Beweging
Spieren kunnen alleen maar samentrekken: ze worden korter en dikker. Maar een keer dat ze samengetrokken zijn, kunnen ze zichzelf niet opnieuw strekken. Om één beweging uit te voeren, zijn dus minstens twee spieren met een tegengestelde beweging betrokken. Zulke elkaar tegenwerkende spieren noemt men: antagonisten.
Delen van de arm: biceps, triceps, gewricht en pees.
Taken van de spieren
Ons lichaam bestaat voor meer dan de helft uit spieren (vlees).
Spieren leveren de nodige kracht om te bewegen
Spieren zorgen voor een normale houding van ons lichaam (werken als veren)
Spieren geven vorm aan ons lichaam en uitdrukking aan ons gelaat
Spieren maken warmte vrij
De drie soorten spierweefsel
naam | De dwarsgestreepte of willekeurige spieren |
De gladde of onwillekeurige spieren |
De hartspier |
onderworpen aan onze wil? | ja | nee | Nee |
eigenschap | Reageren en werken snel maar zijn snel moe | ||
uitzicht | rood | ||
bestaat uit: | spiervezels | Spoelvormige, microscopisch kleine spiercellen met 1 kern | Dwarsgestreepte spiervezels |
welke spieren | skeletspieren aangezichtsspieren kauwspieren |
In de wand van onze holle organen (maag, darmen, blaas, ) | De hart |
De bouw van de dwarsgestreepte spier
Spierschede (waar de spier vastgehecht is aan een been of de huid = pees), spierbuik, bundelschede, spierbundel, spiervezel = reusachtig grote cellen (lengte van 10cm) (met zeer veel kernen).
De spiervezels vertonen dwarse strepen → dwarsgestreepte spieren
Beweging bij andere meercellige dieren
Met exoskelet
Exo = buiten
Exoskelet = skelet buiten, spieren binnen (b.v. de kreeft)
Bij noodzakelijk snelwerkende spieren = dwarsgestrepen spieren (b.v. de achterlijfspieren van een schorpioen).
Zonder exoskelet
Bij een regenworm ontbreekt een skelet. De regenworm bestaat van buiten naar binnen uit een cuticulla, een kring- en lengtespierlaag.
Tussenschotten verdelen de regenworm in segmenten gevuld met vloeistof die de vorm en steun van de regenworm geven.
Beweging van de regenworm
Vloeistof in de segmenten → niet samendrukbaar.
Als de kringspieren samentrekken: geledingen dunner → langer.
Als de lengtespieren samentrekken: geledingen dikker → korter.
Tijdens het samentrekken van de lengtespieren worden de kringspieren gerekt door de vloeistofdruk en omgekeerd.
Antagonistische werking van de spieren.
Delen (een aantal segementen) van de worm worden dunner en langer terwijl andere delen korter en dikker worden.
Beweging bij de plant
Niet gerichte bewegingen
Bloemen gaan onder invloed van warmte en licht open, en in het donker sluiten ze zich.
Als de richting van de beweging niet afhankelijk is van de prikkel = nastie (b.v. thermonastie en fotonastie)
Gerichte bewegingen
Stengels en boomstammen groeien verticaal. à tropie: de richting van de beweging wordt bepaald door de prikkel.
Geotropie: de prikkel is de zwaartekracht (vb: stengel en boomstam).
Negatief geotropie: groeien van het middelpunt van de aarde weg (vb: stengels).
Positief geotropie: groeien naar het middelpunt van de aarde toe (vb: wortels).
Vele planten richten hun bladeren loodrecht op de zonnestralen. We spreken dan van fototropie.
Nastie: De richting van de beweging is niet afhankelijk van de prikkel.
Thermonastie: De prikkel is warmte.
Fotonastie: De prikkel is licht.
Tropie: De richting van de beweging wordt bepaald door de prikkel.
Geotropie: De prikkel is de zwaartekracht. (positief en negatief)
Fototropie: De prikkel is licht (planten richten hun bladeren loodrecht op de zonnestralen).
Exoskelet: Geraamte ligt aan het buitenkant en de spieren binnenin.
Cuticula: Een kring- en een lengte spierlaag.
Antagonisten: Elkaar tegenwerkende spieren.
REACTIES
1 seconde geleden
H.
H.
een goe werkstukie
20 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
echt vet goed verslag man ga zo door ik heb er echt veel aan gehad thomas
19 jaar geleden
Antwoorden