Homeostase

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 626 woorden
  • 14 juni 2010
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer7.2
5 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Onderwerpen
ADVERTENTIE
Humanistiek studeren in de binnenstad van Utrecht

Heb je interesse in mens en maatschappij? Houden urgente vragen in de samenleving je bezig? In de bachelor Humanistiek combineer je kennis uit filosofie, psychologie, sociologie en geschiedenis.
Meer weten? Kom dan naar de Open Dag op 15 november!

Meld je aan!

Thema 5 Homeostase

BS 1 Een constant intern milieu
Interne milieu: weefselvloeistof samen met het bloedplasma
Homeostatische regelmechanismen: zorgen ervoor dat de omstandigheden in het interne milieu niet te veel veranderen.
-> rond bepaalde waarde -> Normwaarde -> Constant intern milieu
Terugkoppeling: het resultaat van een proces heeft invloed op het proces.
Negatieve terugkoppeling: een toename van het resultaat veroorzaakt een remming van het proces. Een afname van het resultaat veroorzaakt een stimulering van het proces.
Regelkring: Het totale systeem waardoor de temperatuur constant wordt gehouden.
Regeling van de lichaamstemperatuur
Warmteproductie voor 70% afkomstig van:
-hart -longen -nieren
-hersenen -darmkanaal -lever
Bloed speelt belangrijke rol: warmte wordt door het stromende bloed afgevoerd naar andere delen in het lichaam

De verkiezingen: wat doen de partijen voor jongeren?

Volg ons op TikTok

Warmtebalans: evenwicht tussen de warmteproductie en warmteafgifte

Warmteproductie:
-afhankelijk van de intensiteit van de stofwisseling en de activiteit van de skeletspieren
->temperatuur onder de normwaarde (koud): warmteproductie omhoog door hogere intensiteit van de stofwisseling en door onwillekeurige spierbewegingen (rillen en klappertanden)
Warmteafgifte:
-bloed en huid belangrijke rol
->temperatuur boven de normwaarde (warm):bloedvaten in de huid verwijden zich en zweetklieren geven meer zweet af. Door verdamping van zweet koelt de huid af.
Samenstelling interne milieu ook constant houden op 3 manieren:
-opslag
-uitscheiding
-opnemen

Opslag:
-Bij een teveel aan een bepaalde stof wordt deze aan het interne milieu ontrokken maar blijft wel in het lichaam.
vb. glucose, vet, sommige vitaminen en bepaalde zouten
Uitscheiding:
-Bij een teveel aan een bepaalde stof, wordt deze aan het interne milieu ontrokken en uit het lichaam verwijdert.
vb. CO2, water en schadelijke stoffen
Opnemen:
-bepaalde stof wordt in het interne milieu gebracht. Deze kan ook opgeslagen worden of uitgescheden.
vb. zuurstof en voedingsstoffen

BS 2 De bouw en functie van het zenuwstelsel

Zenuwstelsel: (bouw)
-centrale zenuwstelsel
-perifere zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel:
-grote hersenen -kleine hersenen
-hersenstam -ruggenmerg
Perifere zenuwstelsel:
-zenuwen
->verbinden het centrale zenuwstelsel met alle delen van het lichaam.
Zenuwstelsel: (functie)
-animale zenuwstelsel
-autonome/vegetatieve zenuwstelsel

Animale zenuwstelsel:
-regelt bewuste reacties en de houden en beweging van het lichaam

Autonome/vegetatieve zenuwstelsel:
-regelt vooral de werking van organen
-Het staat niet onder invloed van de wil
-hartslag, ademhaling, vertering, nierwerking en verwijding/vernauwing van bloedvaten.
Prikkel: een invloed uit het milieu op ene organisme

impulsen: soort elektrische signalen die door zenuwen kunnen worden voorgeleid.
VB:
1.Je ziet een patatje ->prikkels naar zintuigcellen in je ogen
2.Zenuwen worden naar je hersenen geleid -> verwerken impulsen en reageren
3.impulsen naar zenuwen in arm-> spieren actief, patatje pakken
Receptoren: zintuigcellen (ontvangen)
Conductoren: zenuwcellen (voorgeleiden)
Effectoren: spiercellen en kliercellen (uitvoeren)
Neuronen
Neuronen: Zenuwcellen
-opgebouwd uit cellichaam en uitlopers
cellichaam-> kern + ribosomen van endopl. Reticulum->liggen dicht bij C.Z
Uitlopers: hierdoor worden impulsen voorgeleid
-Dendriet: leidt impulsen naar het cellichaam toe
-Axon(neuriet): leidt impulsen van het cellichaam af.
Myelineschede (mergschede): bestaat uit cellen van Schwann die om een lange uitloper van een neuron van het animale zenuwstelsel ligt.
->insnoering: de kleine ruimte tussen 2 opeenvolgende cellen van Schwann.
Uitlopers zonder myelineschede (sommige van het vegetatieve zenuwstelsel):
ongemyeliniseerd
Synapsen: plaatsen waar impulsen worden doorgegeven van de ene cel naar de andere cel
(op de vertakkingen van de uiteinden van uitlopers)

ADVERTENTIE
Humanistiek studeren in de binnenstad van Utrecht

Heb je interesse in mens en maatschappij? Houden urgente vragen in de samenleving je bezig? In de bachelor Humanistiek combineer je kennis uit filosofie, psychologie, sociologie en geschiedenis.
Meer weten? Kom dan naar de Open Dag op 15 november!

Meld je aan!

Typen neuronen
-sensorische neuronen
-motorische neuronen
-schakelneuronen

Sensorische neuronen: gevoelszenuwcellen
-Geleiden impulsen van receptoren naar het CZ
-cellichamen vlak bij het CZ
-1 lange dendriet en een korter axon
Motorische neuronen: bewegingszenuwcellen
-Geleiden impulsen van het CZ naar effectoren
-cellichamen in het CZ
-meerdere korte dendrieten en 1 lang axon

Schakelneuronen: schakelcellen
-geleiden impulsen binnen het CZ
-ontvangen impulsen van sensorische neuronen en geeft deze door aan motorische neuronen ( dit kan ook andersom)
-Liggen geheel in het CZ
Uitlopers van sensorische en motorische neuronen liggen bij elkaar in zenuwen.
-isolatie door myelineschede
-bindweefsellaag eromheen als bescherming

Soorten zenuwen:
Gevoelszenuw: bevat alleen uitlopers van sensorische neuronen (oogzenuwen)
Bewegingszenuw: bevat alleen uitlopers van motorische neuronen
gemengde zenuw: bevat uitlopers van sensorische en motorische neuronen
->komen het meest voor->vb. benen en armen verbinden met het ruggenmerg
Innervatie:de zenuwverdeling naar of in een orgaan (gebeurt vanuit het CZ)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.