalte zorgt voor een hogere ademfrequentie.

Schone en vochtige lucht (bron 9)

  • Slijmvlies in de neusholte, luchtpijp en bronchiën maakt de lucht schoon en vochtig.
  • Trilhaartjes zwiepen slijm met vastgeplakt stof en ziekteverwekkers naar de keelholte.
  • Door via de neus in te ademen wordt de lucht warmer en ruik je de lucht beter.

Longvolume en ademvolume (bron 11)

  • Het ademvolume in rust (Vrust) is een halve liter.
  • Totaal longvolume = vitale capaciteit + restvolume.

8.3

Bloed vervoert stoffen (bron 3)

  • Bloed bestaat uit bloedplasma (vloeistof) met daarin vooral veel rode bloedcellen.
  • Bloed vervoert de meeste stoffen, zoals glucose, in het bloedplasma.
  • Rode bloedcellen vervoeren zuurstof met behulp van hemoglobine.

Hart pompt het bloed rond (bron 5 en 6)

  • Het hart bestaat uit twee boezems en twee kamers.
  • Kleppen zorgen ervoor dat bloed niet terugstroomt.
    – Tussen de boezems en kamers zitten hartkleppen.
    – Tussen de kamers en de slagaders zitten slagaderkleppen.
  • Een hartslag bestaat uit drie stappen:
    1 Boezems trekken samen: bloed naar kamers.
    2 Kamers trekken samen: bloed naar slagaders.
    3 Hartpauze: de hartspier is ontspannen.

Hartslag (bron 7, 8 en 9)

  • De sinusknoop in de rechterboezem geeft impulsen af: de boezems trekken samen.
  • De AV-knoop laat de impulsen vertraagd door naar de harttussenwand.
  • Vanuit de hartpunt gaan impulsen over de kamerwanden: de kamers trekken samen.
  • Vervolgens is het hart in rust.
  • Op een ecg kun je de elektrische activiteit van de hartslag zien.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.