Hoofdstuk 2

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 632 woorden
  • 23 december 2014
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Biologie Samenvatting Hoofdstuk 2 Soorten en Populaties

2.1 Definitie van een soort                                                                       
Soort:  
gelijk uiterlijk/kenmerken → DNA (betrouwbare indeling)
vruchtbare nakomelingen

Binominale naamgeving (geslachtsnaam + soortaanduiding)

→ taxonomie = wetenschappelijke indeling van soorten

     ↘ Linnaeus

Organismen → soorten → geslachten → families → orden → klassen → rijken

Hybriden (nakomelingen van twee verschillende soorten)

→ vaak onvruchtbaar

2.2 Populaties                                                                                                          Populatie = organismen van dezelfde soort in een gebied

     ↘ uitwisseling erfelijk materiaal, ziektes

→ beperkende factor = reden voor een organismen om uit een populatie te gaan

Planten verspreiden zaden door wind, water en dieren

Versnippering = opdelen van een leefgebied in kleinere stukken → populaties verzwakken

     ↘ ontsnippering = delen van versnipperd gebied met elkaar verbinden → populaties breiden uit

Populaties stimuleren
1 leefgebied inrichten
2 uitzetten

Populatie → mannetje: territorium → vrouwtje kiest man → genetische variaties

Toepassen: hoeveel soorten leven er op aarde?                                                Linnaeus telde in 1758 900 tot 1000 miljoen soorten

→ zoogdieren, vogels en planten: elk jaar +3

→ insectensoorten stijgen veel sneller

We weten niet hoeveel soorten er zijn omdat:
1 er is geen wetenschappelijk instituut
2 de gespecialiseerde kennis is beperkt

2.3 Elke soort is anders                                                                                            Habitat (beschrijvingen) = leefomgeving van plant en dier met specifieke biotische en abiotische factoren die voor een soort belangrijk zijn

Optimum =  waarde van milieufactor waar organisme het best gedijt

     ↘ tolerantiegrenzen = minimum + maximumwaarde van abiotische factoren

Niche = gebruik biotische en abiotische factoren van een gebied → wat doet de soort en wat is de  invloed daarvan op het ecosysteem?

Niches van soorten kunnen in de zomer en de winter verschillen → ligt aan de habitat

Concurrentie tussen soorten als ze dezelfde niche en habitat hebben

Veranderde omstandigheden → uitsterven en het zoeken van een andere habitat

     ↘ variatie in populatie (verschillen worden steeds groter)

Overlevingskansen bij temperatuurwisselingen bij een brede tolerantie grens zijn hoog

2.4 Relaties                                                                                                               Predatie = carnivoor moet bewegende prooi pakken → kortdurige relatie

  • Prooi: camouflage, holen graven, in groepen leven
  • Predator: zintuigen, vliegen, besluipen

Populaties schommelen door het aantal prooien en predators

Voedselrelatie

  • Voedselketen (kever → kievit → arend)
  • Voedselweb (verschillende voedselketens in elkaar

Verstoring voedselketen door bijvoorbeeld gif (gif op land → gif gaat door voedselketen → accumulatie → uilen gaan dood)

Symbiose (langdurige relatie tussen twee soorten, niet altijd even duidelijk)

  • Mutualisme (+/+) = beide soorten hebben voordeel van de relatie
  • Commensalisme (+/o) = één soort ondervind voordeel, de andere noch voordeel noch nadeel → plant groeit op andere plant = epifytisme (epifyten, geen concurrentie)
  • Parasitisme (+/-) = één soort ondervindt nadeel

REACTIES

J.

J.

deze samenvatting is way better dan die andere

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.