Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 11

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 974 woorden
  • 28 december 2009
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Ethologie is de natuurwetenschappelijke studie van het diergedrag. Onder gedrag wordt alles verstaan wat een dier doet. Gedrag kan erfelijk bepaald of aangeleerd zijn. Het gedrag wordt opgewekt door inwendige prikkels (bijv. honger) of uitwendige prikkels (bijv. een prooi). Het gedrag komt tot stand door signalen vanuit het centraal zenuwstelsel. Het doel van gedrag is: eigen overlevingskansen vergroten, voor nakomelingen zorgen, of de kans op nakomelingen vergroten.

Gedragssystemen zijn reeksen van handelingen die met elkaar samenhangen en hetzelfde doel dienen. Er zijn verschillende soorten gedrag: voortplantingsgedrag, territoriumgedrag. Door verschillende gedragselementen de noteren, komt er uiteindelijk een ethogram uit. Gedragssystemen kunnen soms tegelijk worden opgewekt, het kan zelfs zo zijn dat de beide systemen even sterk zijn en een afwisselend gedrag optreedt: ambivalent gedrag (een dier op de grens van zijn territorium die afwisselend aanvalt en vlucht), ‘omgericht’ gedrag (twee vogels die op de grond pikken i.p.v. op elkaar), overspronggedrag (mensen die in verlegenheid achter het oor krabben).


Modern gedragsonderzoek legt sterk de nadruk op de functie van het gedrag voor de fitness van het dier. Onder ‘fitness’ verstaan we de mate waarin het dier zijn genen kan doorgeven aan het nageslacht. Dieren kunnen hun eigen fitness vergroten door energie te steken in de verzorging van de broertjes en zusjes.

Gedrag is het resultaat van de vele invloeden die op een organisme inwerken. Dit kan erfelijk of aangeleerd zijn. De reflex en het instinct zijn erfelijk.

Reflexen zijn aangeboren en gebeuren automatisch. Bij een reflex springt de impuls direct of bijna direct over van een sensorische zenuw naar een motorische.

Een instinct is een aangeboren gedrag, dat iets ingewikkelder is dan een reflex. Dit gedrag is vrij automatisch en er komt geen leerproces aan de pas. Wel is het vaak zo dat het aangeboren gedrag niet vanzelf ‘begint’, het dier moet in de juiste toestand zijn.

Sleutelprikkels
Een sleutelprikkel is een prikkel die een automatische reactie op gang brengt. Er zijn ook superprikkels/supersignalen, dit zijn sleutelprikkels die sterker zijn dan normaal en ook een sterkere reactie te weeg brengen. Er zijn ook andere prikkels waar een dier altijd op zal moeten reageren, bijv. alarmkreten. Dit kunnen van andere soorten dieren zijn, maar ook van het eigen soort. Verder is er ook ‘seizoengebonden’ gedrag, bijv. het broeden van vogels.

Leerprocessen
Leren is een gedragsverandering, die veroorzaakt wordt door specifieke ervaringen. Aangeboren gedrag bepaalt vaak wel wat een dier maximaal kan leren, maar toch kan dit gedrag ook door leerprocessen veranderen. Leren kan op verschillende manieren:
Conditioneren: reflexen die veranderen door leerprocessen, er ontstaat dus een nieuwe reflexboog. Dit leren gebeurt vaak door voorwaarden en beloningen.
Proefondervindelijk leren (trial and error): door de ervaringen leert een dier. Alle goede dingen worden namelijk beloond en alle verkeerde dingen niet.

Inprenten: dit gebeurt niet bewust, en is gebonden aan een (meestal zeer vroege) levensfase. Wat er ingeprent wordt, wordt nooit meer vergeten en vaak kan er ook niets anders meer ingeprent worden.
Imitatie: Als één dier begint met iets nieuws en ook iets wat voordeel oplevert, gaan de andere dieren (van hetzelfde soort) vaak hetzelfde nadoen. Het dier wat hiermee begint kan inzicht hebben, maar het kan ook ‘toeval’ zijn.

Sociaal gedrag
De meeste dieren leven allen (solitair), maar er zijn ook dieren die in groepen leven (sociaal). Beide kanten hebben voor- en nadelen. Sociaal levende dieren kennen verschillende soorten groepen:
Anonieme groepen: er zit geen structuur in de groep en de dieren kennen elkaar niet, bijv. pissebedden, muggen
Hiërarchische groepen: de dieren kennen elkaar wel, en er zijn verschillende rangen, bijv. kuddes paarden.
De sociale insecten

Deze sociale insecten hebben hele hechte samenlevingsvormen, de individuen kunnen niet zonder de rest leven, en in de groep heeft iedereen zijn eigen taak. Alles bij elkaar vormen ze een soort ‘superorganisme’. De algemene kenmerken van zo’n groep zijn:
Meerdere dieren zorgen samen voor het nageslacht
Er is een taakverdeling, waarbij er slechts enkele dieren nakomelingen voortbrengen en de andere, onvruchtbare dieren de verzorging op zich nemen
Er zijn minstens twee generaties in een nest aanwezig, de nakomelingen kunnen dus hun ouders helpen bij het werk


Altruïsme
Sociale insecten hebben schijnbaar altruïstisch gedrag, dit gedrag houdt in dat men zich op kan offeren voor anderen, door bijv. te waarschuwen als er gevaar dreigt. Dit gedrag kan de fitness van het dier wel verkleinen, maar uiteindelijk kan het de fitness ook vergroten, omdat er meer van de genen van het waarschuwende dier bespaard blijven.

Nageslacht
Dieren paren niet zomaar met elke soortgenoot van het andere geslacht die ze tegenkomen, vaak gaat er baltsgedrag aan vooraf, dit heeft twee functies: de dieren willen eerder paren en ook hebben de dieren de kans om de beste partner te kiezen. Een vrouwtje wil natuurlijk een goede partner, zodat haar kinderen ook meer overlevingskansen hebben. Ze kan de ‘kwaliteit’ van de man op verschillende mogelijkheden beoordelen:
Het mannetje kan een soort geschenk aanbieden
Het mannetje heeft vaak een territorium en het vrouwtje kiest het liefst een mannetje met een groot territorium
Het vrouwtje zoekt het grootste mannetje uit, of degene die het hardst kwaakt of zingt
Het mannetje pronkt fiks met bijv. een lang staarten of een gewei

Bij warmbloedige dieren worden de nakomelingen beschermd en verzorgd, broedzorg, omdat een klein jong dat zelf nog niet kan. Dieren herkennen niet altijd hun eigen jongen, daarom kunnen ze ook bijv. een koekoeksjong opvoeden. De rolverdeling kan verschillend zijn bij de dieren.

Mens
De mens is een uniek soort in de dierenwereld. Vooral de taal is uniek, omdat geen enkel ander soort zoiets heeft. Het goed kunnen leren van een taal is aangeboren. De mensen kunnen ook via non-verbale communicatie met elkaar communiceren, dit gebeurt vooral door de lichaamstaal en de mimiek. Ook sleutelprikkels spelen een rol bij mensen. Verder kennen we ook een aantal gedragingen bij mensen, bijv. overspronggedrag en omgericht gedrag. Ook is er sprake van een bepaalde rangorde, een eigen territorium en een ´fitness´.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.