Ecosysteem

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 803 woorden
  • 14 januari 2016
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
4 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Maak kans op 50 euro Bol.com tegoed 💜

Scholieren.com wil weten hoe school écht is voor jou. Vul de vragenlijst in (7 - 10 min) en laat weten wat er beter kan. Wij luisteren — en je maakt kans op 50 euro 💶

Doe mee

Vier rijken:

Bacterie

Schimmel

Plant

Dier

Celwand

Ja

Ja

Ja

Nee

Kern

Nee

A

Ja

Ja

Bladgroenkorrels

Nee

Nee

Ja

nee

Bacteriën zijn eencellig.                                                                   Schimmels kunnen eencellig of meercellig zijn

Planten kunnen eencellig of meercellig zijn               dieren kunnen eencellig of meercellig zijn

Dierensoorten
 

Vissen

AmfibieËn

Reptielen

Vogels

Zoogdieren

Kieuwen

Kiewen      Longen

Longen

Longen

Longen

Eieren in water

Eieren in water

Eieren op land

Eieren op land

Levenbarend

Koudbloedig

Koudbloedig

Koudbloedig

Warmbloedig

Warmbloedig

Schubben

Slijmhuid

Schubben

Veren

Haren

Koudbloedig = lichaamstemperatuur gelijk aan die van de omgeving
Warmbloedig = eigen constante lichaamstemperatuur

  • Geleedpotigen
  • Holtedier
  • Stekelhuidige
  • Weekdier
  • Vis
  • Amfibie
  • Reptiel
  • Zoogdier

Ademhaling

  • Longen (zoogdieren, vogels, reptielen)
  • Kieuwen (waterdieren)
  • Tracheeën = kleine anaaltjes die vanuit openingen van het pantser het lichaam in gaan. (insecten)

Kiezen

  • Planteneters = plooikiezen (celwanden vermalen)
  • Vleeseters = knipkiezen
  • Alleseters = knobbelkiezen

Darmlengte

  • Planteneters = Lang darmkanaal (celwanden verteren)
  • Vleeseters = kort darmkanaal (geen celwanden verteren)
  • Alleseters = tussenin

Snavels  en poten van vogels

  • Insecteneters = lang puntige snavel        
  • Zaadeters = kegel vormige snavel
  • Roofvogels = haakvormige snavel
  • Watervogels = zwemvliezen tussen tenen
  • Roofvogels = stevige grijpklauwen

    Steltlopers = lange poten met kleine zwemvliezen

  • Hoen = geschrikt om in de aarde te wroelen

  • Zoolganger, voetganger, teenganger

Planten

Zaadplant: wortels, stengels, bladeren

Wortel: - zorgt voor stevigheid in bodem                    Stengel: - stevigheid bladeren en bloem

  • Opname water en mineralen                       - reservestoffen
  • Reservestoffen (zetmeel)                                - transporten water en voedingzouten

                                                                                     - vaatbundels (sapstromen)    

  • Fotosynthese, huidmondjes

Weefsels bij planten

Opperhuid van wortels: buitenste cellaag, opname water en mineralen.

Opperhuid van jonge stengels en bladeren: bevinden huidmondjes voor het opnemen en afnemen van zuurstofgas en koolstofdioxide

Vulweefsel: grote cellen met daartussen kleine holten, vaak met bladgroen voor fotosynthese en opslag voor zetmeel.

Delingsweefsel: bestaan uit cellen die nog kunnen delen; daardoor groeit de plant.

Steunweefsel: geeft stevigheid aan de plant. Hebben verdikte celwanden.

Houtvaten en bastvaten; liggen bij elkaar in vaatbundels.

  • Aanpassing van planten in het milieu

Planten als voedingsmiddel voor mensen

  • Zaden ; eiwitten, vet en zetmeel
  • Vruchten; mineraalrijk en suikerrijk sap met vitaminen
  • Knollen;  veel zetmeel
  • Bollen; voedingstoffen
  • Wortel; nuttige voedingstoffen

Voorplantingsorganen van een plant

  • Insectenbestuiving: om de kans op bestuiving door insecten te stimuleren heeft een bloem een sterke geer, opvallende kleur, er is nectar aanwezig en het stuifmeel is plakkerig.
  • Windbestuiving: op de kans op bestuiving door wind te bevorderen heeft de bloem licht en veel stuifmeel. De meeldraden en stamper zijn groot en steken uit de bloembladeren.

Dieren

Abbiotische factoren:

  • Licht; activiteiten van planten en dieren
  • Lucht; nodig voor verbranding
  • Temperatuur; veel organismen kunnen niet tegen te hoge of juist te lage temperaturen. ( winterslaap)
  • Bodem; humus(resten van afgestorven planten) wordt langzaam verteerd door bacteriën en schimmels, die weer minderalen rij maken.
  • Water; alle organismen hebben water nodig om te overleven
  • Invloed op de vorm
  • Anorganische stoffen zijn stoffen uit levenloze natuur
  • Producenten zijn planten. Producenten maken van anorganische stoffen organische stoffen.

    Consumenten zijn dieren. Consumenten gebruiken organische stoffen en maken daar weer andere organische stoffen van.

    Reducenten zijn bacteriën en schimmels. Reducenten maken van organische stoffen anorganische stoffen.

    Organischesoffen zijn door organismen gemaakt en bevatten energie.

  • Energiestroom (De energie in voedsel) wordt door organismen gebruikt voor:
    • Beweging
    • Groei
    • Warmte

Niet alle energie wordt uit voedsel gehaald. Insecten, bacteriën en schimmels kunnen nog leven van onlasting.

  • Voedselketen

Voedselpiramide:

  • 3. Vossen/roofvogels
  • 2. Insecten, muizen konijnen
  • 1. Planten

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.