8.1 Het werkt!
Hoe werkt je lichaam?
Organen: delen van het lichaam met een bepaalde taak.
De meeste organen liggen in je romp. Die kun je verdelen in de borstholte en de buikholte.
Middenrif: dik vlies dat de onderkant van de borstholte afsluit.
Sommige organen werken samen aan dezelfde grote taak:
bv. Alle botten zorgen samen voor de stevigheid in een lichaam.
Dit noem je ook wel een orgaanstelsel.
Borstholte bestaat uit ademhalingstelsel, bloedvatenstelsel en uitscheidingstelsel.
Veteringsstelsel: maakt het voedsel heel fijn zodat de voedingstoffen uit het voedsel in het bloed opgenomen kunnen worden (ligt in buikholte).
Ademhalingstelsel: je neemt zuurstof op uit de lucht en geef je er koolstofdioxide aan af.
Bloedvatenstelsel: bestaat uit hart en bloedvaten. Hart pompt bloed door alle bloedvaten.
Uitscheidingstelsel: bestaat uit nieren en urineblaas. Daardoor raakt je lichaam afvalstoffen kwijt.
Bloed: zitten stoffen in zoals voedingstoffen en zuurstof > komt bij alle organen in het lichaam.
Niet alleen organen, maar ook orgaanstelsels werken samen, Je kunt bv. Bewegen door de samenwerking tussen je beenderstelsel en spierstelsel.
Hoe komen spieren aan energie?
Spieren die bewegen hebben energie nodig.
Bij een wielrenner zijn de beenspieren actief. Die energie haalt hij uit energierijke stoffen.
Glucose: meeste gebruikte energierijke stof (koolhydraat). Behalve glucose hebben spieren ook zuurstof nodig.
De orgaanstelsels die daarbij actief zijn:
- via het veteringstelsel komt glucose in het bloed
- via het ademhalingstelsel komt zuurstof in het bloed
- via het bloedvatenstelsel krijgen de spieren de glucose en zuurstof aangevoerd.
Glucose en zuurstof komen bij alle spiercellen. Tussen de spiercellen van een spier loopt een netwerk van bloedvaatjes. Zo kan elke spiercel glucose en zuurstof opnemen uit het bloed.
Verbranding: energie om te bewegen (glucose) komt dan vrij.
Glucosedeeltjes woorden stukgemaakt om de energie er uit te halen. Om glucose stuk te kunnen maken is zuurstof nodig.
Tijdens verbranding ontstaan 2 afvalstoffen:
- koolstofdioxide door je longen
- water door je nieren (urine) en huid (zweet).
De afvalstoffen worden via het bloedvatenstelsel afgevoerd en uitgescheiden:
- via het ademhalingstelsel wordt koolstofdioxide afgegeven aan de lucht: je ademt uit.
- via het uitscheidingsstelsel (nieren) wordt een groot deel van het water afgevoerd als urine.
Je verliest ook water door te zweten en bij het uitademen.
De energie die daarbij vrijkomt gebruikt je lichaam:
- om te bewegen
- om warm te blijven
- om stoffen te maken en af te breken
Je lichaam werkt dus dankzij de energie uit glucose en andere energierijke stoffen.
8.2 Je eet
Wat doet je verteringsstelsel?
Voedingsmiddelen: bv. brood en kaas, daar zitten voedingstoffen in.
Voedingstoffen:
- eiwitten - koolhydraten (zetmeel, suiker, glucose)
- vetten - mineralen
- vitamines - water (ook voedingsmiddel)
Krijg je per dag in grammen binnen: eiwitten, koolhydraten, vetten.
Krijg je in mg binnen: mineralen, vitamines.
Ongeveer 1,5 kg per dag: water
Je organen hebben voedingstoffen nodig.
Ze kunnen pas bij de organen als ze in het bloed zitten.
Water, mineralen en vitamines: zo in bloed.
Eiwitten, vetten en koolhydraten: zijn te groot.
Vanuit het veteringsstelsel wilt het niet zo het bloed in, dus worden ze eerst klein gemaakt.
Totdat ze klein genoeg zijn dat ze in het bloed worden opgenomen. Dit proces noem je vetering.
Het begint in je mond (mechanische > chemische vertering). Speeksel is een veteringssap, omdat er enzymen in zitten.
Enzymen: stoffen die grote voedingsstoffen in stukjes knippen.
Word stap voor stap kleiner gemaakt (bron 1).
Hoe wordt je voedsel verteerd?
Mondholte (ingang verteringsstelsel) met gebit d.m.v. kauwen verklein je het voedsel zodat verteringssappen er beter op kunnen inwerken.
Speeksel komt er bij, maakt er papje van. Dat papje slik je door en komt in je slokdarm.
In de wand zitten spieren, trekken samen en duwen het voedsel naar beneden.
Dat zijn peristaltische bewegingen.
Lengtespieren en kringspieren werken samen in de (slok)darmwand.
Lengtespieren: buis korter en wijder. Kringspieren: buis nauwer.
Je voedsel wordt op deze manier door het hele verteringsstelsel voortgeduwd.
Vanuit slokdarm gaat het naar de maag. Het voedsel blijft daar een tijdje (bron 2).
Maag: soort gespierde zak, waarin het voedsel gekneed wordt.
Maagsap: maakt maagwand aan, daarin zitten enzymen die eiwitten verteren. Ook bevat dit sap een zuur. Die maagzuur doodt bacteriën die in het voedsel mee naar binnen komen.
Hierna komt het voedsel in de twaalfvingerige darm, die is 25 cm lang.
Daar komt alvleessap en gal bij het voedsel bij het voedsel.
Alvleessap komt uit de alvleesklier. De verschillende enzymen in het alvleessap gaan verder met het verteren van zetmeel en eiwit en beginnen met de vertering van vet.
Gal wordt gemaakt in de lever en wordt opgeslagen in de galblaas. Vanuit de galblaas komt het erin. Gal verdeelt vet in druppeltjes, en zorgen ervoor de vetverteerde enzymen gemakkelijker op vet kunnen inwerken.
In de dunne darm wordt door enzymen in het darmsap de vertering van de grote voedingstoffen afgemaakt. Alle voedingsstoffen zijn nu zo klein dat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.
Waar komen de voedingsstoffen in het bloed?
Dunne darm is 5 meter en bestaat uit 2 delen:
- twaalfvingerige darm: hier vindt vertering plaats
- het kronkelige deel: hier word de vertering voltooid en gaan de voedingsstoffen naar het bloed.
De darmwand is erg dun en bevat heel veel kleine bloedvaatjes: de haarvaten. Hebben ook een dunne wand. Voedingsstoffen gaan makkelijk door die wanden naar het bloed (bron 4).
Kronkelige deel is ongeveer 4,5 meter. Binnenwand is veel langer.
Darmplooien: binnenkant van de dunne darmen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
dit is niet hoofdstuk8 maar negen goeie samevatting dat DAN WEER WEL
ik heb er een 9,5 meegehaald:)
8 jaar geleden
Antwoorden