Hoofdstuk 3, Bloedsomloop 1, 6 + 10

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1269 woorden
  • 7 februari 2005
  • 88 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
88 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Thema 3

Basisstof 1

Een volwassenen mens heeft 5 tot 6 liter bloed, wat bestaat ui 55% bloedplasma en 45% bloedcellen en bloedplaatjes. Er zijn 2 soorten bloedcellen: rode en witte bloedcellen.

Bloedplasma= 90% water met opgeloste stoffen.
Het vervoerd veel stoffen, zoals zuurstof, voedingsstoffen,koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Het speelt ook een rol bij bloedstolling

Rode bloedcellen: kleine ronde schijfjes zonder celkern.
Ze vervoeren veel zuurstof en bevatten een rode kleurstof, hemoglobine. Hierdoor kunnen de cellen makkelijk zuurstof (in de longen) opnemen en afgeven (cellen).
Als het bloed niet genoeg hemoglobine bevat, spreekt men van anemie, bloedarmoede. Voor vorming van hemoglobine zijn ijzerzouten nodig, dat zit in voedsel.
Er zijn 5000000 rode bloedcellen in een volwassen lichaam.

Witte bloedcellen: hebben geen vaste vorm, maar wel een celkern.
Ze maken ziekteverwekkers onschadelijk. Pus bestaat uit dode witte bloedcellen met dode ziekteverwekkers.
Er zijn 5000 witte bloedcellen in een volwassen lichaam.

Bloedplaatjes: zijn delen van uiteengevallen cellen (geen celkern).
Ze zorgen ervoor dat het bloed buiten de bloedvaten stolt. Als het bloed in de bloedvaten stolt, spreekt men van trompose. Er wordt dan een bloedpropje gevormd dat een bloedvat helemaal kan afsluiten.
Er zijn 300000 bloedplaatjes in een volwassen lichaam.

Basisstof 2

Ons bloedvatenstelsel bestaat uit het hart en bloedvaten. De weg die het bloed aflegt door het lichaam door het lichaam is de bloedsomloop.
De rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen en vanuit de longen stroomt het bloed weer terug naar de linkerhelft van het hart, dit is de kleine bloedsomloop. De functie van de kleine bloedsomloop is het afgeven van koolstofdioxide en het omnemen van zuurstof (bij de longen).
Vanuit de linkerhelft van het hart gaat het bloed het hele lichaam door naar alle organen, daarna naar de rechterhelft van het hart, dit is de grote bloedsomloop. De functie van de grote bloedsomloop is voedingstoffen en zuurstof afgeven en koolstofdioxide en afvalstoffen opnemen.
Het hart is een dubbele pomp, omdat het bloed per omloop 2x door het hart komt.

Basisstof 3

Het hart ligt in de borstholte onder het borstbeen en dan iets naar links. Het hart is een holle spier en gebruikt zuurstof en voedingsstoffen bij verbranding, hierbij kommen koolstofdioxide en afvalstoffen vrij.

Over het hart lopen bloedvaten: - kransslagaders, vervoerd zuurstoffen en voedingsstoffen naar de hartspier
- kransaders, vervoeren koolstofdioxide en afvalstoffen weg van de hartspier
elke harthelft bestaat uit een kamer en een boezem.
Het bloed dat van de organen wegstroomt is zuurstofarm, dit bloed stroomt het hart binnen via de onderste of bovenste holle ader. Deze vaten monden uit in de rechterboezem, daarna stroomt het naar de rechterkamer. Na de longslagader komt het bloed in de longen, dan door de longaders terug naar het hart. De long aders monden uit in de linkerboezem, en dan naar de linkerkamer. De linkerkamer pompt het bloed de aorta in en dan naar de organen in het lichaam. Na de organen is het bloed weer zuurstofarm gebeurd het weer helemaal opnieuw. De boezems en de kamers zijn van elkaar gescheiden door de hartkleppen, die verhinderen dat het bloed terugstroomt van de kamers naar de boezems. Aan het begin van de longslagaders en de aorta bevinden zich de halvemaanvormige kleppen, die verhinderen dat het bloed terugstroomt in de kamers.

Als een kransslagader of een vertakking ervan verstopt raakt is dat een hartinfarct. een deel van de hartspier komt dan zonder zuurstof te zitten en sterft af, als het deel dat afsterft groot is, is een hartinfarct dodelijk. Als een hartinfarct veroorzaakt wordt door trombose, is er niets tegen te doen, maar het kan ook veroorzaakt worden door beschadiging van de vaten. Als bepaalde stoffen, bijv. cholesterol, zich aan de wand van het bloedvat hecht, kan er ook een infarct ontstaan. Dit is alleen als alleen het geval bij een hoog cholesterolgehalte in het bloed, als het op deze manier gebeurt word wordt het infarct veroorzaakt door aderverkalking, waar je wel iets tegen kan doen.
De patiënt moet dan een dieet houden: geen vet vlees, vis, eieren, boter, margarine, chocolade, koekjes en gebak. De kans op een hartinfarct verkleinen kan je doen door een gezonde leefwijze:1 niet te veel vette voedingsmiddelen, 2 niet roken en 3 regelmatige lichaamsbeweging. De symptomen zin: 1 scherpe pijn en 3 benauwd gevoel.

Basisstof 4

Er zijn 3 soorten bloed vaten: - slag aders
- aders
- en haarvaten
het hart pompt bloed in slagaders, waardoor het bloed van het hart wegstroomt, de bloeddruk in de slagaders is hoog. De waden van de slagaders zijn dik, stevig en elastisch. De meeste slagaders lopen diep in je lichaam, maar in je pols ligt er eentje aan het oppervlak. In de organen vertakken ze zich in steeds kleinere vaten.
Ook de wand van die kleinere bloedvaten worden steeds dunner. De haarvaten hebben een wand van maar een cellaag dik, en de bloeddruk is erg laag. De functie van de haarvaten is zuurstof en voedingsstoffen afgeven en koolstofdioxide en afvalstoffen opnemen. De haarvaten komen achter het orgaan weer bij elkaar in de aders. De bloeddruk in de aders is laag. De aders voeren het bloed weer terug naar de hartspier.
Het hart zorgt ervoor dat het bloed weer uit de aders terug komt. In de meeste aders liggen op veel plaatsen kleppen die het bloed maar in een richting doorlaten en voorkomen da het bloed terugstroomt naar de organen.
In de slagaders komen geen kleppen voor bijhalve de halvemaanvormige kleppen bij het hart.

Basisstof 5

De longader splits zich al snel op in tweeën en er komen ook twee longaders bij het hart aan. De aorta heeft heel veel vertakkingen, waardoor het bloed naar de organen stroomt. Er is alleen geen darmader, het bloed dat uit de dunne darm wegstroomt is zuurstofarm en voedingstofrijk. Dit bloed stroomt via de poortader naar de lever, waarveel voedingsstoffen tijdelijk worden opgeslagen. Er stroomt nog een bloedvat naar de lever, namelijk de leverslagader, de lever heeft natuurlijk ook zuurstof nodig. Door de leverader stroomt het zuurstofarme bloed uit de lever weg.

Basisstof 6

Bloed dat van de organen wegstroomt is rijk aan afvalstoffen (en koolstofdioxide), die in de nieren uit het bloed worden gehaald en uit het lichaam verwijderd, uitscheiding = koolstofdioxide en afvalstoffen worden uit het bloed gehaald en verwijderd. Alleen koolkoolstofdioxide wordt door del longen uitgescheiden. De nieren liggen inde buikholte links en rechts van de wervelkom, onder het middenrif, door de nieraders stroomt het gezuiverde bloed weg van de nieren.
Een niet bestaat uit nierschors, niermerg en nierbekken.
Nierschors en niermerg: - verwijderen overtollig water
- Afvalstoffen
- Zouten
- Allerlei schadelijke stoffen
-> dit samen vormt urine
In de nierbekken word de urine verzameld, daarna word de urine via de urineleiders afgevoerd naar de urineblaas. Van tijd tot tijd wordt de urine uit de blaas afgevoerd via de urinebuis.

Extra Basisstof 10

Bloedcellen maken antistoffen tegen:
- ziekte verwekkers
- bloed van andere (qua bloedgroep)
de antistoffen bevinden zich in het bloedplasma.

Soorten bloedgroepen:
- A
- B
- AB
- 0

Bloedfactoren= antigenen: stoffen op het celmembraan van rode bloedcellen die als lichaamsvreemde stoffen werken voor iemand die die stoffen niet heeft.

2 soorten bloedfactoren:
- A
- B

Bij ieder mens bevat het bloedplasma antistoffen tegen de bloedfactoren die niet aan de rode bloedcellen vastzitten, die stof heet : - anti A of
- anti B genoemd
Bloedtrans fusie= bloed krijgen van een donor.

Bloedgroep is van belang bij bloedtransfusie

Bloedfactor a en anti a reageren op en kaar -> rode cellen klonteren samen en blijven steken in de haarvaten -> bloed cellen gaan kapot -> hemoglobine komt in het plasma vrij -> nieren en hersenen beschadiging,

0= de algemene donor -> kan iedereen bloed geven omdat hij geen bloedfactor heeft
AB= de algemene ontvangen -> kan van iedereen bloed krijgen omdat hij geen antistoffen heeft.

REACTIES

D.

D.

het is niet waar wat je zei over dat er 5000 witte bloedcellen in het lichaam van een volwassene zitten, er zitten 5000 witte bloedcellen in een mm³ en NIET in een volwassen lichaam

18 jaar geleden

A.

A.

Bloedplasma is niet 90% maar 91%

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.