8.1
Orgaanstelsels (bron 2)
- Verteringsstelsel: voedsel klein maken, zodat de voedingsstoffen naar je bloed kunnen gaan.
- Ademhalingsstelsel: zuurstof opnemen in je bloed en koolstofdioxide afgeven aan de lucht.
- Bloedvatenstelsel: stoffen zoals voedingsstoffen, zuurstof en koolstofdioxide vervoeren.
- Uitscheidingsstelsel: afvalstoffen uit je bloed verwijderen en buiten je lichaam brengen.
- Zenuwstelsel: organen laten werken en laten samenwerken.
Energie door verbranding (bron 3 en 4)
- Je cellen krijgen energie door verbranding:
glucose + zuurstof → energie + koolstofdioxide + water
- Glucose bevat energie. Zuurstof is nodig om glucose te verbranden, zodat energie vrijkomt.
- Afvalstoffen van de verbranding raakt je lichaam als volgt kwijt:
– koolstofdioxide door je longen
– water door je nieren (urine), huid (zweet) en longen (uitademen)
- Energie gebruik je onder andere voor: beweging, warm blijven, denken, stoffen maken en stoffen afbreken.
* Cellen (bron 5)
- Celmembraan: buitenkant van de cel. Laat bepaalde stoffen passeren en andere niet.
- Cytoplasma: water met opgeloste stoffen.
- Cellen bestaan uit organellen:
– celkern: bevat DNA met ‘recepten’ voor eiwitten; regelt alles in de cel
– ribosomen: produceren eiwitten
– endoplasmatisch reticulum: vervoeren eiwitten
– mitochondriën: maken energie vrij uit glucose
8.2
Ademhalen (bron 3)
- Inademen: ribben omhoog en middenrif plat → borstholte groter → longen groter → luchtdruk kleiner → lucht in de longen.
- Uitademen: ribben naar beneden en middenrif bol → borstholte kleiner → longen kleiner → luchtdruk groter → lucht uit de longen.
- Borstademhaling: tussenribspieren en zwaartekracht.
- Buikademhaling: middenrifspieren en elastische buikwand.
Zuurstof in het bloed (bron 4 en 5)
- De lucht komt via neusholte, keelholte, luchtpijp, bronchiën en luchtpijptakjes in de longblaasjes.
- In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats:
– Zuurstof gaat vanuit de lucht naar het bloed.
– Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de lucht.
- Hoe vaak je ademt wordt geregeld door de hoeveelheid koolstofdioxide in het bloed.
Ademhaling regelen (bron 7 en 8)
- Ademfrequentie: aantal ademhalingen per minuut.
- Koolstofdioxide-zintuigcellen in de bloedvaten meten de hoeveelheid koolstofdioxide in het bloed.
- Impulsen gaan van koolstofdioxide-zintuigcellen naar het ademcentrum in de hersenen.
- Vanuit het ademcentrum gaan impulsen naar de spieren voor de ademhaling.
- Een hoger koolstofdioxidegehalte zorgt voor een hogere ademfrequentie.
Schone en vochtige lucht (bron 9)
- Slijmvlies in de neusholte, luchtpijp en bronchiën maakt de lucht schoon en vochtig.
- Trilhaartjes zwiepen slijm met vastgeplakt stof en ziekteverwekkers naar de keelholte.
- Door via de neus in te ademen wordt de lucht warmer en ruik je de lucht beter.
Longvolume en ademvolume (bron 11)
- Het ademvolume in rust (Vrust) is een halve liter.
- Totaal longvolume = vitale capaciteit + restvolume.
8.3
Bloed vervoert stoffen (bron 3)
- Bloed bestaat uit bloedplasma (vloeistof) met daarin vooral veel rode bloedcellen.
- Bloed vervoert de meeste stoffen, zoals glucose, in het bloedplasma.
- Rode bloedcellen vervoeren zuurstof met behulp van hemoglobine.
Hart pompt het bloed rond (bron 5 en 6)
- Het hart bestaat uit twee boezems en twee kamers.
- Kleppen zorgen ervoor dat bloed niet terugstroomt.
– Tussen de boezems en kamers zitten hartkleppen.
– Tussen de kamers en de slagaders zitten slagaderkleppen.
- Een hartslag bestaat uit drie stappen:
1 Boezems trekken samen: bloed naar kamers.
2 Kamers trekken samen: bloed naar slagaders.
3 Hartpauze: de hartspier is ontspannen.
Hartslag (bron 7, 8 en 9)
- De sinusknoop in de rechterboezem geeft impulsen af: de boezems trekken samen.
- De AV-knoop laat de impulsen vertraagd door naar de harttussenwand.
- Vanuit de hartpunt gaan impulsen over de kamerwanden: de kamers trekken samen.
- Vervolgens is het hart in rust.
- Op een ecg kun je de elektrische activiteit van de hartslag zien.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden