H4Hoofdstuk 5

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 780 woorden
  • 10 juni 2002
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
19 keer beoordeeld

Verouderingskenmerken = rimpels, stijfheid, grijs haar Verouderingskenmerken = rimpels, stijfheid, grijs haar. Vitamine E is voor een gave huid, fruit houd je jong energiek rijk voedsel bevordert de slijtage van je lichaam. Dieren leven langer als, voldoende eiwitten en vitamines, weinig eiwitrijk voedsel. Telomeer = het einde van de DNA keten, bij deling word dit korter, wanneer hij te kort word kan de cel niet meer delen, tenzij er een enzym is dat het telomeer laat groeien, dit enzym heet telomerase, in darm en huidcellen is deze te vinden.
Celdood = grote beschadigingen in de cel, dan zet de cel zelf dit proces op gang. Groeischijf = Onder de uiteinden van de pijpbeenderen, een zone met kraakbeen, de groeischijf. De groei van je pijpbeen stopt als alle kraakbeencellen in botcellen zijn veranderd. Een dikke groeischijf zegt dat je nog veel doorgroeit. Groeihormoon = vooral in je kindertijd verantwoordelijk voor je groei, wordt gemaakt in de hypofyse, onderdeel van de hersenen. Geslachtshormoon = In de puberteit verantwoordelijk voor je groei, groeistoornissen kunnen het gevolg zijn van een tekort aan deze hormonen. Groeifactoren = Cellen met receptoren voor het groeihormoon regeren wanneer het groeihormoon via het bloed door je lichaam gaat, deze die reageren maak groeifactoren. Het zijn kleine eiwitmoleculen die cellen stimuleren of verhinderen te delen. Wanneer een organisme groeit, komen relatief veel cellen in het inwendige van het organisme te zitten. Voordelen zijn het vasthouden van warmte. Nadeel is de steeds toenemende massa.
Celcyclus = de periode waarin een cel onstaat, groeit, acief is en opnieuw deelt. De celcyclus bestaat uit 4 fasen. Interfase = G1, S en G2 fase, hierin bereid de cel zich op de deling voor. S-fase (synthese), hierin vormt een cel nieuw DNA, aan het eind van de fase is elke DNA keten verdubbeld, de 2 identieke Moleculen blijven verbonden in het Centromeer. M-fase (mitose) is deze fase deelt de cel zich, de Ketens worden zichtbaar als chromosomen, ze bestaan uit 2 identieke helften, de chromatiden , verbonden in het Centromeer. In het midden van de cel splitsen de chromatiden, in elke groep ontstaat een nieuw kernmembraan, hierdoor ontstaan 2 kernen.
Mitose bij een dierlijke cel. - Interfase = voorbereiding, de dan ketens(chromosomen) gaan spiraliseren, kernmembraan en lichaampjes verdwijnen. G2 fase verdubbelde centriolen gaan uiteen. - Metafase = Chromosomen zijn max. verkort en verdikt, afzonderlijke chromatiden zichtbaar,rangschikken met het centromeer in het equatorvlak van de cel. - Anafase = Verdeling chromosomen. Centromeren delen zich op. - Telofase = Afronding kerndeling. Spoelfiguur verdwijnt, chromosomen despiraliseren dus., worden weer langer en dunner. Kernmembraan ontstaat uit het Endoplasmatisch Reticulum. - Na afloop van de mitose vindt de eigenlijke celdeling plaats, er zijn 2 dochtercellen ontstaan, met een eigen kern, identiek aan de andere cel. Alles begint opnieuw. Celdifferentiatie = Gevormde cellen na het delen van de zygote lijken in het begin erg op elkaar, later ontstaan verschillen in grootte, vorm en de eiwitten die ze maken (enzymen, bouweiwittten etc) dit is differentiatie. Celdeterminatie = Uiterlijk is er nog niets aan de cel te zien, maar ze heben al een bestemming gekregen, deze cellen zijn gedetermineerd, vaak delen ze nog vele malen voordat ze daadwerkelijk differentieren. Regeleiwitten = DNA van gedetermineerde cellen zitten op bepaalde vaste plekken eiwitten, die zorgen ervoor dat bepaalde stukken DNA wel al dan niet actief zijn. Zo regelen zij vele activiteiten.
Mastergenen = Stukken DNA met informatie voor de regeleiwitten. Ook besturen ze de ontwikkelingspatronen van organen. Er zijn er zelfs die de activiteiten van een ander mastergen kunnen regelen. Tijdens de ontwikkeling van weefsels treedt eerst celdeterminatie op, vervolgens celdifferentiatie. Mastergenen sturen dit proces. Inductie = Het contact van de buurcellen beïnvloedt de ontwikkeling van een bepaalde cel. Gezwel of Tumor = doordat een cel uit balans blijft deze zich voortdurend delen, dan ontstaat een gezwel of tumor. Goedaardig en kwaadaardig = wanneer een gezwel ingekapseld ligt is het goedaardig. Een Kwaadaardig gezwel kan cellen loslaten van buurcellen, door de bloed of via de lymfe reist het door je lichaam en kan een nieuw gezwel ontstaan. Metastaseren = Het uitzaaien van een tumor. Zo'n tumor heet Kanker
Proto-oncogenen = een groep genen die de celdeling stimuleert, een ontsporing in een cel kan zorgen dat een cel verandert in een tumorcel. Zo'n ontspoord gen heet een Oncogen Tumor-suppressorgenen = een groep genen die de celdeling remt. Zelfmoordgen = Cellen kennen een extra beveiliging tegen ongewenst DNA, cellen die onherstelbaar zijn DNA-beschadigt sterven meestal door het aanschakelen van een zelfmoordgen. Bij de helft van de menselijke tumoren blijkt dit gen echter gemuteerd te zijn Er zijn verschillende factoren die kanker kunnen veroorzaken = verstoring in het evenwicht van stimulerende en remmende stoffen, fouten in de receptoren, mutaties in regelgenen. Carciogene stoffen en straling.
Wanneer een cel in een te hoog tempo doorgaat met delen ontstaat een gezwel. Metatasen ontstaan wanneer cellen losraken van het gezwel.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.