Hoofdstuk 2 Voortplanting

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1887 woorden
  • 21 juni 2011
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
12 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
BASISSTOF 1 HET VOORTPLANTINGSSTELSEL VAN EEN MAN

Zaadkanaaltjes
deling
Zaadmoedercellen Spermatogenese
deling
Cellen die zich ontwikkelen to zaadcellen

Zaadblaasjes: voegen vocht toe dat de zaadcellen actief maakt.
Prostaat: voegt vocht toe dat voedingsstoffen voor de zaadcellen bevat.
Sperma: zaadcellen + vocht.
Zaadlozing: 100 - 400 miljoen zaadcellen.
Smegma: smeer onder voorhuid.

BASISSTOF 2 HET VOORTPLANTINGSSTELSEL VAN EEN VROUW

Oögenese: rijping van eicellen in de follikels.
Ovulatie: follikel neemt veel vocht op -> barst open en de eicel wordt uitgestoten.
Zygote: bevruchte eicel
Gele lichaam: follikelweefsel, ontstaat uit de follikel na de ovulatie.
Bevruchtingsmembraan: De eicel sluit zich af voor andere zaadcellen, na het indringen van 1 zaadcel.
Placenta: speciaal orgaan waar uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en het bloed van het embryo plaatsvindt. (deze placenta ontstaat na 3 maanden)
Maagdenvlies: slijmvliesplooi die de vagina gedeeltelijk afsluit.

BASISSTOF 3 HORMONALE REGELING VAN DE VOORTPLANTING

Hormoonklieren: klieren die sappen afgeven aan het bloed
Hormonen: sappen die door hormoonklieren worden afgegeven aan het bloed.
Secretie: de productie en afgifte van stoffen door cellen.
Hypofyse: hormoonklier die zich in de hersenen bevindt.
De hypofyse maakt twee geslachtshormonen:
- Follikelstimulerend hormoon (LSH)
- Luteïniserend hormoon (LH)

REGELING BIJ DE MAN
FSH: stimuleert vorming van zaadcellen.
LH: stimuleert testosteron productie.
Testosteron: invloed op de verdere ontwikkeling van zaadcellen.
cellen die tussen de zaadkanaaltjes liggen, de cellen van Leydig, vormen testosteron.
Testosteron (bepaalde concentratie)
remt
hypofyse
maakt minder
LH (dus cellen van Leydig maken minder testosteron)

Testosteron (lagere concentratie)
Heeft invloed op
Hypofyse
Meer
LH (dus cellen van Leydig maken meer testosteron)
Terugkoppeling: de hormonen LH en testosteron beïnvloeden wederzijds elkaars secretie.
SECUNDAIRE GESLACHTSKENMERKEN BIJ DE MAN
Testosteron zorgt voor secundaire geslachtskenmerken bij de man. (o.a. beenderen en spieren worden zwaarder, zwaardere stem, baardgroei en (schaam/oksel)haargroei (borsthaar).

SECUNDAIRE GESLACHTSKENMERKEN BIJ DE VROUW
Onder invloed van LSH en LH, scheiden de follikels oestrogenen (o.a. oestradiol en oestron) en progesteron af.
Oestrogenen beïnvloeden de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken. (o.a. borstontwikkeling, verwijding van de bekken, onderhuidse vetlaag en (schaam/oksel)haargroei.

REGELING BIJ DE VROUW
Bloedverlies tijdens ongesteldheid: kapotte bloedvaatjes.
Menstruatiecyclus: steeds terugkerende ongesteldheid ofwel menstruatie.
Eerste 12 dagen van menstruatiecyclus hypofyse produceert FSH en LH.
FSH: stimuleert de rijping van follikels in de eierstokken.
FSH en LH: stimuleren de productie van oestrogenen door cellen uit de wand van rijpende follikels.
Oestrogenen: baarmoederslijmvlies wordt dikker en gaat meer klieren bevatten.

Productie oestrogenen (op hoogtepunt)
stimuleert
Afgifte LH door hypofyse

LH (hoge concentratie in bloed)
stimuleert
Opname van vocht door rijpende follikel

Follikel barst open en een eicel komt vrij (ovulatie)

GEEN ZWANGERSCHAP
LH: vorming van het gele lichaam uit het in de eierstok achtergebleven follikelweefsel.
stimuleert productie oestrogenen en progesteron door het gele lichaam.
Progesteron: baarmoederslijmvlies wordt dikker.
klieren in baarmoederslijmvlies gaan stoffen afscheiden.
(stoffen kunnen als voedsel dienen voor het embryo)

Progesteron
remt
afgifte FSH en LH
door gebrek aan LH sterft het gele lichaam af
progesteronproductie stopt
baarmoederslijmvlies wordt niet meer in stand gehouden
baarmoederslijmvlies wordt gedeeltelijk afgestoten (menstruatie)

ZWANGERSCHAP
Na bevruchting:
Gele lichaam
produceert nog 3 maanden blijft functioneren onder invloed van

Progesteron HGG
houdt zwangerschap in stand eerste weken door het kind
baarmoederslijmvlies dik en klierrijk daarna door placenta
melkklieren in borsten ontwikkelen
remt afgifte
FSH en LH
geen nieuwe follikels tot rijping
geen ovulatie

BASISSTOF 4 SEKSUALITEIT

5% van de mensen is homoseksueel (homofiel)

SEKSUEEL GEWELD
Ongewenste intimiteiten: als met iemand met lichte seksuele handelingen worden verricht
tegen diens zin, vaak vanuit machtspositie.
Incest: het plegen van geslachtsgemeenschap of seksuele handelingen tussen familie.
Aanranding: met geweld of onder bedreiging worden seksuele handelingen verricht.
Verkrachting: aanranding waar ook geslachtsgemeenschap bij plaats vindt.

BASISSTOF 5 SEKSUEEL OVERDRAAGBARE AANDOENINGEN

Bekendste SOA’s:
- Gonorroe
- Syfilis bacteriën
- Chlamydia
- Aids virus

Chlamydia: komt vooral voor in de urinebuis en de baarmoederhals.
mensen tussen 15-30 jaar.
ontsteking in de urinebuis of de baarmoederhals.
te bestrijden met penicilline.
bekendste SOA in ons land!
Aids: veroorzaakt door HIV (Human Immunodefinciency Virus).
HIV: persoon met antistof tegen HIV: seropositief persoon > 50% kans op aids
komt voor in bloed, sperma, voorvocht, vaginaal vocht en moedermelk.
veranderd voordurend gevolg geen effectief geneesmiddel
alleen medicijnen tegen vermenigvuldiging.

BASISSTOF 6 GEBOORTEREGELING

Anticonceptie: maatregelen die bevruchting tegengaan
Anticonceptiemiddelen: voorbehoedmiddelen

ANTICONCEPTIE ZONDER HULPMIDDELEN
Periodieke onthouding: geen geslachtsgemeenschap in de ‘vruchtbare periode’ van 3 à 4 dagen. (onbetrouwbaar)
Lichaamstemperatuur 0,3 °C hoger na ovulatie - menstruatie.
Coïtus interruptus: onderbroken geslachtsgemeenschap, voelt man orgasme aankomen, trekt hij zich terug. (onbetrouwbaar)
DE PIL
De pil bevat een kunstmatig gesynthetiseerd oestrogeen hormoon en een progestageen hormoon (werking lijkt op progesteron).
‘zware’ pil: hoge concentratie hormonen.
‘lichte’ pil: lage concentratie hormonen.
Minipil: zeer lage concentratie hormonen, werkt maar 24 uur, iedere dag zelfde tijd innemen.
Combinatiepil bevat oestrogeen en progestageen hormoon.
Driefasenpil per fase wordt de hoeveelheid progestageen hormoon iets hoger. (totaal is evenveel als bij andere combinatiepillen).
Bijverschijnselen pil: (soms) misselijkheid, hoofdpijn, gewichtstoename, gespannen gevoel borsten, meestal binnen 3 maanden over.
1995 – gebruiksters pil iets grotere kans trombose dan niet gebruikers.

HET CONDOOM
Het condoom is een rubber hoesje dat om de penis in erectie wordt geschoven.
Bescherming tegen SOA’s.
Ook vrouwencondooms zijn beschikbaar.
Condoom slechts 1 keer gebruiken!

OVERIGE ANTICONCEPTIEMIDDELEN
Pessarium: zacht rubber koepeltje
juiste maat en vorm
moet worden ingesmeerd met zaaddodende pasta vóór aanbrenging.
moet 8 uur op z’n plaats blijven zitten
Zaaddodende middelen: o.a. schuimtabletten, spuitbussen en pasta’s
barrière voor zaadcellen
werkt van kwartier na aanbrenging tot uur na aanbrenging
(niet erg betrouwbaar) (wel in combinatie)
Spiraaltje/ankertje: buigzaam plastic voorwerpje, met koperdraad omwikkeld
ook wel IUD (intra-uterine device)
alleen arts kan aanbrengen
kan een jaar of 5 blijven zitten
baarmoederslijmvlies veranderd van samenstelling, geen innesteling mogelijk
óf menstruatiecyclus vertraagd
(betrouwbaar)
Bijverschijnselen spiraaltje: heftigere menstruatie, buikkrampen, infecties treden makkelijker op.
‘Mirena’ spiraaltje: zonder koperdraad
geïmpregneerd met een progestageen hormoon
diffundeert geleidelijk in de baarmoeder
(grotere betrouwbaarheid) (bijverschijnselen minder)

STERILISATIE
Zaadleider/eileider wordt een paar millimeter onderbroken, uiteinden dichtgemaakt.
Vrouw, direct onvruchtbaar
Man, duurt een tijdje voor onvruchtbaarheid
Sterilisatie kan ook weer ongedaan worden gemaakt, maar soms lukt dat niet meer.

NOODMAATREGELEN TEGEN ONGEWENSTE ZWANGERSCHAP
Morning-afterpil (zware concentratiepil) moet binnen 24 - 36 uur worden ingenomen.
Overtijdbehandeling baarmoeder wordt schoongemaakt en leeggezogen, tussen 10e en 16e dag.
Overtijdpil In NL is geen ‘overtijdpil’ verkrijgbaar, in veel andere landen wel.
Abortus baarmoederslijmvlies met het embryo wordt weggezogen.

BASISSTOF 7 EMBRYONALE ONTWIKKELING

Klievingsdelingen: delingen waarbij geen groei ontstaat.
Embryoblast/embryonaalknop klompje cellen dat het begin van het eigenlijke embryo vormt.
Trofoblast: de buitenste laag cellen die de embryoblast beschermt.
zorgt voor innesteling in het baarmoederslijmvlies.
Cellen van de trofoblast scheiden enzymen af die het baarmoederslijmvlies plaatselijk oplossen, waardoor het klompje cellen er als het ware in zakt.
Daarna groeit het baarmoederslijmvlies over het klompje cellen heen.
Trofoblast: vormt het chorion.
Chorion: buitenste vruchtvlies
Chorionholte: holte gevuld met vocht die door het chorion wordt omsloten.
Chorionvlokken: uitstulpingen die tussen de holten in het baarmoederslijmvlies doorlopen.
Zuurstof en voedingsstoffen worden door deze chorionvlokken door het baarmoederslijmvlies opgenomen. (groei wordt mogelijk)
Twee holten die zich in de embryoblast ontwikkelen:
- Amnionholte
- Dooierzak
Embryo : wordt ontwikkeld uit de cellen tussen de amnionholte en de dooierzak.
Hechtsteel: vormt verbinding tussen het embryo en de trofoblast.
Dooierzak: verdwijnt in verdere ontwikkeling.
Amnionholte: bereid zich verder uit, de holte geeft vocht af.
Amnion: (binnenste vruchtvlies) wordt gevormd door de wand van de amnionholte tegen het chorion.
Amnionholte: gevuld met vruchtwater, omgeven door de beide vruchtvliezen.
Vruchtwater: beschermt embryo tegen schokken en uitdroging, embryo kan makkelijk bewegen.

ONTWIKKELING VAN DE PLACENTA
Holten baarmoederslijmvlies om de chorionvlokken
vloeit samen
Bloedruimten
+ chorionvlokken
vormen (belangrijkste deel van)
placenta

hechtsteel
ontwikkeld
navelstreng
hart pompt bloed
twee navelstrengslagaders

placenta

Tegenstroomprincipe: door de vliezen heen vindt uitwisseling van stoffen plaats.
Diffusie en actief transport: zuurstof en voedingsstoffen (o.a. glucose) worden vanuit het moederbloed opgenomen in het embryonale bloed.
Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden afgegeven.
Ziekteverwekkers kunnen ook door de vliezen heen.
Foetus: vanaf de derde maand, wordt het embryo foetus genoemd.
Na 3 maanden – placenta neemt gehele hormoonproductie over van gele lichaam (deze vergaat).

De productie van enkele hypofysehormonen wordt niet meer geremd, waaronder prolactine.

Prolactine
stimuleert
Lactatie (productie van melk door de melkklieren in de borsten)

Oxytocine: veroorzaakt weeën waarmee de geboorte wordt ingezet, deze wordt ook door de hypofyse gevormd, maar deze blijft ongeremd.

VERSTOORDE EMBRYONALE ONTWIKKELING
Miskraam/(spontane) abortus
Placenta
produceert onvoldoende
progesteron

baarmoederslijmvlies
kan niet in stand gehouden worden
(deel van) baarmoederslijmvlies samen met embryo/foetus
wordt afgesloten

meeste miskramen – eerste 3 maanden.

Buitenbaarmoederlijke zwangerschap de innesteling vindt buiten de baarmoeder plaats, met hevige bloedingen tot gevolg, soms levensgevaarlijk, de arts moet dan ingrijpen en het embryo verwijderen.
veroorzaakt door vernauwing van de eileider -> ontsteking
DES: DiEthyl-Stillbestrol
tussen 1940 - 1971
werd eerst beschouwd als een middel dat de kans op een miskraam zou verkleinen,
later bleek dat het de ontwikkeling van de geslachtsorganen van het kind verstoort.

TWEELINGEN
Twee-eiige Tweeling: ontstaat wanneer beide twee vrijgekomen eicellen beide worden bevrucht.
Eeneiige tweeling: ontstaat wanneer tijdens de delingen het klompje cellen in de eileider of in de baarmoeder wordt gesplitst.

BASISSTOF 8 NIEUWE VOORTPLANTINGSTECHNIEKEN

Verminderde vruchtbaarheid: als een paar niet binnen één jaar een zwangerschap weet te realiseren.
Vruchtbaarheid verminderende stoffen: PCB, sommige bestrijdingsmiddelen (werking op lichaam is soortgelijk met oestrogenen), medicijnen tegen acne, botontkalking, te hoge bloeddruk of kanker.

HET OPHEFFEN VAN ONGEWENSTE KINDERLOOSHEID
Kunstmatige inseminatie (KI): een arts kan bij de vrouw sperma van een andere man inbrengen.
Donorsperma: sperma van een onbekende man, gewonnen via een spermabank.
In-vitrofertilisatie (IVF) Door toediening van hormonen worden in de eierstokken meerdere eicellen tot rijping gebracht. De arts haalt deze vrijgekomen cellen weg en doet ze in een voedingsmedium -> arts voegt sperma van de man toe -> bevruchting en ontwikkeling van zygote tot klompje cellen vindt plaats.
Implantatie: de klompjes cellen worden in de baarmoeder ingebracht (vaak twee).

PREÏMPLANTATIEDIAGNOSTIEK
Bij Preïmplantatiediagnostiek wordt de gezondheidstoestand van een klompje cellen onderzocht, voordat het wordt geïmplanteerd. Één cel uit het achtcellig stadium wordt weggenomen.

BASISSTOF 9 DE GEBOORTE

Couveuse: vroeggeborenen (ca. 10%) worden in een couveuse verpleegd.
Weeën: samentrekkingen in de baarmoederwand die met tussenpozen plaatsvinden.

DE ONTSLUITING
Indaling: onderste deel van de baarmoederwand en baarmoederhals worden door weeën rond het hoofdje van de foetus getrokken. (dit duurt ca. 8 uur)
Ontsluiting: de slijmprop in de baarmoederhals wordt uitgestoten en de opening in de baarmoederhals wordt groter (vruchtvliezen breken). Opening > 10 cm.
DE UITDRIJVING
Persweeën: weeën worden steeds krachtiger en ook spieren in de buikwand gaan zich samentrekken.
Keizersnede: operatie via de buikwand, bij kinderen in stuitligging.
DE NAGEBOORTE
De placenta, resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden door samentrekking van de baarmoederwand losgewoeld.

LACTATIE
Oxytocine: speelt bij het zogen van de baby een belangrijke rol.
komt vrij uit de hypofyse als reflex op het zuigen aan de tepel door de zuigeling.
Spiertjes in de wand van de afvoergangen trekken zich samen, waardoor er melk naar buiten wordt geperst.

VERANDERINGEN IN DE BLOEDSOMLOOP
Ovale venster: opening voor de geboorte tussen de rechterboezem en de linkerboezem.
Navelstrengslagader: bloed van foetus naar placenta.
Navelstrengader: bloed van placenta naar foetus.
Foetus slagader
ader
Ductus arteriosis (ductus Botalli): verbinding tussen de longslagader en de aorta.

BASISSTOF 10 DE LEVENSCYCLUS VAN DE MENS

Grove motorisch ontwikkeling: het leren bewegen met het hele lichaam.
Fijne motorische ontwikkeling: het leren kleine bewegingen te maken, vooral met de handen.
Sociale ontwikkeling: het reageren op anderen.

VEROUDERING
Vergrijzing: treedt op doordat de levensomstandigheden zo optimaal zijn geworden, dat mensen ouder worden dan vroeger.
Veroudering: treedt op wanneer cellen minder goed gaan functioneren en doordat het aantal cellen afneemt.
kan leiden tot lichamelijke en geestelijke gebreken.
Veel voorkomende ouderdomsziekten: arteriosclerose (met als gevolg hart- en vaatziekten), bepaalde vormen van kanker en aantasting van gewrichtskraakbeen en beenweefsel.
Dementie: achteruitgang van geestelijke vermogens, bijv. toenemende vergeetachtigheid.
Euthanasie: hulp bij het op een waardige manier beëindigen van het leven van een persoon.
Euthanasieverklaring: verklaring waarin wordt aangegeven hoe er moet worden gehandeld als ze in een dergelijke situatie terechtkomen.
Actieve Euthanasie: het toedienen van een dodelijk middel.
Passieve Euthanasie: het nalaten van handelingen die het leven kunstmatig verlengen er treedt dan ‘versterving’ op.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.