Hoofdstuk: bloedsomloop

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1484 woorden
  • 16 juni 2015
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
7 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

9.1 Hart en bloedsomloop

Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen

Functie bloed = transport:

- voedingsstoffen + water

- afvalstoffen

- zuurstof

- CO2

- Hormonen

- Warmte

Het hart bestaat uit:

- Boezems: Linker- en rechterboezem ontvangen het bloed uit de aders (LB O2-rijk bloed vanuit longader) en (RB O2-arm bloed vanuit de holle aders)

- Kamers: pompen met veel kracht het bloed weg, linker kamer is sterker dan rechts, want rechts is korte bloedsomloop en links is de grote bloedsomloop.

- Slagaders: gaan van het hart af

- Aders: gaan naar het hart toe

- Longslag- en longader zijn uitzondering, de longSLAGADER gaan van het af en de longADER gaan naar het hart toe

Hartcyclus:

- Hartpauze = diastole: boezems lopen vol met bloed, hartkleppen gaan open --> bloed loopt door naar de kamers, slagaderkleppen staan dicht

- Boezemsystole = boezems strekken samen, hartkleppen staan open, slagaderkleppen staan dicht     --> al het bloed naar de kamers

- Kamersystole = kamers trekken samen: eerst hartkleppen dicht --> druk opbouwen (het moet door het hele lichaam!), slagaderkleppen open

Kleine bloedsomloop = longslagaders --> longen en longblaasjes --> longader

De grote bloedsomloop = door hele lichaam via aorta, linkerkamer pompt zuurstofrijk bloed via aorta en andere slagaders naar de organen waar de zuurstof het bloed verlaat, het zuurstofarme bloed komt terug in het hart via de bovenste en onderste holle ader

Gesloten bloedsomloop = wanneer een rode bloedcel altijd in een haarvat zit dit is vooral in weefsels

De grote- en kleine bloedsomloop samen noemen we een dubbele bloedsomloop.

Voordelen dubbele bloedsomloop: het bloed stroomt sneller en worden voeding en O2 sneller getransporteerd.

zoogdieren en vogels hebben een dubbele bloedsomloop, hij is gesloten (bloed blijft in bloedvaten en hart bestaat uit 2 helften), poortader is belangrijk van het bloed uit de darmen gaat gelijk naar de lever om het zo na te kijken op giftige stoffen en dergelijke.

Bij vissen en insecten is het anders:

- bij vissen hebben een enkelvoudige bloedsloop waarbij de O2-toevoer langzamer is, hun hart heeft 1 kamer en 1 boezem, bloed eerst naar kieuwen dan organen

- bij insecten hebben een groot bloedvat aan de rugzijde met daarin hartkamers en door gaten in de huis zuigen ze als het waren zuurstof naar binnen voor hun organen (open bloedsomloop)

Embryonale bloedsomloop: zuurstof uit de placenta via de navelstrengader (loopt naar het hart TOE)

aanpassingen bloed embryo:

- baby huilt longen vullen met lucht

- druk links > druk rechts

- Ductus Botalli sluit (verbinding aorta en longslagader)

- bloedvat navelstrengader en holle ader sluit

- bloedvaten van de navelstreng verschrompelen

9.2 Bloeddruk

Zogenaamde g-krachten zorgen voor aantrekkingskracht en zorgt ook voor het gewicht van ons bloed, bij een normale g-kracht is er niks aan de hand. Bij hoge g-krachten stroomt er meer bloed naar de benen, want het bloed is zwaarder en kan dus moeilijker omhoog komen en is er dus minder bloed bij het hart en het hoofd. Wanneer dit gebeurd merkt het lichaam op dat er een lage bloeddruk is, wat het lichaam gaat doen is het vernauwen van de slagaders in de benen en de hartslagfrequentie gaat omhoog. Door deze reacties stijgt de bloeddruk weer in het hoofd en in het hart.

Bloeddruk = druk van het bloed op de want v.d. bloedvaten

afhankelijk van:

- slagkracht van hart = aantal slagen per minuut

- hoeveelheid bloed

- elasticiteit v.d. wanden v.d. bloedvaten--> aderverkalking op oudere leeftijd (arteriosclerose) --> stuggere bloedvatwand --> hogere bloeddruk (zelfde hoeveelheid bloed, maar minder ruimte)

!bloeddruk bij hart het hoogst!

Bovendruk = moment van kamersystole (pompdruk door kamers)

Onderdruk = moment van diastole (ontspanning kamers)

9.3 Regeling hartwerking

Sinusknoop : (in de wand van de rechterboezem) geeft elektrische schokken waardoor de spiervezels van de boezems samentrekken

Atrioventriculaire knoop, AV-knoop: (tussenschot v.d. kamers) geeft elektrische stroompjes via de bundels van His naar de punt v.h. hart. Purkinjevezels trekken zich samen v.d. punt naar boven

Bundels van His: een bundel geleidingscellen die lopen van de AV-knoop tot de hartpunt

Purkinjevezels: zijn de spiervezels over de wand van beide kamer

Hormonen en zenuwen versnellen of vertragen de hartslag, adrenaline versnelt bijvoorbeeld

Hartinfarct: gevolg van verstopping kransslagader --> spierweefsel sterft af --> wordt vervangen door bindweefsel --> kan niet samentrekken --> minder zuurstof

Een ecg geeft de elektrische activiteit van het als weer. Met daarbij 3 toppen;

- P-top = samentrekken boezems

- T-top = ontspanning kamervezels

- QRS-complex = samentrekken kamers

een hartinfarct zorgt voor een afwijking bij ST-gedeelte

hoeveelheid bloed:

-in rust 70 slagen/min

-elke slag 70mL bloed

-70 x 70 = 4900 mL = 4,9 L = hartminuutvolume rust

- slagvolume = hartslag + hoeveelheid bloed/slag


Waarom niet zwemmen na het eten?

- Na het eten gaat er extra bloed naar de spijsverteringsorganen

- Wanneer je dan gaat zwemmen is er niet genoeg bloed voor de spieren

- De spieren krijgen niet genoeg zuurstof en andere voedingsstoffen

- Je krijgt kramp

9.4 Stoffentransport

Colloïd: is een groep eiwitmoleculen die niet zijn opgelost in het bloedplasma

Beenmerg: plaats in het lichaam waar rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes ontstaan

Rode bloedcellen : transporteren zuurstof (hemoglobine)

Witte bloedcellen : afweer tegen ziekteverwekkers

Bloedplaatjes : bloedstolling

Bloedplasma : vervoerd alle andere stoffen (veel eiwitten)

Samenstelling bloedplasma:

water -92%

eiwitten - 7%

voedingsstoffen - 0.85%

afvalstoffen - 0.04%

anorganische ionen - <1%

Zuurstoftransport:

zuurstof transporteert d.m.v. hemoglobine --> bevat ijzer --> bloedarmoede? --> te weinig hemoglobine --> moe en bleek --> staalpillen

Hb (hemoglobine)

HbO₂ (oxyhemoglobine)

Rode bloedcellen kunnen door de stof hemoglobine zuurstof opnemen, dit gebeurt door de volgende reactie:

Hb + O₂  HbO₂

deze reactie is afhankelijk van:

- temperatuur

- hoeveelheid O₂

- CO₂

- pH (zuurgraad)

Laag pH --> evenwicht naar LINKS

In de longen veel O₂-diffundeert in bloedplasma --> hoge O₂ --> evenwicht naar RECHTS

In de weefsels wordt veel O₂ gebruikt voor de verbranding

C₆H₁₂O₆ + 6O₂  6CO₂ + 6H₂O + ATP

O₂ diffundeert uit bloedplasma --> lager O₂ --> evenwicht naar LINKS

- hoge temperatuur --> evenwicht naar links --> O₂ komt vrij

- hoge CO₂ --> evenwicht naar links

- lage CO₂ --> evenwicht naar rechts

CO₂ + H₂O  H₂CO₃  H⁺ + HCO₃⁻

veel CO₂ --> veel H⁺-ionen --> evenwicht naar rechts

spieren: myoglobine: bindt O₂ sterker dan hemoglobine en laat los bij hele lage pH-waarde

Embryo hebben andere hemoglobine --> HbF --> na geboorte afbraak HbF --> Bilirubine --> geel

koolstofdioxidetransport

- 5% lost op in bloedplasma

- rest gaat rode bloedcellen in

- 25% bindt zich aan hemoglobine : Hb + O₂  HbO₂

- 70% lost op in water in de bloedcel : CO₂ + H₂O  H₂CO₃  H⁺ + HCO₃⁻

het enzym koolzuuranhydrase versnelt de reactie

H⁺ bindt aan hemoglobine : H + Hb  HbH

HCO₃⁻ uit rode bloedcel

Cl⁻ uit plasma rode bloedcel

Bohreffect: extra zuurstofafgifte door hemoglobine vanwege de hoge pCO₂

Zonder rode bloedcellen zou alle CO₂ oplossen in het bloedplasma --> pH daalt --> hemoglobine en andere eiwitten zijn bufferende stoffen --> ze kunnen H⁺-ionen binden --> pH-buffer --> enzymen werken optimaal

9.5 Bloedvaten

Slagaders en aders zijn opgebouwd uit 3 lagen:

- Buitenste laag: bindweefsel

- Middelste laag: elastisch bindweefsel en glas spierweefsel

-Binnenste laag: 2 lagen; dekweefsel en daar omheen basaalmembraan --> een membraan van eiwitten met sterke collageenvezels (eiwit dat belangrijk is bij het bindingsprocessen)

Slagaders hebben een sterke, elastische wand, gebouwd om hoge bloeddruk te kunnen weerstaan. Aders hebben een slappe wand --> trekt skeletspier samen --> bevordert de bloedstroom in ader --> kleppen in aders voorkomen dat bloed verkeerde kant op stroomt

Slagaders: hebben dikke gespierde wand --> kloppen (hartslag) --> zuurstofrijk

Aders: dunnere wand --> kleppen in aders --> skeletspieren stimuleren de bloedstroom in de aders           --> spataderen? --> kleppen werken niet goed

Haarvaten:  aan het begin kringspiertjes --> noodzakelijk voor regeling bloedtoevoer

- begin v.d. haarvaten : hoge bloeddruk (veel bloed, in verhouding weinig ruimte)

- eind v.d. haarvaten : lage bloeddruk (weinig bloed, in verhouding veel ruimte)

- stroomsnelheid is laag!

- weefsel gaat naar buiten onder invloed van bloeddruk en bevat geen rode bloedcellen en ook geen colloïde eiwitten, wel O₂ en voedingsstoffen

- hoge osmotische waarde van de colloïde eiwitten

- gedeelte van het weefsel wordt terug opgenomen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.