Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 11

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 810 woorden
  • 1 december 2006
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
9 keer beoordeeld

H 11.1 Als je hart samentrekt, perst het bloed door je slagaders. Vanaf de linker kamer komt het in de Aorta. Vanaf de rechter kamer komt het in de Longslagader. Tijdens het ontspannen van je hartspier rust het uit, de kamers vullen zich met bloed vanuit de aders: De linker kamer krijgt zuurstofrijk bloed vanuit de Longaders. De rechter kamer krijgt zuurstofarm bloed vanuit de holle aders. Door de hart- en slagaderkleppen wordt ‘spookrijden’ voorkomen, tijdens de rustfase staan van beide harthelften de hartkleppen open. Als de kamers samentrekken, neemt de druk toe, sluiten de hartkleppen en gaan de slagaderkleppen open. Hartminuutvolume: de hoeveelheid bloed die een kamer in een minuut wegpompt. Hartfrequentie: het aantal keren dat je hart per minuut klopt/pompt. H 11.2 Het hart pompt ± 70 ml. bloed, zo’n 70 tot 200 keer per minuut rond. De wanden van de aorta en de grote slagaders zijn elastisch, hierdoor rekt de wand steeds uit en veert terug. De tegendruk van de wand wordt groter narmate de (slag)aders verder uitrekken (de bovendruk). Aan het eind van de samentrekking van de kamers, veert de wand terug (de onderdruk). De stroomsnelheid van het bloed hangt af van de dikte van de (slag)aders en de wrijving. Ook hangt het af van de totale oppervlakte van de doorsnee van de bloedvaten. Haarvaten: erg nauwe bloedvaten, waar bloedcellen maar net doorheen passen. Kleppen in de aderen van je benen zorgen ervoor, dat het bloed wat omhoog stroomt, niet meer naar beneden kan stromen. In de aderen zijn de stroomsnelheid en de bloeddruk laag, skeletspieren en vaatkleppen zorgen voor het terugstromen naar het hart. Afhankelijk van de omstandigheden regelt je lichaam de bloedverdeling over de organen.
H 11.3 Bloedbanken: als je bloed geeft worden alleen de bruikbare bestanddelen uit het bloed gehaald, dit gebeurt door middel van het centrifugeren van het bloed, hierdoor wordt het bloed gescheiden in bloedplasma en bloedcellen. Ook scheiden ze bloedcelen en bloedplaatjes. Bloedplaatjes en stollingseiwitten: dit zijn een soort reparatie ploegen voor als je een bloeding hebt (bv. snee). Tromboplastine: een stof die uit beschadigde weefselcellen vrijkomt, deze geeft een signaal tot reparatie. De bloedplaatjes dichten het bloedvat, doordat ze veranderen en aan de wand blijven kleven. Fibrogeen: een stollingseiwit die draadjes vormt (fibrinedraden), deze vormen zich als een netje tussen de bloedplaatjes, samen vormen ze een bloedstelpende prop. Hemoglobine: hiermee wordt in een rode bloedcel het zuurstof vervoerd. CO2 wordt voor een groot deel in het bloedplasma vervoerd. In de weefsels en de longen verplaatsen O2 en CO2 zich door middel van diffusie. H 11.4 Weefselvloeistof: dit scheidt je huid uit, als je bv. gevallen bent, volwassenen hebben zo’n 15 liter, het is gelig. Je bloed stroomt door haarvaten een weefsel binnen, deze zijn zo nauw dat je rode bloedcellen er maar nauwelijks doorheen kunnen. De wanden bestaan uit een laag levende cellen die een zeef vormen: kleine deeltjes van het bloed kunnen er tussenduur en in het weefselvloeistof komen en omgekeerd. De grote eiwitten en rode bloedcellen zijn te groot en blijven in het haarvat, daarom is bloed rood en weefselvloeistof geel. De bloeddruk zorgt ervoor dat water en stoffen die tussen de cellen door kunnen, de weefselvloeistof ingeperst worden (filtratie). Resorptie: water, met daarin opgeloste stoffen, stroomt door osmose vanuit de weefselvloeistof terug naar het bloed. De osmotische waarde van je bloed is hoger dan die van je weefselvloeistof, dit komt doordat eiwitten uit het bloed niet door de wand van het haarvat kunnen. Bloeddruk en osmotische kracht, werken in tegengestelde richting, aan het begin van een haarvat is de bloeddruk groter dan de osmotische zuigkracht, aan het einde van het haarvat, is de osmotische zuigkracht groter en wordt de vloeistof het haarvat ingezogen. Actief transport: als er energie nodig is om in een haarvat te komen. Een deel van de weefselvloeistof stroomt via lymfevaten als lymfe terug naar de bloedsomloop, uit de haarvaten gelekte eiwitten komen via deze weg in het bloed terug. Lymfeknopen bevatten grote aantallen witte bloedcellen. H 11.5 Je leefwijze nu, is van invloed op de conditie van je hart en de bloedvaten, later in je leven. Als je jong bent, is de binnenkant van je bloedvaten nog glad, kan het bloed er moeiteloos door stromen en de wand is nog elastisch. Naarmate je ouder wordt, raken je bloedvaten bij kleine beetjes beschadigd, als die kleine stukjes dan niet gerepareerd worden, blijven er kleine stukjes vettige stof achter hangen, deze stukjes worden steeds groter, je spreekt dan van ader verkalking. Kransslagaders: deze zorgen voor de bloedvoorziening van het hart. Infarct: als op een plek in je slagaders geen bloed meer kan stromen, dit weefsel sterft af. Je kunt dit voorkomen, door te dotteren (met een ballonnetje de ader oprekken) of door een bypass operatie (het bloed via een omweg om het stuk heen lijden. Het evenwicht tussen stolling en ontstolling is een ingewikkeld proces dat gemakkelijk ontregeld raakt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.