Biologie samenvatting hoofdstuk 4, havo vwo 1
§1 Het ordenen van organismen
Bij het ordenen verdeel je een verzameling in gropen met hetzelfde kenmerk. De eerste grote groepen die ontstaan bij het indelen van alle organismen worden rijken genoemd. Er zijn vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren. Bij de indeling van deze vier rijke worden kenmerken van cellen gebruikt. Deze kenmerken zijn: celkernen, celwanden en bladgroenkorrels.
Bacteriën onderscheiden zich van andere organismen omdat ze geen celkernen hebben. Dieren onderscheiden zich van andere organismen omdat ze geen celwanden hebben, de rest heeft dat wel. Planten onderscheiden zich van de rest van de organismen omdat ze wel bladgroenkorrels hebben, dat hebben de andere organismen niet. Als organismen veel op elkaar lijken hoeven ze niet perse tot dezelfde soort te behoren. Sommige dieren lijken helemaal niet op elkaar maar behoren toch tot dezelfde soort, zoals verschillende rassen van de hond. De nakomelingen die ze krijgen, moeten zich ook weer kunnen voortplanten. De nakomelingen moeten vruchtbaar zijn. Orgainsmen behoren tot één soort als ze amen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
§2 Het rijk van de bacteriën
Bacteriën zijn eencellig. Bacteriën planten zich voort door deing. De meeste soorten bacteriën voeden zich met dode resten van organismen:
-In de natuur ruimen ze dode resten van organismen op.
-Ze kunnen voedsel doen bederven. Bacteriën kunnen infectieziekten veroorzaken (bijv. : cholera, longontsteking, oorontsteking en tuberculose).
-Deze bacteriële infectieziekten kunnne worden bestreden met antibiotic.
Bacteriën worden gebruikt bij de bereiding van eten: yoghurt en zuurkool.
§3 Het rijk van de schimmels
Gisten zijn eencellige schimmels. Gisten planten zich voort door deling. Veelcellige schimmels bestaan meestal uit schimmeldraden. Veelcellige schimmels planten zich meestal voort door sporen (cellen waaruit een nieuwe cel kan ontstaan). Bij sommige soorten schimmels ontstaan de sporen in paddenstoelen. De meeste soorten schimmels voeden zich met dode resten van organismen. In de natuur ruimen ze dode resten van de natuur op. Ze kunnen voedsel doen bederven. Schimmels kunnen infectieziekten veroorzken (bijv. Zwemmerseczeem). Deze infectieziekten kunnen worden bestreden met antibiotic. Schimmels kunnen door de ens worden gebruikt. :
-Bij de productie van geneesmiddelen (bijv. Penciline)
-Bij de bereiding van eten: brood, wijn, bier en schimmelkaas.
-Als eten: de paddenstoelen van sommige soorten schimmels kunnen worden gegeten bijv. Champignons.
§4 Het rijk van de planten
Drie groepen:
-Wieren (algen)
Kenmerken: geen bladeren, geen stengels, geen wortels en geen bloemen. Voorbeelden: boomalg (eencellig), kranswier (veelcellig), blaaswier (veelcellig).
-Sporenplanten
Kenmerken: wortels, stengels, bladeren, geen bloemen, voortplanting door sporen.
Voorbeelden: haarmos, heermoes (paardenstaart), mannetjesvaren
-Zaadplanten
Kenmerken: wortels, stengels, bladeren, bloemen, voortplanting door zaden.
Voorbeelden: beuk, klimop, paardenbloem
Zaadplanten in 2 groepen: naaktzadigen en bedektzadigen.
-Naaktzadigen
Kenmerken: zaden tussen de schubben van de kegels, bladeren meestal naaldvormig.
Voorbeelden: den, spar
-Bedektzadigen
Kenmerken: zaden in vruchten, bladeren niet naaldvormig.
Voorbeelden: appelboom, boterbloem, paardenbloem
§5 Het rijk van de dieren
acht afdelingen:
-Eencellige dieren
kenmerken: niet-symmetrisch, geen skelet, bestaan uit 1 cel, leven in het water.
Voorbeelden: amoebe, pantoffeldiertje
-Sponzen
kenmerken: niet-symmetrisch, een skelet met stevige hoornvezels tussen de cellen, zitten meestal vast op de bodem van de zee.
Voorbeelden: badspons, olifantoorspons, zoetwaterspons
-Holtedieren
kenmerken: veelzijdig symmetrisch, meestal geen skelet, leven in het water, vangen hun prooi met tentakels (vangarmen).
Voorbeelden: kompaskwal, zeeanemoon
-Wormen
kenmerken: tweezijdig symmetrisch, geen skelet, het lichaam is lang en dun.
Voorbeelden: lintworm, regenworm, spoelworm
-Weekdieren
kenmerken: tweezijdig symmetrisch, meestal een schelp of huisje als skelet.
Voorbeelden: inktvis, mossel, slak
-Geleedpotigen
kenmerken: tweezijdig symmetrisch, een uitwendig skelet (pantser), gelede poten, het lichaam bestaat (voor een deel) uit segmenten.
Voorbeelden: duizendpoot, krab, spin, vlieg
-Stekelhuidigen
kenmerken: veelzijdig symmetrisch, inwendig skelet van kalk, de huid is bedekt met stekels of knobbels, leven op de bodem van de zee.
Voorbeelden: zee-egel, zester, slangster
-Gewervelden
kenmerken: tweezijdig symmetrisch, een inwendig skelet met wervelkolom.
Voorbeelden: kicker, slang, zwaluw.
§6 Eencellige dieren
Amoebe:
-voortbeweging door het vormen van schijnvoetjes (via de schijnvoetjes beweegt het cytoplasma zich in een bepaalde richting).
-Voeding door het vormen van voedingsvacuolen: schijnvoetjes sluiten voedsel in. In voedingsvacuolen wordt het voedsel verteerd en vervolgens opgenomen in het cytoplasma.
-Onverteerde resten worden verwijderd via het celmembraan.
Pantoffeldiertje:
-Voortbeweging door trilhaartjes.
-Voeding: trilhaartjes zorgen ervoor dat voedsel via de celmond terechtkomt in de voedingsvacuole. In voedingsvacuolen wordt het voedsel verteerd en vervolgens opgenomen in het cytoplasma.
-Onverteerde resten worden verwijderd voor de celanus.
§7 Geleedpotigen
4 groepen:
-Duizendpoten
kenmerken: het gehele lichaam bestaat uit segmenten, aan elk segment zitten poten.
Voorbeelden: miljoenpoot, reuzenduizendpoot.
-Kreeftachtigen
kenmerken: 10 of meer poten
Voorbeelden: garnaal, rivierkreeft
-Spinachtigen
kenmerken: 8 poten
Voorbeelden: hooiwagen, kruisspin
-Insecten
kenmerken: 6 poten, kop borststuk en achterlijf, aan het borststuk zitten poten en meestal ook vleugels.
Voorbeelden: kever, mier, vlinder.
§8 Gewervelden
5 groepen:
-Vissen
huid: schubben met slijm
koudbloedig
eieren zonder schaal.
kieuwen
Voorbeelden: kabeljauw, snoek
-Amfibieën
huid: slijm
koudbloedig
eieren zonder schaal.
Eerst uitwendige kieuwen, later longen.
Voorbeelden: kiker, pad, salamander.
-Reptielen
huid: droge schubben
koudbloedig
eieren met leerachtige schaal
longen
voorbeelden: krokodil, hagedis, ringslang, schildpad.
-Vogels
huid: veren
warmbloedig
eieren met kalkschaal
longen
voorbeelden: merel, buizerd, fuut, uil, zwaluw
-Zoogdieren
huid: haren
warmbloedig
levendbarend
longen
voorbeelden: wolf,hond, zeehond, olifant, walvis.
§9 Het indelen van organismen
De manier van de indeling van de organismen kan je weergeven in een vertrakkingsschema. Organismen die je niet kent kun je in een rijk, afdeling of groep plaatsen door op de kenmerken te letten. Dat noemen we determineren. Determineren doe je vaak met een determineretabel.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
R.
R.
wow dit had ik niet beter kunnen doen!
bedankt!
6 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
5 jaar geleden
K.
K.
Waar is paragraaf 10 dan
5 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
Waar is para 10 dan
5 jaar geleden
Antwoorden