Hoofdstuk 13

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1000 woorden
  • 5 augustus 2006
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
9 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Hoofdstuk 13

13.1
Voor springen gebruik skeletspieren. In skeletspieren is het spierweefsel verdeeld in groepen omgeven door een laagje bindweefsel=spierbundel. Spierweefsel in spierbundels bestaat uit spiervezels. Spiervezel besvat 2 type eiwitten die in elkaar schuiven.
Actine=dunste eiwit
Myosine=dikste eiwit
Fibril=Grote aantallen actine en myosine in bundels in lengterichting naast elkaar in spiervezel.
In rust=eiwitten uit elkaar geschoven, spierfibril is dan dun en lang.
In actie=eiwitten in elkaar, spierfibril is kort en dik.
Als veel spiervezels tegelijk verkorten krijg je een korte en dikke spier (spierbal).
Voor verkorte van spierfibril heb je brandstof nodig. Voor weer verlengen ook maar omdat je een andere spier daarbij gebruikt=antagonist. Bijv. buig en strekspieren in onderarm. Zwaartekracht en bloeddruk helpen ook mee.
Skeletspieren zijn dwarsgestreepte spieren=spierfibrillen liggen netjes naast elkaar waardoor streepjespatroon ontstaat.
Dwarsgestreepte spieren hebben ook eiwit myoglobine dat kan zuurstof binden (net als hemoglobine) Spiervezels met veel myoglobine zijn rood (anders wit).
Spiervezels met veel rood kunnen door veel zuurstof een inspanning lang volhouden.
Spierenvezels met veel wit trekken sneller samen maar houden het niet lang vol.
Door training kan je rood wit laten worden of andersom.
Training versterk ook uithoudingsvermogen van hartspier=dwarsgestreepte spier mar vertakt is perfect voor rondpompen bloed. Hartspiervezels hebben maar 1 celkern.
Gladde spieren rondom bloedvaten en darmen zijn niet te trainen.
Gladde spieren=beïnvloeden bloedverdeling in je lichaam, wijzigen bloeddruk en laten voedselbrij in darmen bewegen=spierfibrillen liggen door elkaar, kunnen niet snel samentrekken maar houden wel lang vol. (zie bron 5 blz. 79)

13.2
Energie voor samentrekken spieren zit in bepaalde voedingsstoffen. Mitochondriën in spiervezels verbranden organische brandstoffen(glucose, aminozuren, kleine vetzuurketens) tot anorganische koolstofdioxide en water. Energie die vrijkomt is 60% warmte en rest word opgeslagen in ATP. Die geeft af als nodig.
ATP is slechts genoeg voor een paar seconde het is dus belangrijk voor het lichaam om ATP steeds weer op te laden. Door training=grotere opslag in ATP en meer enzymen voor opladen ATP. Spieren hebben creatinefosfaat=extra energie. Samen met ATP is Fosfaataccu.
Dissimilatie=voedingsstoffen omzetten tot energie. Zie bron 8 blz. 81
Aëroob=proces waarbij zuurstof nodig is.
Anaëroob=proces waarbij geen zuurstof word gebruikt.
Bij zware inspanning heb je meet zuurstof nodig dan mogelijk dus je energievoorziening gaat zonder zuurstof werken. Alleen glucose kan dan als brandstof worden gebruikt en dat levert veel minder energie op.
Kramp=spiervezel ontspant niet of moeilijk door hoge zuurgraad van melkzuur in spieren.
Door nahijgen krijg je extra zuurstof en verbrand je alsnog een groot deel van melkzuur.
Zuurstofschuld=zuurstof die nodig is voor melkzuur wegwerken.

13.3
In longen gaat door de dunne wand zuurstof in en koolstof eruit. Dat verloopt door diffusie. Binnenkant van longen is opgebouwd uit miljoenen longblaasjes en longtrechtertjes daardoor groot oppervlak (70 a 80 m2). Door adem halen komt zuurstof snel bij cellen anders op passieve manier zou de afstand te groot zijn.
Tussen ribben zitten inwendige en uitwendige tussenribspieren, samen met middenrif en hulpademhalingsspieren zorgen zij voor ademhalen. Middenrif is belangrijkste=koepelvormige spierplaat net boven maag.
In ademen = Inademingspieren trekken samen--->volume borstkas vergroot----> longen rekken mee---> er ontstaat onderdruk in de longen---> buitenlucht stroomt net zo lang naar binnen tot druk in longen gelijk is aan druk buitenlucht.
Antagonisten inademspieren= inwendige tussenribspieren, elasticiteit longen, middenrif en zwaartekracht. Ventilatie=in en uit ademen.
Bij sport heb je meer zuurstof nodig; buikspieren en nek en schouderspieren helpen met extra inademen.
Longen zitten vast aan borstkas. Om longen zit longvlies en binnen borstkas zit borstvlies die zitten aan elkaar vast met weefselvloeistof. Adhesie plakt beide vliezen aan elkaar. Ook schuiven vliezen beter langs elkaar bij in en uitademen door vloeistof.

13.4
In longwegen vind geen diffusie plaats daardoor is uitgeademde lucht ook zuurstofrijk omdat de lucht die is blijven hangen in de luchtwegen word vermengd met lucht dat naar buiten gaat. Als je lucht inademt word die voorbehandeld in de luchtwegen(vochtigheid vernietigd bacteriën). Zo komt geen schade aan de longen.
Bacteriën, virussen, stofdeeltjes en schadelijke gassen passeren eerst de neusholte. Witte bloedcellen doden de meeste bacteriën en virussen. 2de barrière is trilhaarepitheel van luchtpijp, bronchiën en bronchiolen. Kleeft vast en word getransporteerd naar keelholte. Je slikt in en de rest gaat ten onder in maagsap. Soms gaat transporteren moeilijk dus ga je hoesten en niezen. Verdediging in longen is kringspiertjes om bronchiën en bronchiolen. Die trekken samen. Je krijgt benauwd maar schadelijke stoffen kunnen er niet doorheen.
Als stoffen toch komen beschadigd longweefsel bijv. roet en teer maakt laagje op longwand en diffusie van zuurstof en koolstofdioxide gaat dan moeilijker. Haarvaten rond longblaasjes sterven af. Asbest zorgt voor ontsteking in longweefsel. Er kan kankergezwel ontstaan. Bijtende gassen (ammoniak) veroorzaken wonden.
CARA=long en luchtwegziektes zoals bronchitis en astma. Allebei luchtwegvernauwing je krijgt dus zuurstoftekort.
Bij longemfyseem scheuren wandjes tussen longblaasjes en oppervlakte neemt af waardoor diffusie plaatsvindt. Vaak komt CARA door allergie of vroegere longbeschadiging.
Medicijnen - spierverkramping tegengaan, slijmproductie tegengaan, of ontsteking remmend of genezend. Dit staat op dopinglijst want verhoogd sportprestaties.
Spirometer - meet longcapaciteit hoeveel lucht je uitademt. Word weergeven in spirogram.
Rustvolume=ong. 0,5 l lucht.
Vitale capaciteit=hoeveel lucht als je diep gaat ventileren.
Restvolume/residu=wat overblijft na uitademen in je longen.
Residu+vitale capaciteit= maximale capaciteit/totale longvolume
Training beïnvloed longvolume.

13.5
tijdens slaap is ademfrequentie laag. Je gebruikt hersenen om te ademen.
Hersenstam heeft receptoren die zijn gevoelig voor CO2 gehalte in bloed - als te hoog dan regelt ademcentrum dat ventilatie toeneemt. Zintuigcellen die gevoelig zijn voor zuurstofgehalte in bloed zitten bij hart in aorta. Als gehalte daalt zetten receptoren ademcentrum aan tot actie.
Bij schrik daalt CO2 gehalte in bloed snel. Ademhalingsfrequentie neemt snel af waardoor je lijkt te stoppen met ademen. Weer schrik. En zo gaat dat door tot je pijn krijgt in je borst enz. Je bent aan het hyperventileren. Je moet dan CO2 gehalte vergroten door bijvoorbeeld in een zak te ademen. Expres hyperventileren veroorzaakt teveel zuurstof in bloed en das goed voor sporters als ze anaërobe processen zouden moeten doen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.