16.1 Een mooie oplossing
Weefselvocht
Elke cel neemt voortdurend stoffen op uit het weefselvocht.
* Spiercel:
Heeft brandstof en zuurstof nodig om samen te trekken.
* Levercel:
Heeft bouwstoffen nodig voor de vorming van bloedeiwitten (bijv. fibrinogeen).
Weefselvocht
Brandstofmoleculen
Zuurstofmoleculen
Bouwstofmoleculen
Afvalstoffen
Je haarvaten voeren steeds nieuw weefselvocht aan en oud weefselvocht af.
Vertering
Eiwitten vetten en de meeste koolhydraten kunnen niet rechtstreeks via je darmwand naar het weefselvocht. Door de vertering in mond, maag en darm ontstaan kleinere moleculen die wel goed opneembaar zijn. Ze passeren de cellen van je darmwand en lossen op in je bloedplasma of in de lymfevloeistof. Via je bloedvaten komen ze bij je cellen
In je verteringskanaal vindt afbraak plaats van de grote moleculen. In de dunne darm gaan deze door de cellen van de darmwand naar bloed of lymfevloeistof.
Koolhydraten
* Monosachariden (glucose)
De kleinste koolhydraatmoleculen.
* Disacharide
Een verbinding van twee monosachariden. Deze moleculen zijn te groot om de cellen van je darmwand te passeren.
* Polysacharide (zetmeel) (cellulose)
Een groot aantal monosacharidemoleculen aan elkaar gekoppeld.
Celwanden van plantencellen zijn uit cellulose opgebouwd.
Eiwitten
Het darmkanaal breekt eiwitmoleculen uit voedsel stapsgewijs af.
1. Plypeptideketens ontstaan en uiteindelijk duizenden aminozuren.
2. Via het bloed bereiken de aminozuren de spieren, die deze bouwstenen gebruiken om er nieuwe lichaamseigen spiereiwitten van maken.
Je lichaam heeft 20 verschillende aminozuren nodig om alle eiwitten op te bouwen.
Essentiële aminozuren
Aminozuren die je lichaam niet zelf kan maken en dus uit je voedsel moeten komen.
Vetten
In een vetmolecuul zitten drie lange staarten vast aan één kop. Drie lange vetzuurmoleculen zijn verbonden met één glycerolmolecuul. Door de vetzuurstaarten van de glycerolkop te scheiden ontstaan opneembare moleculen.
Onverzadigde vetzuren
Hebben dubbele bindingen tussen de C atomen en kunnen daardoor nog H atomen opnemen.
Vetachtige stoffen kunnen leiden tot vernauwing van je bloedvaten. Om dit te voorkomen kun je beter vloeibare vetten en oliën gebruiken. Deze bevatten meer onverzadigde en kortere vetzuurmoleculen. De kans op atherosclerose is dan minder groot.
Zetmeel en cellulose zijn polysachariden. Net als disachariden horen ze bij de koolhydraten. De grote moleculen van eiwitten en vetten kunnen niet rechtstreeks vanuit je darm naar je bloedbaan. Door de vertering ontstaan kleinere moleculen die de darmwand wel kunnen passeren.
REACTIES
1 seconde geleden