Hoofdstuk 7.2 + 7.3

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1032 woorden
  • 15 oktober 2014
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
22 keer beoordeeld

7.2

Energie heb je nodig om te bewegen etc. Energie haal je uit energierijke stoffen zoals koolhydraten en vetten. Koolhydraten is een verzamelnaam voor zetmeel en suikers. Energie word uitgedrukt in kilojoule , of kilocalorie. 1 kcal is gelijk aan 4.2 kj. Hoeveel energie je nodig hebt hangt af van :

  1. activiteit, hoe meer je beweegt hoe meer je verbruikt
  2. leeftijd, volwassenen hebben meer energie nodig dan kleine kinderen.
  3. Geslacht, mannen verbruiken meer dan vrouwen

Je kan de body mass index berekenen  om je gewicht te bekijken. Bij teveel vet ontstaat er overgewicht. Bij te weinig lichaamsvet heb je ondergewicht. Een gezond gewicht krijg je door niet te veel en niet te weinig te eten en voldoende bewegen. Door teveel vet te eten neemt het cholesterol gehalte in je bloed toe. Cholesterol is een vetachtige stof die gebruikt word om nieuwe cellen te maken. Als dit ophoopt in je aderen (kransslagader) kun je een hartinfarct of hartaanval krijgen. Je krijgt ook een te hoge bloeddruk want je hart moet harder pompen om de aders goed door te laten stromen. Tandbederf en cariës zorgen voor gaatjes in je tanden. Een gaatje ontstaat zo :

  1. suiker wordt omgezet in zuur door bacteriën
  2. zuur tast het tandglazuur aan
  3. tandglazuur en tandbeen lost op
  4. gaatje

dit kun je het best tegen gaan daar je tanden te poetsen met fluoride. Fluor maakt tandglazuur sterk.

 

7.3

je lichaam bestaat uit cellen. Cellen hebben bouwstoffen nodig. Bouwstoffen zijn : water, eiwitten, mineralen. Je hebt ook vetten nodig, dat dient als bouwstof en energierijke stof. Je lichaam moet telkens cellen vernieuwen, je botcellen ook. daarvoor moet je Calcium binnen krijgen. Ook fosfor helpt voor de opbouw van bot. Voor nieuwe bloedcellen heb je ijzer nodig, als je onvoldoende ijzer binnen krijgt, kun je bloedarmoede krijgen. Eiwitten bestaan uit aminozuren. Eiwitten hebben deze functies :

  1. opbouw van je weefsels
  2. organen op de juiste plaats houden
  3. transport van stoffen
  4. regeling van processen

water is je belangrijkste bouwstof, van eiwitten heb je ongeveer 65 tot 70 gram per dag nodig.  Van vetten ongeveer 70 gram en van mineralen heb je heel weinig nodig. Als je vegetariër bent moet je goed kijken wat je eet, want je komt snel tekort aan bouwstoffen. Vitaminen en mineralen zijn beschermende stoffen. Ze zorgen ervoor dat je lichaam blijft werken en ze beschermen je tegen beschadiging. ADH is de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (voor mineralen). Als je te weinig beschermende stoffen eet kun je een gebrekziekten krijgen :

  1. tekort aan vitamine A, nachtblindheid, je hoornvlies word troebel en aangetast.
  2. Tekort aan vitamine D, Engelse ziekte brosse botten door te weinig calcium en zon.
  3. Beriberi, kortademigheid, verlamming slecht korte termijn geheugen, maag en darmproblemen. Tekort aan vitamine B1.

Er zijn verschillende eetstoornissen. Hier 2 voorbeelden :

  • Anorexia nervosa, verslaafd aan afvallen, vertekend zelfbeeld, onzeker.
  • Boulimia nervosa, last van vreetbuien en daarna erg spijt hebben, eten uitbraken of veel laxeermiddelen  innemen.

Anorexia en boulimia kunnen ernstige gevolgen hebben. Hier een paar gevolgen :

Afbreken van nagels en haren, droge huid, bloedarmoede, botafbraak en zwakke spieren.  Obesitas is ook een eetstoornis. Vroeger moesten we zoveel mogelijk eten en zo min mogelijk bewegen om te overleven. Er was ook vaak te kort aan voedsel. Nu is dat niet meer zo maar je lichaam denkt nog steeds van wel. Daarom krijg je teveel voedingstoffen en energie binnen en dat slaat je lichaam op in vet. Obesitas is ernstig overgewicht, dit leidt tot problemen :

  • sneller moe
  • pijn aan gewrichten
  • hoge bloeddruk

Hierdoor kun je diabetes krijgen, je lichaam kan dan het suikergehalte in je bloed niet goed regelen.

 

7.4

voedselbederf ontstaat doordat schimmels en bacteriën op en in het voedsel groeien. Als je vlees koopt zitten er altijd bacteriën op, dit kan komen door lucht, handen, mes of een snijplank. Als er teveel bacteriën of schimmels in je voedsel zit, kun je een voedselinfectie krijgen. Je krijgt dan buikpijn, moet braken of je krijgt diarree. Schimmels groeien vaak op brood en fruit, bacteriën vaak op vlees, melk en vis.  Een heftige bacterie is salmonella, hierdoor kun je misselijk worden, buikpijn krijgen en koorts. Je kan dit voorkomen door je eten eerst goed te verhitten. Schimmels bestaan uit dunne draden. Hiermee nemen ze voedsel op. Op de draden ontstaan bolletjes met sporen erin. Uit elke sporen kan een nieuwe schimmel groeien. Bacteriën delen zich. De tijd die de bacterie daarvoor nodig heeft noem je de generatietijd. Die is afhankelijk van de omstandigheden. Het vermeerderen van bacteriën gaat in vier fasen :

  1. Lagfase, de bacterie moet dan wennen aan de omstandigheden.
  2. Groeifase, de bacterie gaat vermeerderen.
  3. Stationaire fase, er vermeerderen steeds meer bacteriën maar er sterven ook bacteriën. Dat komt doordat er uiteindelijk weinig voedingstoffen over zijn en de bacteriën produceren zelf ook giftige stoffen.
  4. Afstervingsfase, de bacteriën sterven door teveel giftige stoffen.

Voedselbederf kun je voorkomen/vertragen door te conserveren. Dit gebeurt op de volgende manieren:

  1. Voedsel verhitten : steriliseren of pasteuriseren. Steriliseren is de temperatuur hoog bij pasteuriseren lager, en sommige bacteriën blijven dan wel leven.
  2. Koelen en vriezen.
  3. Voedsel vacuüm verpakken.
  4. Voedseldrogen.
  5. Conserveermiddel toevoegen.

Op een etiket kunnen twee soorten houdbaarheids data staan :

  1. ‘Ten minste houdbaar tot’, na de datum kun je het vaak nog wel eten maar is het minder lekker of vers
  2. ‘Te gebruiken tot’, na die datum is het eten bederft dus kun je het niet meer eten.

Op een etiket moet deze informatie staan :

  • Soort en naam product.
  • Ingrediënten.
  • Ingrediënten die tot overgevoeligheid kunnen leiden.
  • Hoeveelheden.
  • Naam en adres fabrikant.
  • Partij of productiecode : hiermee weet de fabrikant wanneer en met welke grondstoffen een product is gemaakt.

Om voedingsmiddelen te verbeteren voegt een fabrikant additieven toe. Dit word vaak weergegeven met E-nummers, het nummer staat voor de stof en de ‘E’ voor dat het gekeurd is door de Europese unie. Dit zijn veel gebruikte additieven :

  • Kleur geur en smaakstoffen.
  • Conserveermiddelen.
  • Anti-oxidanten, deze zorgen ervoor dat het voedingsmiddel niet verkleurt of anders gaat smaken.
  • Emulgatoren, deze stoffen laten water en vet goed mengen.
  • Stabilisatoren, deze zorgen er voor dat alle goed gemend blijft.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.