Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 9 - Gedrag

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vmbo | 1034 woorden
  • 6 juli 2014
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Gedrag:

Alles wat een mens of dier doet.

Waaruit bestaat gedrag?

Bewegen, slapen, geluid maken van kleur veranderen geurstoffen afscheiden enz.

Hoe komen de meeste gedragingen tot stand?

Door de werking van spieren

En sommige door de werking van klieren.

Bij de meeste gedragingen reageert een dier of mens op prikkels.

Respons:

Een reactie van mens of dier op een prikkel.

(bijvoorbeeld de hond die zijn oren spitst als je hem roept)

Het gedrag van mens en dier is opgebouwd uit een groot aantal handelingen. Deze handelingen volgen elkaar op.

Ethologie:

De studie van gedrag.

Objectief:

Gebaseerd op feiten en niet op meningen.

Ethogram:

Een objectieve beschrijving van de handelingen van een diersoort.

Protocol:

Een lijst van waargenomen handelingen van een dier in volgorde.

Welke vragen kan je met behulp van een protocol beantwoorden?

  • Hoe vaak komt de handeling voor
  • Hoe lang duurt de handeling
  • Is er een vaste volgorde tussen de handelingen.

Gedragsketen:

Als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling.

Hoe wordt gedrag veroorzaakt?

Door prikkels en motiverende factoren

Motiverende factoren:

Factoren die ervoor zorgen dat je een bepaalde handeling doet.

Een leeuw die honger heeft valt een prooi aan, heeft hij geen honger dan doet hij dat niet.

Voorbeelden van motiverende factoren zijn:

Honger, dorst en hormonen

Voedingsgedrag:

Wordt veroorzaakt door honger en dorst

Hormonen:

Veroorzaken onder andere voortplantingsgedrag

Hoe worden motiverende factoren ook wel genoemd?

Inwendige prikkels.

Sleutelprikkel:

Een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van bepaald gedrag. Deze prikkel wekt een sterker bepaald gedrag op dan andere prikkels.

(bijvoorbeeld de rode plek op de snavel van de meeuw waar het jong tegen aan pikt. Naar een zwarte plek prikken ze minder vaak en naar een snavel zonder vlek helemaal niet)

De rode plek is dus de sleutelprikkel voor jonge meeuwen.

Supranormale prikkels:        

Kunstmatige prikkels die een sterker gedrag veroorzaken dan de normale sleutelprikkel. Een hele rode snavel veroorzaakt meer pikgedrag bij de jonge meeuwen.

Erfelijke factoren:

Iets wat je niet van je soortgenoten leert maar wat in de genen zit.

Gedrag wordt bepaald door:

Erfelijke factoren en leerprocessen

Aangeboren gedrag:

Gedrag wat wordt bepaald door erfelijke factoren

Aangeleerd gedrag:

Gedrag dat ontstaat door leerprocessen.

Sociaal gedrag:

Het gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar.

Hoe noem je de handelingen bij sociaal gedrag?

Signalen. De handeling van het ene soort geeft een prikkel bij het andere soort waardoor die ook weer een handeling doet.

(de zigzag dans van het mannelijke stekelbaarsje is voor het vrouwtje een signaal waardoor ze de baltshouding aanneemt.)

Door signalen is communicatie tussen soortgenoten mogelijk.

Hoe kunnen signalen worden gegeven?

Door kleuren, geuren, houding, geluiden of gebaren.

Welke soort gedragingen horen tot het sociaal gedrag?

Territoriumgedrag, voortplantingsgedrag, gedrag die de taakverdeling in een groep bepaalt, en gedrag dat de rangorde in een groep bepaalt.

Territoriumgedrag:

Het mannetje verdedigt zijn gebied tegen soortgenoten die binnen willen komen.

Waarom vormt een mannetje een territorium?

Om voldoende voedsel of ruimte veilig te stellen om nakomelingen groot te brengen.

Dreiggedrag:

Dat vertonen veel dieren als een indringer hun territorium binnenkomt.

Dreiggedrag bevat kenmerken van:

  • Aanvalsgedrag (een stekelbaars die zijn stekels opzet)
  • Vluchtgedrag (Een stekelbaars die zijn lichaam af wendt van de indringer)

Overspronggedrag:

Gedrag dat ontstaat als de motiverende factoren voor 2 tegenstrijdige gedragingen (aanvallen en vluchten) even sterk zijn.

Het overspronggedrag van een stekelbaars is?

Zandhappen. Het heeft een signaalfunctie. Indringers zien zandhappen van een stekelbaars als iets dreigends en ze vluchten dan.

Baltsgedrag:

Dient om paren te vormen en beide dieren voor te bereiden op de paring.

De balts:

Bestaat uit een aantal signalen die een gedragsketen vormen. De signalen worden door het dier herkend. Hierdoor komt alleen paring door soortgenoten voor.

Broedzorg:

Het verzorgen van de nakomelingen.

Bij sommige diersoorten worden paren gevormd voor 1 of meerdere seizoenen, soms zelfs voor het leven. Dit komt vooral voor bij veel soorten vogels en bij enkele zoogdieren.

Bij dieren die in groepsverband leven bestaat vaak een bepaalde rangorde.

Bij kippen is er bijvoorbeeld 1 hen die naar alle andere hennen pikt. Deze kip is de meest dominante.

Pikorde:

Zo wordt de rangorde bij kippen genoemd.

Bij bavianen is de rangorde te zien als ze zich verplaatsen. De zwangere vrouwtjes en de vrouwtjes met kinderen lopen in het midden, de dominante mannetjes lopen er om heen.

Bij dieren die in groepsverband leven proberen de ondergeschikte dieren vaak gevechten uit te lokken om een hogere plaats in de rangorde te krijgen.

Imponeergedrag:

Dieren maken zich zo groot en indrukwekkend mogelijk.

Verzoeningsgedrag:

Het ondergeschikte dier vertoont verzoeningsgedrag aan het dominante dier.

Sommige dieren leven in staten. Wat houdt dat in?

In een staat leven veel dieren samen. (bijen, mieren, termieten)

Een bijenstaat kan wel uit 60.000 bijen bestaan. Er is 1 koningin. De koningin legt de eieren en leeft 3 tot 4 jaar.

Werkbijen:

Vrouwtjes bij wie de voortplantingsorganen niet tot ontwikkeling zijn gekomen. Ze kunnen dus geen eieren leggen. Ze leven ongeveer 6 weken. De taak die ze heeft hangt af van haar leeftijd.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Vrouwtjes bij wie de voortplantingsorganen niet tot ontwikkeling zijn gekomen. Ze kunnen dus geen eieren leggen. Ze leven ongeveer 6 weken. De taak die ze heeft hangt af van haar leeftijd.

Taken werkbijen:

Voedsel verzamelen, bouwen van honingraten en het verzorgen van de larven (broedzorg).

Darren:

Mannetjes bij. In de zomer leven in een bijenstaat honderden darren. Enkele bevruchten de koningin. Als dat gebeurt is worden ze door de werkbijen verjaagd. Ze gaan dan snel dood van de honger.

Hoe communiceren bijen?

Door signalen. Ze herkennen elkaar door geurstoffen.

Bijendans:

Door middel van de bijendans informeren de bijen elkaar over de voedselbron.

De overeenkomsten tussen gedrag van mensen en dieren zijn:

  • Bij beide wordt gedrag bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen
  • Bij beide komen rolpatronen voor
  • Beide zijn gevoelig voor sleutelprikkels en supranormale prikkels
  • Beide vertoen territoriumgedrag, dreiggedrag, imponeergedrag en overspronggedrag

Het verschil tussen gedrag van mensen en dieren zijn:

  • Het gedrag bij mensen wordt sterker bepaald door leerprocessen
  • Mensen kunnen hun gedrag beoordelen aan de hand van normen en waarden.

Normen:

Gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden

Waarden:

Uitgangspunten die mensen gebruiken bij het inrichten van hun leven. Zoals, eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Rolgedrag:

Gedrag dat anderen van iemand verwachten in een bepaalde situatie.

Rolpatroon:

Als iemand rolgedrag vertoont voldoet hij/zij aan een rolpatroon. (de man werkt, de vrouw zorgt voor de kinderen)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.