Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Boekje 3: weet wat je eet

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 2047 woorden
  • 21 juni 2014
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7
3 keer beoordeeld

Basisstof 1

Alle producten die je eet of drinkt noemen we voedingsmiddelen. Voedingsmiddelen kunnen plantaardig of dierlijk zijn. Dierlijke voedingsmiddelen zijn afkomstig van dieren of van producten van dieren.

Met behulp van een turflijst ga kan je precies bijhouden wat je allemaal eet en drinkt. De voedingsmiddelen in je turflijst bevatten allerlei voedingsstoffen. Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. Voedingsvezel is een verzamelnaam voor alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.

Voedingsstoffen kunnen in je lichaam verschillende functies vervullen:

  • Bouwstoffen: zijn nodig voor de groei en ontwikkeling van je lichaam en voor herstel bij verwondingen en beschadigingen
  • Brandstoffen: leveren energie.
  • Reservestoffen: zijn niet direct nodig, worden opgeslagen in bepaalde delen van je lichaam
  • Beschermende stoffen: tekort aan mineralen en vitamines kan ziekte veroorzaken, daarom zijn zij ook wel de beschermende stoffen

6 groepen voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water mineralen en vitamines. Je hebt alle 6 voedingsstoffen nodig om gezond te blijven.

Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen in je lichaam. Bijvoorbeeld bij vorming van cytoplasma. Eiwitten die niet als bouwstoffen worden gebruikt, worden als brandstoffen gebruikt

Tot de koolhydraten behoren o.a. glucose, suikers en zetmeel. Het kan dienen als brandstoffen, maar ook als bouwstoffen of reservestoffen.

Vetten dienen vooral als brandstoffen, maar ook als bouwstoffen of als reservestoffen.

Alle organismen bestaan voor het grootste deel uit water. Je lichaam bijvoorbeeld bestaat voor ongeveer 60% uit water. Water is dan ook een belangrijke bouwstof voor je lichaam.

Mineralen worden ook wel zouten genoemd. Je hebt allerlei mineralen als bouwstoffen nodig. Ook kunnen mineralen dienen als beschermende stoffen.

Vitamines dienen als bouwstoffen of als beschermende stoffen. Als je te weinig binnenkrijgt word je ziek, en bij grote hoeveelheden kan je ook ziek worden.

Basisstof2

Het voedingscentrum heeft spelregels voor gezonde voeding en een voedingswijzer (afb 11) samengesteld. 

Groep1: leveren vooral zetmeel, plantaardige eiwitten, vitamines, mineralen en voedingsvezel.

Groep 2: Leveren vooral Vitamines C en voedingsvezel

Groep3: leveren vooral eiwitten, vitamines en mineralen

Groep4: Leveren vooral vetten en vitamines

Spelregels:

1.Eet gevarieerd

2.Let op vet

3.Eet veel brood, aardappelen en granen

4.Eet veel groente en fruit

5.Houd je gewicht op peil

6.Wees zuinig met zout

7.Drink veel

8.Eet niet de hele dag door

9. Ga hygiënisch en veilig om met je voedsel

10.Lees wat er op de verpakking staat

Basisstof3

De maat om energie aan te geven is de joule. Hoeveel energie een persoon per dag nodig heeft hangt af van verschilleden factoren als: het geslacht, de leeftijd, de lichaamsgrootte en de lichamelijke inspanning.

Met behulp van de Quetelet- index kan iemand bepalen of zijn of haar gewicht goed is.

Basisstof 5

Vooral in ontwikkelingslanden lijden veel mensen aan ondervoeding.

De minimale hoeveelheid energie die een volwassene nodig heeft om in leven te blijven, in ongeveer 7000 KJ per dag. Dat is allen voldoende voor iemand die bijna geen activiteiten verricht. Een volwassene die zware lichamelijke arbeid verricht heeft per dag minstens 12000 KJ nodig.

Er zijn nog steeds landen waar mensen doodgaan van de honger. En dat terwijl er genoeg voedsel is om alle mensen op aarde te voeden. Het voedsel is echter niet eerlijk verdeeld.

Bij ons mislukt de oogst nooit volledig. En dan hebben we nog altijd goede vervoersmogelijkheden, zodat we snel voedsel ergens anders vandaan kunnen halen. In ontwikkelingslanden is dat anders. De oogst mislukt daar bijvoorbeeld door langdurige droogte. Dan kunnen wij helpen.

Ondervoeding wordt niet alleen veroorzaakt door te weinig voedsel, maar ook door een tekort aan bepaalde voedingsstoffen. Vooral een tekort aan eiwitten kan leiden tot ondervoeding.

Het vele en vette eten in Nederland en andere westerse landen heeft vaak overvoeding tot gevolg. Dan slaan mensen te veel vet als reservestof op. We spreken dan van overgewicht.

Een feit is een vaststaand gegeven. Een mening geeft weer hoe iemand over iets denkt.

Basisstof 6

In het verteringsstelsel worden voedingsstoffen uit het voedsel in het bloed opgenomen. Sommige voedingsstoffen kunnen zonder meer door de wans in het bloed worden opgenomen. Andere voedingsstoffen kunnen niet door de darmwand heen in het bloed worden opgenomen. Deze voedingsstoffen moeten eerst worden verteerd. Ze worden dan omgezet in verteringsproducten die wel in het bloed kunnen worden opgenomen.

Vertering is het omzetten van voedingsstoffen die niet  door de darmwand heen in het bloed kunnen worden opgenomen, in verteringsproducten die wel kunnen worden opgenomen in het bloed.

De vertering gebreurt met verteringssappen. Verteringssappen worden gemaakt door verteringsklieren: speekselklieren, maagsappen, de lever, alvleesklier en darmsapklier.

Veel verteringssappen bevatten enzymen. De enzymen in verteringssappen zorgen ervoor dat de vertering snel verloopt.

In de wand van het gehele darmkanaal bevinden zich kringspieren en lengtespieren. Door het afwisselend samentrekken van deze spieren ontstaan peristaltische bewegingen die samen de darmperistaltiek wordt genoemd. Daardoor wordt de voedselbrij voortgeduwd. Ook wordt hierdoor de voedselbrij gekneed en goed gemengd met verteringssappen.

Vlak vóór een voedselbrok ontspannen de kringspieren zich en trekken de lengtespieren samen. Vlak achter de voedselbrok trekken de kringspieren zich samen en ontspannen de lengtespieren zich. Het darmkanaal wordt nauwer.

Basisstof 7

Met snijtanden en hoektanden bijt je stukken van je voedsel af. Bij roofdieren dienen de hoektanden voor het grijpen van de prooi. Kiezen hebben een knobbelige bovenkant. Daardoor kan het voedsel tussen de kiezen worden fijngemalen.  Ook kun je in iedere kaakhelft een kies erbij krijgen. Die kiezen worden wel  verstandskiezen genoemd

TandformuleEen pasgeboren kind heeft nog geen gebit. Tussen een half jaar en twee jaar breekt het melkgebit door. Bij ongeveer 6 jaar worden de tanden en kiezen van het mekgebit vervangen door tanden en kiezen van  het blijvend gebit. Dit heet wisselen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Door te poetsen verwijden je de tandplak van je tanden en kiezen. Tandplak is een dus laagje aanslag dat zich elke dag op je tanden en kiezen afzet. Het bestaat uit bacteriën, etensresten en speeksel.

Onder invloed van een deel van deze bacteriën wordt het glazuur va je tanden en kiezen aangetast. In je voedsel zijn altijd wel suikers aanwezig. Bacteriën in de tandplak zetten dat om in zuur. In dat zuur lost telkens een klein beetje glazuur op.

Met een gezond gebit kan het geen kwaad dagelijks zo’n vijf tot zes keer te eten. Tussendoor krijgt het tandglazuur dan de tijd om te herstellen. Maar als je vaker iets eet wordt de kans op tandbederf groter.

In tandplak komen ook bacteriën voor die tandvleesontsteking kunnen veroorzaken. Ontstoken tandvlees ziet er rood uit en het bloed gemakkelijk. Ontstoken tandvlees trekt zich terug en komt los om de tanden en kiezen te zitten. Daardoor kan de tandplak indringen in de ruimte tussen het tandvlees en de wortels. En daar kun je de tandplak heel moeilijk wegpoetsen. De tandplak kan dan het wortelvlies en het dunne laagje cement om de wortels aantasten. Als het wortelvlies ontstoken raakt, kan de tand of kies los komen te zitten en uitvallen

Tandplak hecht zich vooral op ruwe plekjes en op plaatsen waar je met poetsen niet bijkomt. Tandplak die blijft zitten gaat al snel verkalken. Dan ontstaat er tandsteen.

Basisstof 8

Het middenrif is een stevig gespierd vlies.  Het scheidt de romp in de borstholte en de buikholte.

De vertering van voedsel begint in de mondholte. Je speekselklieren produceren speeksel. Het bestaat uit water, slijm en een enzym. Het slijm verhoogt de glijbaarheid van het voedsel. Het enzym verteert zetmeel. Met je tong duw je het voedsel vanuit je mondholte naar je keelholte. Door te slikken word het voedsel in je slokdarm geduwd. Bij het inslikken word automatisch de neusholte afgesloten met de huig en de luchtpijp met het strotklepje. Het voedsel kan dan alleen je slokdarm in.

Aan het eind van je maag zit een kringspier, het maagportier. Deze kringspier kan de uitgang van je maag afsluiten. Het maagportier laat telkens maar kleine hoeveelheden voedsel door naar je twaalfvingeringe darm. Hierdoor heeft de maag een functie als tijdelijke opslagplaats.

Maagsapklieren in de want van je maag produceren maagsap. Door de voordurende beweging van de maagwand wordt het voedsel in de maag gekneed en gemengd met maagsap. Maagsap bestaat uit water, zoutzuur en een enzym. Door de enzym worden eiwitten in je voedsel voor een deel verteerd.

In de twaalfvingerige darm monden de afvoerbuizen van de lever en de alvleesklier uit. De lever produceert gal. Gal wordt tijdelijk opgeslagen in de galblaas. Via de galbuis wordt het gal naar de twaalfvingerige darm gevoerd.

Vetten mengen zich niet met water, maar vormen grote druppels. Gal emulgeert vetten.  De vetten kunnen daardoor sneller worden verteerd. De alvleesklier produceert alvleessap. Alvleessap bevat enzymen voor de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten.

De Dunne darm is bij de mens ongeveer 8 meter lang. In de want liggen darmsapklieren die darmsap produceren, voor de vertering van eiwitten en koolhydraten. De wand van de dunne darm is sterk geplooid. Op de darmplooien staan weer uitstulpingen, de darmvlokken. In de darmvlokken bevinden zich bloedvaten. Door de darmplooien en de darmvlokken heeft de dunne darm een groot oppervlak. Daardoor kan de opname van stoffen snel plaatsvinden.

Vlak onder de plaats waar de dunne darm in de dikke darm uitmondt, ligt de blindedarm. Aan de onderkant van de blindedarm zit een uitstulping, het wormvormig aanhangsel of de appendix. De dikke darm is ongeveer anderhalve meter lang. Vanuit de dunne darm komen voedselresten die niet zijn verteerd in de dikke darm. In de dikke darm wordt vrijwel al het water aan de onverteerde voedselresten onttrokken en opgenomen in het bloed.

Als dat niet gebeurde zou je te veel vocht verliezen en uitdrogen. Als je diarree hebt, wordt er in de dunne darm en in de dikke darm onvoldoende water in het bloed opgenomen.
Door de darmperistaltiek gaan de ingedikte, onverteerde voedselresten naar de endeldarm. Daar worden ze verzameld en opgeslagen. Het darmkanaal wordt afgesloten door een kringspier de anus. Van tijd tot tijd ontspant deze kringspier zich en wordt de endeldarm geleegd. Dat wordt ontlasting genoemd.

Basisstof 9

Voedsel kan worden behandeld , zodat het niet bederft, dit word conserveren genoemd. Door conserveren worden de omstandigheden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt. Conserveren kan onder andere door invriezen, pasteuriseren, steriliseren, en drogen. Ook kunnen conserveermiddelen worden toegevoegd.

Het bederven van vlees, groenten en fruit wordt vaak veroorzaakt door salmonellabacteriën. Het is gevaarlijk voedsel te eten dat met salmonellabacteriën besmet is. Je kunt er flink ziek van worden. We spreken dan van voedselvergiftiging.

Bacteriën en schimmels kunnen ook niet tegen een hoge temperatuur. Melk wordt gepasteuriseerd of gesteriliseerd. Bij het pasteuriseren wordt melk gedurende korte tijd verhit tot 72°C. Hierbij gaan alle bacteriën dood. Bij het steriliseren van melk wordt de melk verhit tot 130-140°C.

Dit gebeurd ook bij andere voedingsmiddelen. Als verhit voedsel afkoelt, kunnen er nieuwe bacteriën en schimmels op terechtkomen. Daarom moet het voedsel direct na het verhitten lichtdicht worden verpakt.

Bacteriën en schimmels hebben water nodig om in te leven. Als alle water aan voedsel wordt onttrokken, bederft het voedsel minder snel. Op vergelijkbare manier wordt water onttrokken bij het drogen van groenten en fruit.

Bacteriën en schimmels hebben water nodig om in te leven. Als alle water aan voedsel wordt onttrokken, bederft het voedsel minder snel. Op vergelijkbare manier wordt water onttrokken bij het drogen van groenten en fruit.

Aan verpakt voedsel worden vaak conserveermiddelen toegevoegd om ze langer houdbaar te maken. Bacteriën en schimmels kunnen niet tegen veel suiker, veel zuur of veel zout. Om bij voedingsmiddelen veel suiker aan toe te voegen gaan de schimmels dood: konfijten.

Suiker, zuur en zout zijn natuurlijke conserveermiddelen. Aan veel voedingsmiddelen worden kunstmatige conserveermiddelen gebruikt als sulfiet.

Ook om andere redenen worden vaak stoffen aan voedingsmiddelen toegevoegd. Vaak zijn dat additieven: kleurstoffen, geurstoffen en smaakstoffen.

Basisstof 11

Bij de vertering van zetmeel ontstaat maltose.

Plantaardig voedsel is moeilijk te verteerbaar. Dat komt doordat om plantencellen celwanden zitten. De celwand  bestaat onder andere uit cellulose.

Planteneter worden ook wel herbivoren genoemd. Ze hebben een lang darmkanaal in verhouding tot hun lichaamslengte. Planteneter hebben plooikiezen. Dat zijn kiezen met harde richels van glazuur. Door het kauwen wordt het voedsel tussen de harde richels fijngemalen.

Vleeseters worden ook wel carnivoren genoemd. Ze hebben een kort darmkanaal. Vleeseters hebben knipkiezen. Dat zijn scherpe kiezen waarmee het voedsel in stukken wordt geknipt zodat het snel kan worden doorgeslikt.

Alleseter worden ook wel omnivoren genoemd. Bij alleseter is de lengte van het darmkanaal in verhouding tot de lichaamslengte middellang.

Alleseters hebben knobbelkiezen. Dat zijn kiezen met een knobbelig oppervlak waarmee het voedsel kan worden gemalen. Ze hebben altijd hoektanden. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.