Hoofdstuk 10

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 342 woorden
  • 26 augustus 2008
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
27 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Samenvatting hoofdstuk 10 ‘Ecologie’


Par. 10.1

- Populatiegrootte bepalen van een soort:
- Tellen;
- Steekproeven;
- Sporen;
- Merken (1ste vangst 100 gemerken - 2de vangst zijn er 25 gemerkt = 25%, 100/25x100=400).
- Populatiegrootte is afhankelijk van:
- Geboortecijfer;
- Sterftecijfer;
- Immigratie;
- Emigratie.
- Dichtheid per soort= aantal individuen per volume- of oppervlakte-eenheid.

Par.10.2

- Tolerantiegebied= gezamenlijke waarden van een milieufactor waarbij individuen van een soort kunnen overleven.
- Optimumkromme= een kromme waarbij het verband tussen een factor en een activiteit is uitgezet, bijv. verband tussen temperatuur en enzymactiviteit: er is een beste temperatuur(optimum), waarbij de enzymactiviteit het hoogst is.
- Abiotische factor= niet levend milieufactor zoals: licht, temp., water, bodem, lucht etc.
- Biotische factor= invloed van de omgeving die zijn oorsprong heeft in levende organismen.
- Beperkende factor= factor die het aantal individuen in een populatie laag houdt.
- Organismen kunnen zich in de loop der jaren aanpassen aan de veranderde omgeving.
- Modificaties= aanpassingen van individuele planten binnen 1 soort.

Par. 10.3

- Pioniers= allereerste begroeiing in een gebied waar geen of vrijwel geen leven was.
- Successie= verandering in de loop van de tijd in de soortensamenstelling van een levensgemeenschap zodat deze geleidelijk overgaat in een andere.
- Climax stadium= Laatste stadium na successie, waarbij abiotische factoren en soortensamenstelling min of meer constant zijn. De populaties zijn in evenwicht, de diversiteit is hoog en het ecosysteem is stabiel.

Par. 10.4

- Symbiose= betrekking tussen twee soorten organismen, samen-leven.
- Mutualisme= (+/+) beide soorten hebben voordeel.
- Commensalisme= de een heeft voordeel maar de ander heeft geen nadeel.
- Parasitisme= (+/-) voordelig voor de een en nadelig voorde ander.
- Predatie= het doden en als voedsel gebruiken van dieren.
- Intraspecifieke competitie= concurrentie tussen dieren van dezelfde soort.
- Interspecifieke competitie= concurrentie tussen verschillende diersoorten.
- Indirecte voedselrelatie= dieren zijn indirect van elkaar afhankelijk wat betreft voedsel.

Par. 10.5

- Draagkracht= max. grootte van een populatie die een ecosysteem kan verdragen.
- Plaag= wanneer een groeiende populatie een ecosysteem ernstig verstoort.
- Er zijn allerlei soorten en maten van ecosystemen en ze komen over voor.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.