Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Biologie T3 (bloedsomloop)

Beoordeling 9.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1171 woorden
  • 27 februari 2019
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 9.6
18 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Basisstof 1

Bloed bestaat uit de vloeistof bloedplasma en voor de rest uit rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.

  • Bloedplasma bestaat uit eiwitten en water. Bloedplasma vervoert vele stoffen. Zoals, zuurstof, voedingstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen.
  • Rode bloedcellen hebben de vorm van kleine ronde schijfjes. Ze hebben geen celkern. Ze vervoeren vooral zuurstof en ze bevatten de rode kleurstof hemoglobine. Door hemoglobine kunnen rode bloedcellen makkelijker zuurstof opnemen.
  • Witte bloedcellen hebben wel een celkern. Ze worden gemaakt in het beenmerg en hebben geen vaste vorm. Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk. Ze omsluiten de ziekteverwekkers en doden ze maar ze gaan zelf dan ook dood. Pus of etter bestaat uit dode witte bloedcellen en dode ziekteverwekkers.
  • Bloedplaatjes zijn delen van uiteengevallen cellen. Ze zorgen ervoor dat het bloed buiten de bloedvaten stolt. Als het bloed in de bloedvaten stolt, heet dat trombose.

Basisstof 2

Het bloedvatenstelsel van de mens bestaat uit het hart en de bloedvaten. De weg die het bloed door het lichaam aflegt heet de bloedsomloop.

  • Het hart is een dubbele pomp. De rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de rechterlong en de linkerlong. Vanuit beide longen stroomt het bloed weer terug naar het hart. Dit deel van de bloedsomloop heet ook wel de kleine bloedsomloop.
  • Vanuit de kleine bloedsomloop komt het bloed in de linkerharthelft. Deze harthelft pompt het bloed door de organen in het hele lichaam. Vanuit de organen stroomt het bloed weer terug naar de rechterhelft van het hart. Dit deel van de bloedsomloop heet de grote bloedsomloop.

Basisstof 3

Het hart is een holle spier. Er lopen kransslagaders en kransaders overheen. Door kransslagaders stroomt zuurstofrijk en voedingsrijk bloed. Door de kransaders stroomt bloed met koolstofdioxide en afvalstoffen.

Het hart bestaat uit twee boezems en twee kamers. De harttussenwand scheid de linkerkamer en de linkerboezem van de rechterkamer en de rechterboezem. Het zuurstofarme bloed wat van boven komt stroomt binnen via de bovenste holle ader, het zuurstofarme bloed wat van beneden komt stroomt het hart binnen via de onderste holle ader. Ze monden allebei uit in de rechterboezem. Van de rechterboezem gaat het bloed naar de rechterkamer en vervolgens pompt de rechterkamer het bloed de longslagaders in. In de longen wordt het bloed zuurstofrijk. Het bloed stroomt via de longaders naar het hart. De longaders monden uit in de linkerboezem. Van de linkerboezem gaat het bloed naar de linkerkamer en pompt de linkerkamer het bloed naar de aorta.

Boezems en kamers zijn gescheiden van elkaar door hartkleppen. Deze verhinderen dat het bloed terugstroomt van de kamers naar de boezems.

Halvemaanvormige kleppen verhinderen dat bloed terugstroomt in de kamers.

Een hartslag is het samentrekken van het hart.

Basisstof 4

Er zijn drie soorten bloedvaten. Slagaders, haarvaten en aders.

  • Slagaders functies & kenmerken:
    - Bloed stroomt van het hart weg
    - Hoge bloeddruk
    - Dikke, stevige en elastische wand
    - Meestal dieper in het lichaam gelegen
    -Halvemaanvormige kleppen alleen aan het begin van de slagader
  • Haarvaten functies & kenmerken:
    - Wand van een cellaag dik
    - Witte bloedcellen kunnen door de wand
  • Aders functies en kenmerken:
    - Bloed stroomt naar het hart
    - Lage bloeddruk
    - Dunne wand
    - meestal ondiep in het lichaam gelegen
    - kleppen verhinderen dat het bloed terugstroomt

Alle bloedvaten vormen samen het bloedvatenstelsel. In de darmen wordt bloed zuurstofarm door de verbranding. Als het bloed naar de lever gaat wordt het weer zuurstofrijk in de leverslagader.

Basisstof 5

Hoge bloeddruk, komt veel vaker voor dan lage bloeddruk. Bij een lage bloeddruk krijg je hoofdpijn en wordt je duizelig. Hoge bloeddruk kan de levensverwachting beïnvloeden.

Slagaderverkalking, witte bloedcellen en bloedplaatjes klonteren samen. Door slagaderverkalking worden bloedvaten stijver en minder elastisch. Belangrijkste veroorzaker van slagaderverkalking is cholesterol. Cholesterol komt van nature in bloed voor. Als het cholesterolgehalte te hoog wordt kan steeds meer cholesterol worden afgezet tegen zijkant bloedvaten, hierdoor gaat er minder of geen bloed naar organen en moet het hart sneller pompen en dan kan het hart overbelast raken.

Bij een hartinfarct of hartaanval krijgt een deel van de hartspier door slagaderverkalking geen zuurstof en voedingsstoffen meer en kan de hartspier afsterven.

Dotteren is het oprekken van de kransslagader.
Bij een bypassoperatie wordt een omweg aangelegd om het vernauwde deel van een bloedvat heen.
Bij een herseninfarct is een bloedvat in de hersens door slagaderverkalking of bloedstolsel afgesloten.

Basisstof 6

De nieren liggen in de buikholte links en rechts. Door nierslagaders stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren. Dit bloed bevat afvalstoffen en de nieren halen die eruit. Een niet bestaat uit nierschors, niermerg en nierbekken. De nierschors en niermerg verwijderen alle afvalstoffen, overtollig water en zouten en schadelijke stoffen. Deze stoffen heten urine. In de nierbekkens komt het urine en via de urineleiders komt urine in de urineblaas. Daarna wordt urine afgevoerd door de urinebuis.

Basisstof 7

Stoffen die niet in je lichaam thuishoren noemen we lichaamsvreemde stoffen of antigenen. Als zulke stoffen je lichaam binnenkomen komt het immuunsysteem in actie.

  • Als een ziekteverwekker in je lichaam zit maken de witte bloedcellen antistoffen. De antistof hecht zich aan de ziekteverwekker en maakt hem onschadelijk. Een type antistof kan zich maar aan een type lichaamsvreemde stof hechten.
  • Als je immuun bent voor iets weten je witte bloedcellen nog hoe ze de antistof moeten maken en kunnen ze gelijk de ziekteverwekker doden. Natuurlijke immuniteit is dat je jezelf immuun hebt gemaakt.
  • Immuniteit kan ook kunstmatig zijn. Dan wordt je ingeent tegen deze ziekte. Je krijgt een vaccinatie met een dode of verzwakte ziekteverwekker. Witte bloedcellen maken daar tegen antistof. Omdat de ziekteverwekker dood of verzwakt is voel je je even ziek. Dit heet kunstmatige immuniteit.

Basisstof 8

Alcohol en cannabis komen na gebruik via het bloed op vrijwel alle plaatsen in je lichaam terecht. Vooral in organen. Na afbraak door de lever worden de afbraakproducten van alcohol en drugs via de nieren in de urine uitgescheiden.
 

  • Het bloedalcohol gehalte (BAG) is de hoeveelheid alcohol in het bloed in promille.                                               Promille: één milligram alcohol per milliliter bloed.

Gevolgen van alcohol:

  • 1-3 glazen: loskomen
  • 3-7 glazen: aangeschoten
  • 7-15 glazen: dronken
  • 15-20 glazen: laveloos
  • 20-25+ glazen: knock-out

Een kater komt vaak na veel gebruik van alcohol, je hebt dan hoofdpijn en erge dorst.

Basisstof 10

Iedereen heeft een andere soort bloedgroep. Er zijn 4 soorten bloedgroepen. Er zijn 4 bloedgroepen en elk van deze bloedgroep heeft zijn eigen antigenen.

  • Bloedgroep A, anti b
  • Bloedgroep B, anti a
  • Bloedgroep AB, geen anti
  • Bloedgroep 0, anti a & b

Iemand die veel bloed heeft verloren kan van een andere persoon, een donor bloed krijgen. Dat heet een bloedtransfusie. Als je iemand bloed geeft heet dat donorbloed.

  • Bloedgroep A kan van bloedgroepen a & 0 bloed krijgen
  • Bloedgroep B kan van bloedgroepen b & 0 bloed krijgen
  • Bloedgroep AB kan van alle bloedgroepen bloed krijgen
  • Bloedgroep 0 kan van bloedgroep 0 bloed krijgen

REACTIES

E.

E.

Echt heel fijn en overzichelijk echt een aanrader

4 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.