2.1 Botten
De bouw van het skelet.
• Wervelkolom: halswervels, borstwervels, ledenwervels, heiligbeen, staartbeen.
• Borstkas: ribben, borstbeen, borstwervels.
De taken van het skelet zijn:
1. Stevigheid geven.
2. Vorm geven
3. Beschermen van organen
4. Beweging mogelijk maken
In been zitten beencellen en stof met veel kalk en weinig lijmstof. In kraakbeen zitten kraakbeencellen en gelei met lijmstof. Kalk zorgt voor hardheid. Lijmstof zorgt voor buigzaamheid. Na een botbreuk vormen beencellen nieuw been.
De wervelkolom werkt als schokdemper door kraakbeen en door zijn dubbele S-vorm. Een wervel bestaat uit wervellichaam met wervelgat waarin ruggenmerg zit. Het is belangrijk om de wervelkolom in de juiste vorm te houden. Zie bronnen.
2.2 botten bewegen
Je kunt je botten bewegen door gewichten en spieren. Je botten zij n met elkaar ver bonden door:
1. Een gewricht
2. Een vergroeiing
3. Een naad verbinding
4. Kraakbeen
Een gewicht zit stevig in elkaar door gewrichtskapsel, gewrichtsbanden en spieren. Het kraakbeen laagje beschermt de knobbel van de kom in een gewricht tegen slijtage, Het gewrichtskapsel maak gewrichtssmeer, hierdoor beweegt je gewricht soepel. Je hebt 5 typen gewrichten:
1. Kogelgewricht ( schouder)
2. Scharniergewricht (knie)
3. Rolgewricht (elleboog)
4. Zadelgewricht (duim)
5. Eigewricht (pols)
Blessures:
• Ontwrichting, de gewrichtsknobbel schiet uit de gewrichtskom.
• Verstuiking, het gewrichtskapsel rekt te ver uit of scheurt in.
• Versleten gewricht, je krijgt een kunstgewricht, bijv. een kunst heup.
2.3 spieren
Spieren zitten onder je huid. Je spieren zitten met pezen aan het skelet vast. Als spiervezels samentrekken, wordt de spier korter. De spier levert meer kracht als er meer spiervezels samentrekken. Spieren weken samen:buig- en trekspieren de spier die samentrekt, wordt korter en dikker. De spier die ontspant, wordt langer en dunner. Spieren die samenwerken aan een beweging noem je antagonisten
Spierpijn ontstaat als er te veel afvalstoffen in de spier achterblijven. Door overbelaste spier kun je kramp krijgen of een spierscheuring oplopen(scheurtje in spier). Een warming-up en cooling-down voorkomen spierblessures.
De hartspier en spieren van je verteringsorganen bewegen steeds maar door .Dat zijn onwillekeurige spieren, die trekken ‘vanzelf’ samen. Bij het voortduwen van voedsel door je verteringsorganen werken kringspieren en lengtespieren samen.
2.4 dieren bewegen
Gewervelde dieren hebben een skelet met een wervelkolom. De skeletten van gewervelde dieren hebben het zelfde bouwplan. Er zijn 5 groepen gewervelde dieren:
• Vissen
• Amfibieën
• Reptielen
• Vogels
• Zoogdieren
Vissen, amfibieën en reptielen bewegen zich voor met zijdelingse bewegingen van de wervelkolom. Vogels en zoogdieren bewegen zich voort met gespierde ledematen, daardoor de wervelkolom op en neergaande bewegingen maakt. Vogels gebruiken hun leden maten om te vliegen. Zoogdieren kun je verdelen in topgangers, teengangers en zoolgangers.
De omgeving en leefwijze van een dier bepalen de vorm van de botten en de bouw van het skelet. Dieren in een verschillende omgeving hebben hetzelfde bouwplan, maar een verschillende vorm. Dieren in dezelfde omgeving hebben ongeveer dezelfde vorm , maar kunnen een totaal verschillend bouwplan hebben.
Een topganger loopt op de toppen van zijn tenen, heeft lange benen, een hoef om elke teen en kan snel lopen.
Een teenganger loopt op zijn tenen ook teengangers kunnen snel lopen.
Een zoolganger loopt op zijn hele voet, staat stevig op de grond, kan niet zo snel lopen.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Geweldig!!!
11 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
dit is niet heel goed maar met een paar aanpassingen kun je een super goed punt halen. ik had een 9!
10 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
geniaaaaaaaal
7 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
ziet er goed uit! alleen 2.5 ontbreekt....
6 jaar geleden
AntwoordenW.
W.
Die was niet voor deze toets...
4 jaar geleden
S.
S.
Top!
4 jaar geleden
Antwoorden