Bloed, bloedsomloop en bloedsstolling

Het hart moet gecoördineerd samentrekken en als het hart te weinig coördinatie heeft dan krijg je hartritmestoornissen. Er zijn een paar zenuwvezels betrokken bij het samentrekken van het hart en zorgen dat dit optimaal en goed verloopt.

Sinusknoop: – plek waar impulsen zelfstandig worden opgewekt voor samentrekken hart, De sinusknoop wordt ook wel de natuurlijke pacemaker genoemd, want de sinusknoop zorgt helemaal zelfstandig voor impulsen. Die impulsen zorgen ervoor dat boezems samentrekken.

Het autonome zenuwstelsel en Adrenaline kunnen wel invloed uitoefenen op de sinusknoop maar de sinusknoop kan zonder die hulpmiddelen ook prima functioneren. De Sinusknoop laat de boezems samentrekken door de spiercellen daar te activeren, en activeert ook, de Atrio-ventriculaire knoop (AV-knoop) de Av knoop ligt op de grens van de rechterboezem en rechterkamer. Hij geeft iets late prikkels af aan de bundel van his dan de sinusknoop impulsen genereert, maar hij doet dit wel met dezelfde Frequentie. De Sinusknoop activeert de AV knoop, maar het duurt even voordat die impulsen de AV knoop bereiken. De impulsen van de AV-knoop lopen via de bundel van His naar de hartpunt dan naar de purkinjevezels (= impulsgeleidende spiervezels in kamerwanden die ervoor zorgen dat de kamers samentrekken en bloed kunnen pompen richting ofwel de longen of rest lichaam.

Kortom de volgorde van activatie is:

▲ Sinusknoop

▲ AV-knoop

▲ Bundel van HIS

▲ Purkinjevezels

Waarom moet je dit weten?

>Deze structuren en volgorde van activatie is belangrijk om te onthouden indien je wilt begrijpen hoe een hartcyclus in elkaar steekt.

Bloedstolling

Om bloedstolling goed te begrijpen moet je eerst een aantal begrippen kennen:

1. Endotheel: Cellaag aan de binnenkant van een bloedvat

– Tromboplastine komt vrij bij beschadiging endotheel cellen.

1. Bloedplaatjes: celfragmenten / ook wel trombociten genoemd.

– Bevatten tromboplastinogeen

– bloedstolling

1. Bloedplasma:Vloeibare waterig deel van het bloed met daarin eiwitten, hormonen, voedingsstoffen en afbraakstoffen

–Protrombine → trombine

– oplosbaar Fibrinogeen → onoplosbare eiwitdraden / Fibrine   

Ten minste 13 verschillende stoffen uit bloedplasma, bloedplaatjes en kapotte cellen zorgen in een ingewikkelde kettingreactie voor bloedstolling.  Een korte kettingreactie is:

1. Vaatvernauwing door endotheel cellen 2. Bloedplaatjes klonteren samen 3. Fibrine draden worden gevormd.

Lange cyclus:

1. Bloedplaatjes hechten zich aan de beschadigde bloedvatwand
2. In het plasma zit een oplosbaar eiwit Fibrinogeen
3. Er komt zeer snel een proces opgang waardoor oplosbare fibrinogeen wordt omgezet in on-oplosbare fibrine draden.
4. Vanuit de bloedplaatjes groeien de fibrine draden en vormen een netwerk in de wond.
5. De rode bloedcellen worden gevangen in het netwerk en sluiten de wond af.

Proces van Fibrinogeen → Fribrine

Stof uit de plaatjes/Stof uit de beschadigde cellen + Ca^2 uit plasma / reeks stoffen uit plasma → Activator → Zorgt ervoor dat protrombine (=nietwerkend) wordt omgezet in trombine (werkend) → Die trombine verwijdert enkele delen van fibrinogeen , fibrine wordt gevormd → Fibrine moleculen worden vanuit de bloedplaatjes aan elkaar gekoppeld tot lange draden die een netwerk vormen waarmee de wond word afgesloten.

Na de stolling (de trombus) wordt fibrine weer afgebroken door de stof plasmine.