Biologie samenvatting:
2 Organisatieniveaus van de biologie:
Organismen zijn georganiseerd in biologische eenheden, deze worden ook wel organisatieniveaus van de biologie genoemd. De kleinste biologische eenheid is een molecuul (bouwstenen van stoffen). Een belangrijk molecuul in DNA (bevat de erfelijke informatie van een organisme). Een organel is een onderdeel van een cel van een organisme met een speciale bouw en functie, veel organellen zijn omgeven door membranen. Een cel is een hoger niveau dan een organel. Cellen in meercellige organismen met dezelfde vorm en dezelfde functie liggen meestal in groepen bij elkaar. We noemen zo’n groep cellen met dezelfde vorm en functie een weefsel. Een orgaan is een deel van een organisme met specifieke bouw en functie (vb. een bot van een grutto). Een orgaan is meestal opgebouwd uit meerdere weefsels. Een organenstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen (vb. beenderstelsel van een grutto). Organisme is het volgende organisatieniveau. Een organisme zoals de grutto kan georganiseerd zijn in meerdere organenstelsels, maar eenvoudige organismen zoals bacteriën bestaan uit slechts één cel. Organismen behoren tot een populatie (groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich onderling voortplanten). Binnen een bepaald gebied leven populaties van verschillende soorten -> levensgemeenschap. Een ecosysteem is een min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen. Zowel de levende als de niet-levende natuur in dat gebied maken deel uit van het ecosysteem. Niet-levende natuur: temperatuur en de hoeveelheid zonlicht. Het geheel aan ecosystemen op aarde vormt de biosfeer of het systeem aarde. Emergente eigenschappen: op elk hoger niveau van de biologie verschijnen nieuwe eigenschappen, die er op het lager niveau niet zijn (vb. een populatie dolfijnen kan snel zwemmende vis vangen; een dolfijn (organisme) kan dat niet).
3 Hoofdthema’s in de biologie:
Zelfregulatie
Biologische eenheden zoals cellen en organismen zijn uit zichzelf in staat zich te handhaven. Zelfregulatie is alleen mogelijk als een organisme goed georganiseerd is opgebouwd. Vb. een mens zorgt zelf voor eten als hij honger krijgt.
Zelforganisatie
Biologische eenheden organiseren zich tot een hogere orde, waardoor nieuwe structuren ontstaan. Vb. uit een bevruchte eicel van een roofvogel ontstaan meerdere cellen die zichzelf organiseren tot een (geordend) weefsel.
Vorm en functie
Er is een verband te zien tussen vorm en functie van biologische eenheden. Vb. op organismeniveau de stroomlijnvorm van waterdieren.
Interactie
‘Op elkaar reageren’. Een slang kan bijv. een prooi eten, er is dan interactie tussen 2 organismen.
Reproduceren (vermeerderen)
Een zaadplant maakt zaden die ontkiemen waardoor nieuwe planten ontstaan. Een bacterie kan zich reproduceren door zich te delen. Door reproductie blijven populaties en soorten bestaan.
Door evolutie zijn verschillende soorten ontstaan. Door variatie en natuurlijke selectie verandert het. Door natuurlijke selectie kan de kleur van een organisme veranderen.
Je hebt ook een stamboom van de belangrijkste organismen die in de loop van de evolutie zijn ontstaan.
Er zijn drie hoofdgroepen organismen:
Bacteriën, archaea en eukaryoten.
domeinen
rijken
drie rijken uit het domein eukaryoten:
het rijk van de planten, de dieren en de schimmels.
Bacteriën zijn eencellige organismen zonder celkern. Archaea lijken op bacteriën. Zij zijn ook eencellig en hebben ook geen celkern, maar de stofwisseling van archaea en bacteriën verschilt veel. Daarom worden ze ingedeeld in twee verschillende domeinen. Ze zijn allebei prokaryoten -> eencellige organismen waarvan de cel geen celkern bevat. Doordat een prokaryote cel geen celkern bevat, ligt het DNA van prokaryote cellen los in de cel. Planten dieren en schimmels behoren tot de eukaryoten. Eukaryoten zijn organismen waarvan de cel wel een celkern bevat. Het DNA van eukaryote cellen ligt in de celkern. Protisten zijn een groep organismen, ze zijn meestal eencellig maar kunnen soms ook meercellig voorkomen. Virussen worden niet tot de levende wezens gerekend, omdat alle organismen uit cellen bestaan, maar virussen niet. Virussen kunnen zich ook niet zelfstandig voortplanten zoals alle organismen dat wel kunnen. Virussen hebben cellen van andere organismen nodig om zich voort te planten.
4 Natuurwetenschappelijk onderzoek:
Beschrijvend onderzoek:
De onderzoeker verzamelt observaties die tot een conclusie kunnen leiden.
Onderzoek gebaseerd op een hypothese:
Men gaat steeds op dezelfde manier te werk.
Fasen in het onderzoek:
- Observatie: iets wat je opmerkt en interessant vind.
- Probleemstelling: op grond van deze waarneming wordt een probleem als vraag geformuleerd.
- Hypothesevorming: een mogelijke verklaring voor het natuurverschijnsel wordt gegeven.
- Experiment: in deze fase wordt getoetst of de opgestelde hypothese juist of onjuist is. Proeven worden uitgevoerd en gegevens (data) worden verzameld om de hypothese te toetsen. Een hypothese kan ook worden getoetst door middel van observaties in plaats van door een experiment. Twee of meer groepen worden dan met elkaar vergeleken. De probleemstelling wordt herleid tot een onderzoeksvraag. Er wordt een verwachting uitgesproken over de uitkomsten van het experiment, waarbij de als, dan-redenering wordt toegepast. Bij een experiment wordt vaak gewerkt met een experimenteergroep en een controlegroep (de blanco proef).
- Resultaten: deze worden overzichtelijk weergegeven.
- Conclusie: de resultaten worden getoetst aan de verwachting en de hypothese.
Onderzoek moet van goede kwaliteit zijn. Enkele kenmerken van goed onderzoek zijn al aan de orde gekomen: er is gewerkt met voldoende aantallen en tussen de proefgroep en de controlegroep is slechts één factor verschil. Biologen onderzoeken organismen. Het is vaak niet mogelijk alle organismen van een bepaalde groep te onderzoeken. Onderzoekers selecteren dan een deel van de groep die men wil onderzoeken. Dit noemen we een steekproef. Het is belangrijk dat de steekproef representatief is. Een representatieve steekproef is een goede afspiegeling van de te onderzoeken groep. Onderzoek moet ook betrouwbaar en valide zijn.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden