Hoofdstuk 1 gedrag

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 724 woorden
  • 31 mei 2011
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer7.7
24 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Onderwerpen
HOOFDSTUK 1 GEDRAG
Gedrag is een aanpassing aan verschillende leefomstandigheden en ontstaat door een combinatie van omstandigheden binnen het dier (inwendig) en de omstandigheden buiten het dier (uitwendig)
§ 1.1 Geprikkeld gedrag

In de rui zijn: het verwisselen van het zomerkleed voor een warm winterpak bij vogels, hierdoor verandert de stofwisseling en er wordt een onderhuidse vetlaag aangelegd (als isolatie en reservevoedsel)

De verkiezingen: wat doen de partijen voor jongeren?

Volg ons op TikTok

Gedrag: alles wat een dier doet of laat en is gericht op de vergroting van de overlevingskans (functie) en ontstaat als gevolg van inwendige en uitwendige prikkels (oorzaak).

Motivatie: de bereidheid een bepaald gedrag te vertonen

Inwendige prikkels: prikkels die ontstaan door omstandigheden binnen in het lichaam

Uitwendige prikkels: prikkels die ontstaan door omstandigheden buiten het lichaam

Motiverende factoren zijn factoren als in- en uitwendige prikkels die een rol spelen bij het vertonen van bepaald gedrag

Motivatie is een gevoel dat afhankelijk is van de toestand van het dier, een prikkel is een in/uitwendige gebeurtenis.

Sleutelprikkel: de doorslaggevende uitwendige prikkel die een bepaald gedrag veroorzaakt, de invloed van een sleutelprikkel kan veranderen door ervaring

Supernormale prikkel: een overdreven sleutelprikkel

Antropomorf: een menselijke benadering van diergedrag, te herkennen aan emotioneel geladen termen en interpretaties van gedrag

Etholoog: onderzoeker van dierengedrag

§ 1.2 De zweep voor het publiek

Bedragsketen: ketting van gedragingen, aantal gedragseenheden die elkaar steeds op dezelfde wijze opvolgt

Gedragseenheden: verschillende aparte handelingen van gedrag

Gedragssysteem: wordt gevormd door samenhangende groepen van handelingen

Conflictgedrag: gedrag waarin twee of meerdere gedragssystemen met elkaar in conflict komen, hierbij ontstaan afgeleide gedragingen, te verdelen in verschillende vormen:

- Ambivalent gedrag: een mens of dier twijfelt tussen twee gedragssystemen en voert steeds weer een stukje van beide gedragssystemen uit bijv. poot likken terwijl leeuw onrustig is

- Overspronggedrag: vertonen van een vreemde gedragseenheid binnen een heersend gedragssysteem bijv. krabbel op hoofd als je niet weet wat je moet doen

- Omgericht gedrag: het gedrag wordt getoond aan iets anders dan het oorspronkelijke doel

§ 1.3 Seks: vechten, vluchten of vriendjes worden?

Ritueel: een serie gedragseenheden die van te voren vast staat, kan verduidelijkt worden door handelingen te overdrijven, vaste gedragsketen als voorbereiding op het eigenlijke gedrag, wordt alleen door soortgenoten herkend

Signalen: zijn gedragseenheden die alleen door soortgenoten als sleutelprikkel herkend worden

Zowel signaal als sleutelprikkel zijn uitwendige prikkels.

Bij rituelen volgen signalen elkaar in vaste volgorde op.

Een gedragsketen is een vaste volgorde van gedragseenheden bij een dier.

Een ritueel is een vaste volgorde van gedragseenheden, uitgewisseld tussen twee soortgenoten.

Balts: speciaal ritueel, manier om aan te tonen dat je van het andere geslacht bent en dat je een geschikte partner bent, de dieren wisselen informatie uit over elkaars kwaliteiten als partner en ouder

Bij dieren kan gedrag altijd in een gedragsketen worden weergeven (het ene gedragselement roept het andere op), bij mensen kan dit het geval zijn maar dat hoeft niet (mensen kunnen controle over hun gedrag uitoefenen en kunnen een gedragsketen bewust of onbewust onderbreken).

§ 1.4 Pas op, hij bijt

Communicatie: het uitwisselen van informatie tussen soortgenoten, er is een zender en een ontvanger (een actie en een reactie), heeft als doel het uitwisselen van informatie tussen groeps/soortgenoten

Boodschap: het overbrengen van een combinatie van verschillende onafhankelijke signalen

Dieren van verschillende soorten kunnen nauwelijks met elkaar communiceren omdat de manier van communicatie per diersoort verschilt.

§ 1.5 Hoe leer jij vandaag?

Gedrag kan aangeboren of aangeleerd zijn.

Leergedrag: het aanpassen van gedrag op basis van voorgaande ervaringen, resultaat is een aanpassing aan veranderende omstandigheden, te verdelen in verschillende vormen:

-Gewenning: niet meer reageren op een bepaalde prikkel, minder vatbaar zijn voor veranderingen

-Inprenting: leren in een korte gevoelige periode bijv. volgen van eerste voorwerp dat jong ziet bewegen

-Imitatie: nadoen van dieren/mensen

-Ervaring: leren door te oefenen

-Inzicht: leren door denken, door het maken van een voorstelling van alle tussenliggende stapjes en hun consequenties

-Klassieke conditionering: het leren van voorwaardelijke reflexen, bestaande gedrag versterken of afzwakken, leren door het koppelen van prikkels

-Operante conditionering: het aanleren van ongericht gedrag als nieuw en onbekende gedragsketen, leren van een bepaalde bedrag bij een bepaalde beloning/straf

-Uitproberen (trial and error): leren door vallen en opstaan

Dieren van soorten die lang leven moeten meer leven dan dieren van soorten die kort leven, want zij doen meer ervaringen op waarbij ze hun gedrag moeten aanpassen

Dieren in een afwisselende leefomgeving moeten meer leren dan dieren in een eentonige leefomgeving, want er treden meer veranderingen op die de dieren dwingen tot leren

Er is bij imitatie, klassieke en operante conditionering sprake van communicatie.

Er is bij inprenting, gewenning, trial-and-error en motorisch leren geen sprake van communicatie.

REACTIES

S.

S.

Best leuk maar het seks stukje wat minder leuk!!!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.