H2: Ademhaling

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 480 woorden
  • 11 augustus 2008
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
15 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Ademhaling:

Gaswisseling bij organismen: 1) zuurstof wordt opgenomen
2) kooldioxide (CO2) wordt afgestaan.

Organismen krijgen energie door verbranding van voedsel met zuurstof.
Hierbij komt ook CO2 en water vrij.

Warmbloedige dieren: Hebben een constante lichaamstemperatuur die het organisme zelf
regelt.
Koudbloedige dieren: Hebben een wisselende lichaamstemperatuur die afhankelijk is van de
temperatuur van de omgeving. (Kunnen dus in de winter niet actief
zijn (er vindt minder verbranding plaats, dus er is minder energie)

Zuurstof en voedingsstoffen worden door het bloed naar alle cellen getransporteerd.
Cellen hebben voor hun voortbestaan altijd energie nodig. In de cellen vindt een verbrandingsproces plaats.
De bij de verbranding ontstane afvalstoffen worden door het bloed vervoerd naar de nieren en de ademhalingsorganen.

Gassen verspreiden zich van een hoge naar een lage concentratie.
Celwanden, celmembranen of cytoplasme vormen geen belemmering voor de verspreiding van gassen.
Concentratie: de hoeveelheid van een bepaald gas in de lucht.

Longen: ademhalingsorganen van de mens.
Van boven naar beneden:
Luchtpijp > Strottenhoofd (bovenste deel van luchtpijp) > 2 hoofdbronchiën (=longen_ > bronchiën > longblaasjes

Oppervlaktevergroting = feit dat longblaasjes een heel groot oppervlakte bezitten, ondanks dat ze maar in een kleine ruimte zitten.

Longblaasjes: eromheen zit een netje van dunne bloedvaatjes. De gaswisseling vindt plaats door de dunne wand van de bloedvaatjes heen.
Kraakbeenstukken: In alle delen van de longen zitten ze. Het zijn bijna geloten ringen met in de laatste opening een spiertje. Zo kunnen de bronchiën wijd open en dicht gezet worden en niet dichtklappen.

Binnenzijde luchtweg: bekleedt met trilhaarcellen en slijmbekercellen. Stof en bacterieën uit de lucht blijven kleven in het slijm dat door de trilhaarcellen naar de keel wordt getransporteerd.

Dieren die in het water leven (vissen): KIEUWEN
• Plaats: aan de buitenkant
• Bestaan uit: Kieuwdraden of kieuwplaatjes > kieuwlamellen (hierin liggen de bloedvaatjes) Het bloed stroomt in tegengestelde richting aan de stroom van het water en de gassen worden opgenomen.

Insecten hebben TRACHEEËN
• Aan zijkant zit kleine opening: stigma; hierachter bevindt zich een trachee.
• Tracheeën lijken in bouw op bronchieën en vertakken diep in het insektenlichaam.
• Tracheeën leveren zuurstof rechtstreeks af bij de cellen en nemen er koolstofdioxide op.

De longen worden geventileerd door bewegingen van de ribben en het middenrif.
Ventilatie = verversen van de lucht in je longen.
Bij uitademing speelt de elasticiteit van de longblaasjes een belangrijke rol.
Buikademhaling: Door het middenrif samen te trekken gaat dit omlaag en wordt de borstholte groter en wordt de buikholte kleiner. Door ontspannen gaat alles weer terug in originele positie. (in-en uitademen dus).
Borstademhaling: ademen doordat de ribben omhooggetrokken worden.(er ontstaat meer ruimte voor de longen). Longen volgen deze beweging omdat ze vastzitten aan de ribben d.m.v. de pleuraholte (=laagje vocht tussen het longvlies en het borstvlies)

COPD = verzamelnaam voor aandoeningen in de luchtwegen waarbij benauwdheid voorkomt.
Longemfyseem (= longblaasjes hebben hun elasticiteit verloren) en
Longkanker (gezwel in de longen) : beiden veroorzaakt door roken

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.