Biologie hfst 6, 7, 9, 10
- primaire geslachtskenmerken – vanaf de geboorte zichtbaar
- secundair – vanaf de puberteit zichtbaar
- HIV-virus: via bloed, sperma, voorvocht, moedermelk wordt het overgebracht.
- Gonorroe, chlamydia, syfilis zijn te genezen door antibiotica, omdat deze zijn veroorzaakt door bacteriën.
- Wratten rond je geslachtsdelen en anus worden door een virus veroorzaakt.
- Sterilisatie, dan ben je nog wel ongesteld, want de baarmoeder functioneert nog wel gewoon.
- Pil: 21 dagen slikken, 7 dagen niet. Tijdens de pilloze dagen neemt de hoeveelheid oestrogeen en progesteron af. Baarmoederslijmvlies wordt niet meer in stand gehouden àje wordt ongesteld.
- Door de lage hormoonconcentratie moet je de pil altijd op een vast tijdstip innemen.
- Ongeslachtelijk voortplanting – klonen
- Geslachtelijk voortplanting – nieuwe combinaties.
- Klonen: schaap 1, cel uit de uier (kern eruit halen)
o Schaap 2, heeft baarmoeder met eicellen (lege eicel)
o Eicel schaap 1 laten fuseren met eicel van schaap 2.
o Schaap 3: de cel in de baarmoeder laten plaatsen
- Meiose: reductiedeling (halvering) 2N àN Vind plaats in de zaadballen of eierstokken.
- Meiose I: in een aantal stappen gaan de chromosomen van de paren uit elkaar.
- Meiose II: de chromatiden scheiden
- Aan het eind van de meiose zijn uit 1 cel (2N=46) vier geslachtscellen ontstaan waarvoor geldt: n=23
- Mitose: vermeerdering N + N à 2 N
- Zygote: de bevruchte eicel
- De slagaders en aders van moeder en kind liggen over elkaar heen. Er worden dus dingen uitgewisseld. Zuurstof, koolstofdioxide. Maar geen bloed!!! Vermenging van bloedcellen kan niet!!!
- FSH: follikel-stimulerend-hormoon à stimuleert de rijping van follikel en eicel
- LH: luteiniserend-hormoon à stimuleert de ovulatie en de vorming vh gele lichaam.
- Na de ovulatie is de eicel 12 uur lang bevruchtbaar
- HCG: hormoon dat het embryo in het begin maakt, dit is aan te tonen met een zwangerschapstest.
- Negatieve terugkoppeling
Hypofyse
FSH LH
Zaadballen
Testosteron
- Hypofyse zorgt voor minder FSH/LH als er teveel testosteron is.
- Hypofyse zorgt voor meer FSH/LH als er te weinig testosteron is.
- Biotechnologie: rommelen met genen.
- Gist + water + zetmeel/suiker à alcohol + co2
- Genetische modificatie: verandering genen.
- Weefselkweek. Gesteriliseerd stuk plant 4- 6 weken, fotosynthese, voedselmedium voor wortelvorming, volwassen plant
- Celfusie: stukjes blad. Cellen losmaken met enzymen, cel met kern en andere celorganellen, celfusie, versmelten kernen, nieuwe cellen, nieuwe plant
- In voeding zitten bouwstoffen
o Eiwitten à deze dient als bouwstof voor je cellen’
o Calcium à deze is een bouwstof voor je botten.
Deze stoffen kan je lichaam niet opslaan, maar deze worden afgebroken in aminozuren
en je lever zet deze aminozuren weer om in glucose.
- In voeding zitten ook brandstoffen
o Glucose à energievoorziening
o Vetten à energievoorziening
Deze stoffen kan je lichaam wel opslaan, alleen wordt glucose glycogeen, dit is een
Verbinding van glucosemoleculen. Deze glycogeen en de vetten worden dan ook wel
Reservestoffen genoemd.
- Voorgezette assimilatie: is de opbouw van glucose tot eiwitmolecuul. Dit proces gaat als volgt:
o Glucosemoleculen dienen als grondstof voor koolhydraatmoleculen
o Deze koolhydraatmoleculen en stikstofgroepen vormen aminozuurmoleculen.
o Deze aminozuurmoleculen dienen weer als grondstof voor eiwitmoleculen.
- Organische stoffen: stoffen die je lichaam zelf kan maken bv: glucose
- Anorganische stoffen: stoffen die je lichaam niet zelf kan maken.
- Glycogeen wordt in je lever en je spieren opgeslagen.
- Diffusie: via de houdmondjes stroomt het gas de plant binnen als de concentratie van dat gas in de bladcellen lager is dan in de lucht.
- Water komt de plant binnen door osmose en stroming. De wortels nemen door osmose water op.
- Actief transport: de plant moet er moeite voor doen
- Voedsel bestaat 90% uit water en 10% uit droge stof
- Voor fotosynthese heeft een plant nodig: bladgroenkorrels, water, koolstofdioxide en licht. Daarnaast zijn een goede omgevingstemp. en luchtvochtigheid belangrijk.
- De afbraak van organische stoffen heet dissimilatie. De energie die nodig is voor voortgezette assimilatie komt vrij bij dissimilatie
- Dissimilatie gaat dag en nacht door
- Brutoproductie: totale hoeveelheid glucose die een plant bij fotosynthese maakt.
- Nettoproductie: verschil tussen de totale hoeveelheid glucose die een plant gevormd heeft en de hoeveelheid die de plant heeft verbrand.
- Autrotroof: zelfvoorzienend, die eigen voedsel maken, dmv zonlicht.
- Populatie: alle individuen van 1 soort in een ecosysteem
o Tellen
o Steekproeven
o Sporen
o Merken
- Populatiegrootte: geboortecijfer + immigratie: sterftecijfer + emigratie
- Tolerantie voor abiotische milieufactoren
o Licht
o Temperatuur
o Lucht beinvloeden chemische processen die op celniveau
o Water plaatsvinden
o Bodem
- De beperkende factor bepaald of een diersoort in leven kan blijven
- Pioniersstadium à successie à climaxstadium(veel planten en dieren die in evenwicht leven)
- Symbiose
o Mutualisme vb: Heliconiusvlinder + passiebloem( +/+)
o Commensalisme vb: loodsmannetjes + haaien (+/geen nadeel)
o Parasitisme vb: rupsen + passiebloem (+/-)
- Biotische factoren bepalen de levensduur van een organisme en populatiegrootte.
- Abiotische factoren: licht, temp, lucht, water, bodem
- Competitie
o Intraspecifieke: concurrentie tussen dieren van dezelfde soort
o Interspecifieke: strijd tussen verschillende diersoorten
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden