Hoofdstuk 34: Gedrag

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 978 woorden
  • 3 maart 2015
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
2 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Twijfel je nog over jouw studiekeuze?

Of heb je hulp nodig bij het inschrijven? Bezoek dan onze Extra Open Avond op 7 juni. Kom een kijkje nemen en voel hoe het is om te studeren bij Hogeschool Inholland. Wij staan voor je klaar! 

Meld je aan!

34.1

Gedragsbiologie= studie van het gedrag van dieren

Etholoog= gedragsbioloog

Waarom doe je dat? -> vraag naar de achtergrond

Waardoor doe je dat? -> vraag naar het doel

Waarvoor doe je dat?

H34.1.1

Observeren= kijken naar gedrag

Gedragselementen= zitten, lopen, wassen, etc.

Ethogram= lijst van opsomming van alle mogelijke gedragselementen

Protocol= lijst van observeringen

1. Maak een ethogram

2. Ga observeren

3. Maak een protocol

H34.1.2

Gedragsketen= gedragselementen in een bepaalde vaste volgorde

-> bijvoorbeeld: besluipen, rennen, bespringen prooi en vangen van prooi

Gedragssystemen= groepen van gedragsketen, je kan deze weer onder verdelen

H34.2

Oorzaken van gedrag:

1. Centrale zenuwstelsel ontvangt uitwendige prikkels/inwendige prikkels

2. Centrale zenuwstelsel stuurt organen aan

3. Organen zorgen voor gedrag

Reactie op prikkels hangt ook af aan omgeving, zorgt voor reflex

H34.2.1

Uitwendige prikkels= veranderingen van je omgeving

-> op de meeste reageer je niet

-> reageert een dier wel, dan is er een gedragsketen op gang

Sleutelprikkel= prikkel die meest effectief is voor veroorzaken bepaalde gedragsketen

-> reageren op sleutelprikkel vaak aangeboren

H34.2.2

Dit wil je ook lezen:

Supranormale prikkel= sleutelprikkel die een extra sterke reactie heeft tot gevolg

-> bijvoorbeeld het extra grote ei bij de scholekster

H34.2.3

Inwendige prikkel= prikkel vanuit het lichaam (bloedsuikerspiegel/honger)

-> er is een inwendige prikkel nodig voor gedrag, geen honger -> niet jagen (motivatie)

H34.3.1

Gedragssystemen om te overleven:

1. Poetsgedrag (tegen ontstekingen en parasieten)

2. Voedselzoekgedrag

  • Jachtgedrag (roofdieren)
  • Trekgedrag (grazers)

H34.3.2

Territorium= gebied waar het dier in al zijn behoefte moet kunnen voorzien

Territoriumgedrag= gedrag om het territorium te beschermen

-> bevat dreiggedrag, aanvalsgedrag, vluchtgedrag, omgerichtgedrag, overspronggedrag

Imponeren= indringer bang maken, laten merken dat hij beter kan vertrekken

H34.4

Sociaal gedrag -> als een dier te maken heeft met soortgenoten, regelt onderlinge verhoudingen in de groep

Voortplantingsgedrag -> belangrijke vorm van sociaal gedrag

Balts= partner vinden om mee voort te planten en het gedrag dat ervoor nodig is

H34.4.1

Balts= serie handelingen en gedragingen die leidt tot paring

Ritueel= vaste opeenvolging van handelingen

H34.4.3

Broedzorg= het verzorgen van jongen

-> als het jong niet pikt dan krijgt hij geen voedsel, sleutelprikkel voor ouders

H34.5

Solitair leven= dieren die alleen leven

Sociaal leven= dieren die samen leven

Voordelen van leven in groepen:

- groep wordt minder snel aangevallen

- een vijand wordt eerder gezien

- taakverdeling

- beter je jongen beschermen

Nadelen van leven in groepen:

- voedsel delen met de groep

- grotere kans op het oplopen van ziektes

- je kan je groepsgenoten niet altijd vertrouwen

Dominant gedrag= leider toont dit vaak, de rest moet de leider gehoorzamen

Onderworpen gedrag= dat dieren zich lager voelen, wegkijken enz.

Rangorde= de volgorde wie het machtigst is van een groep dieren

Pikorde= rangorde bij vogels

H34.6

Conflictgedrag= als de motivatie voor twee gedragssystemen groot is treedt dit op

-> er wordt gestreden welk gedragssysteem voorrang krijgt

-> langdurig conflictgedrag veroorzaakt stress (slecht voor het dier)

H34.6.2

Ambivalent gedrag= zichtbaar als twee gedragssystemen afwisselend optreden

-> type conflictgedrag

-> nooit zeker wat een dier met ambivalent gedrag gaat doen

-> vluchten/aanvallen?

-> kan agressief zijn tegen mensen of dieren

H34.6.3

Omgericht gedrag= ook zichtbaar als twee gedragssystemen afwisselend optreden

-> type conflictgedrag

-> conflictgedrag lijdt tot agressie, maar wordt gericht op een voorwerp in de buurt

H34.6.4

Overspronggedrag= niet zichtbaar, als twee gedragssystemen afwisselend optreden

-> type conflictgedrag

-> dier vertoond opeens heel vreemd gedrag, bijv. slaaphouding aannemen

H34.7

Aangeboren gedrag= wordt vertoond zonder dat het dier ooit een voorbeeld heeft gehad

-> gedrag is altijd voor een deel aangeboren en een deel bijgeleerd

Nature-nurture-debat= voerde discussie over aangeleerd- en bijgeleerd gedrag

H34.7.1

Albinomensen missen het gen om kleurstoffen te maken

-> aangepast gedragen, zoveel mogelijk de zon vermijden

H34.7.2

Onderzoeken in de familie kun je het beste met eeneiige tweelingen doen

-> als ze gescheiden opgroeien en dan hetzelfde gedrag vertonen, is dit gedrag erfelijk

H34.7.3

Selectieproeven= steeds weer de domste met de domste voortplanten

H34.7.4

Kruisingsproeven= de domste met de slimste kruisen

-> uit onderzoeken kan je afleiden of een gedrag erfelijk is of niet

H34.8

Leren -> gedrag van een dier verandert, wordt aangepast door bepaalde ervaringen

= onder te verdelen in bepaalde leermethodes

H34.8.1

Gewenning= na verloop van tijd reageert een dier niet zo sterk meer op bepaalde prikkel

Hoe groter de invloed op overlevingskansen, des te minder gewenning er is

H34.8.2

Inprenting= iets leren in een gevoelige periode van het leven

-> het geleerde blijft onveranderlijk in het geheugen vastgelegd

-> moedergeur, ganzen volgen hun moeder, enz. 

-> gevoelige periodes: tijde je geboorte, later in het leven soms ook

-> latent leren= onbewust leren, door te verkennen ken je het opeens

H34.8.3

Conditioneren= trainen

Klassiek conditioneren= de hond kreeg voedsel voor zich en er ging tegelijk een bel af, daarna begon hij te kwijlen, na een tijdje was ging de hond alleen bij de bel al kwijlen

Geconditioneerde reflex= de hond kreeg voedsel voorgezet en begon te kwijlen

H34.8.4

Operant conditioneren= handeling leren waarna hij een beloning krijgt

-> trial-and-error is ook een manier van operant conditioneren (vallen en opstaan)

H34.8.5

Imitatie= dier ziet een handeling en doet dit na

-> na verloop van tijd is het voordoen niet meer nodig, dan kan het dier het zelf

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

-> na verloop van tijd is het voordoen niet meer nodig, dan kan het dier het zelf

-> gedrag dat is geleerd door imitatie kan goed worden doorgegeven (cultuur)

H34.8.6

Inzicht= eerder geleerde dingen met succes toe te passen in een nieuwe situatie

-> alleen voor dieren met een grote hersencapaciteit

-> door inzicht is het dier in staat met succes in een onbekende omgeving te handhaven

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.