Bio H7,1
Biotische factor: invloed die een organisme heeft op andere organismen (zoals voor het rendier, de, de mug en de mens). Elk soort beïnvloedt zijn omgeving via biotische factoren sommige positieve de ander negatief, naast biotische factoren beïnvloeden ook abiotische factoren het leven van het organisme uit de levenloze natuur zoals: regen, wind, zonlicht, tempratuur en de grondsoort
Elke abiotisch factor bepaalt mee of een dier of plantensoort kan overleven in een bepaald ecosysteem, voor iedere abiotische factor heeft elk soort zijn eigen tolerantiegebied: gebied omvat alle waarden van een abiotische factor waarbij een bepaalde soort kan overleven, bij waarden buiten de tolerantiegrenzen sterven alle organismen van die soort bij de maximum en minimumwaarden kunnen weinig individuen overleven, de meeste komen voor rond de optimumwaarden van de abiotisch factor
Naamgeving:
Biologen gebruiken liever de wetenschappelijke naam in het latijn, de wetenschappelijke naam bestaat uit 2 delen soms met een toevoeging
- Voorop met hoofletter staatnaam van geslacht waartoe organisme behoort bij een rendier is dat Rangiger , een geslacht hoort bij een groep verwanten
- Na geslachtsnaam komt de soortaanduiding voor het rendier is dat tarandus geschreven met een kleinen letter, soort: een groep organisme die zich onderling geslachtelijke voorplanten en vruchtbare nakomelingen krijgen
- Achter de 2delige naam staan soms nog een letter of naam dat is dan van de ondersoort of een toevoeging bv l van Linnaeus, is de persoon die de soort als eerst beschreven heeft
Ondersoort: meestal een geografisch afgescheiden groep soortgenoten met iets afwijkende kenmerken, hebben mensen een groep dieren gefokt of planten gekweekt is het een ras
Ordening:
Ordenen heeft een doel, het voorkomt verwarring en onnodig zoeken, Linnaeus bedacht niet allen wetenschappelijke naamgeving maar ook systeem ordening, hij plaatste soorten bij elkaar in steeds groter groepen, organisme-soorten-geslachten-families-ordes, een aantal soorten met gemeenschappelijke kenmerken vormt samen een geslacht, een aantal geslachten vormt samen een familie, samen horen ze tot de order van vleeseters. Boven de orde zetten Linnaeus de rijken zoals wolvenrijk tegenwoordig plaatsen biologen boven de rijken nog de domeinen: groep organisme met een vergelijkbare cel bouw (wolven tot eukaryoten, die cellen hebben met celkern). Via DNA-onderzoek verbeteren ze de indeling van de soort daarom veranderen namen soms
Bio H7.2
Populatie: alle organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied, de populatiegrootte: aantal individuen van de populatie. Populatiedichtheid: het aantal individuen per eenheid van oppervlakte te berekenen door populatiegrootte: aantal m2 of hectares
Draagkracht: is het maximale populatiegrootte waarvoor in een gebied voldoende voedsel, schuil- en nestplaatsen zijn zodat de populatie op peil blijft, als ze geen natuurlijke vijanden hebben dan maar door dieren uit de kudde weg te halen of erop te jagen zorgt hij ervoor dat de populatiegrootte net onder de draagkracht blijft
- Plaag; een populatie overschrijdt de draagkracht
Ook planten soorten kunnen snel in aantal toenemen ,vb is Ambrosia artemisiifolia deze plant uit Amerika is via Vogelzaad hier gekomen en vervolgens verwilder, de alsemambrosia is een exoot: soort die in een andere vreemde leefomgeving is terecht gekomen doe de snelle voortplanting en weinig natuurlijke vijanden neemt populatie in Nederland snel toe Inmiddels is de plant een plaag. Planten groeien, bloeien en vormen nieuwe zaden dit is levenscyclus: verschillende fasen in groei en ontwikkeling van een organisme
Eindeloos Akker met alleen tarwe geschikt om met enorm machines te bewerken: monocultuur. Door op een groot stuk land 1 soort gewas te verbouwen kan een akkerbouw op 1 dag veel zaaien en veel oosten, Dan maakt je efficiënt gebruik van de grote machines, de productiekosten gaan omlaag en daarmee de prijs van het voedsel, bij monoculturen is precisielandbouw mogelijk. Monoculturen lijken goede oplossing om veel voedsel te produceren tegen een lagere prijs maar er zijn ook negatieve kanten aan,
schadelijk organisme vinden er gemakkelijk Voedsel en planten zich sneller voor, door gebrek aan natuurlijke vijanden ontstaat er een plaag dat maakt chemische bestrijdingsmiddelen noodzakelijk, de plaag verdwijnt maar de rest van de bestrijdingsmiddelen blijven in een Milieu achter ,Hierdoor kunnen ook andere plaagorganismen sterven Door grootte oppervlakken voedselgewassen verdwijnen andere plantensoorten ,Die hebben te weinig ruimte om zich te ontwikkelen .besmetting van een monocultuur vergroot ook de hoeveelheid nitraat in een bodem in de omgeving van de Akker
Bepaalde soorten planten groeien daardoor snel en concluderen andere soorten weg zijn die verdwenen dan verdwenen ook de dieren die ervan leven. Het gevolg is de afname van het aantal verschillende levensvormen: de biodiversiteit Een alternatief voor de monocultuur is de ecologische op de biologische landbouw, biologische landbouw kiezer ervoor hun gewassen duurzaam te verbouwen zonder kunstmest en zonder chemische bestrijdingsmiddelen Ze vinden onbespoten gezond voedsel belangrijker dan goedkoop voedsel. Biologische teelt gaat niet zonder probleem, plagen blijven op de loer, ze maken zoveel mogelijk gebruiken de natuurlijke vijanden, daarnaast zijn er percelen kleine en wisselende gewassen elkaar af, zodat een plaag niet zo snel overslaat naar een ander perceel
Als je 1 aardappel in de grond stopt kunne daar 20 aardappelen uit groeien, stop je die nieuwe 20 aardappelen weer in de grond kunnen er 200 nieuwe aardappelen ontstaan, doe je dat vaak genoeg dan ontstaat zo uit 1 aardappelen een kloon van miljoenen aardappelen met precies dezelfde erfelijke eigenschappen
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden