Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

1-1 tot 1-3

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1551 woorden
  • 10 december 2012
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
15 keer beoordeeld

8.1 Het werkt!
Hoe werkt je lichaam?
Organen: delen van het lichaam met een bepaalde taak.
De meeste organen liggen in je romp. Die kun je verdelen in de borstholte en de buikholte.
Middenrif: dik vlies dat de onderkant van de borstholte afsluit.
Sommige organen werken samen aan dezelfde grote taak:
bv. Alle botten zorgen samen voor de stevigheid in een lichaam.
Dit noem je ook wel een orgaanstelsel.
Borstholte bestaat uit ademhalingstelsel, bloedvatenstelsel en uitscheidingstelsel.
Veteringsstelsel: maakt het voedsel heel fijn zodat de voedingstoffen uit het voedsel in het bloed opgenomen kunnen worden (ligt in buikholte).
Ademhalingstelsel: je neemt zuurstof op uit de lucht en geef je er koolstofdioxide aan af.
Bloedvatenstelsel: bestaat uit hart en bloedvaten. Hart pompt bloed door alle bloedvaten.
Uitscheidingstelsel: bestaat uit nieren en urineblaas. Daardoor raakt je lichaam afvalstoffen kwijt.
Bloed: zitten stoffen in zoals voedingstoffen en zuurstof > komt bij alle organen in het lichaam.
Niet alleen organen, maar ook orgaanstelsels werken samen, Je kunt bv. Bewegen door de samenwerking tussen je beenderstelsel en spierstelsel.

Hoe komen spieren aan energie?
Spieren die bewegen hebben energie nodig.
Bij een wielrenner zijn de beenspieren actief. Die energie haalt hij uit energierijke stoffen.
Glucose: meeste gebruikte energierijke stof (koolhydraat). Behalve glucose hebben spieren ook zuurstof nodig.
De orgaanstelsels die daarbij actief zijn:
- via het veteringstelsel komt glucose in het bloed
- via het ademhalingstelsel komt zuurstof in het bloed
- via het bloedvatenstelsel krijgen de spieren de glucose en zuurstof aangevoerd.
Glucose en zuurstof komen bij alle spiercellen. Tussen de spiercellen van een spier loopt een netwerk van bloedvaatjes. Zo kan elke spiercel glucose en zuurstof opnemen uit het bloed.
Verbranding: energie om te bewegen (glucose) komt dan vrij.
Glucosedeeltjes woorden stukgemaakt om de energie er uit te halen. Om glucose stuk te kunnen maken is zuurstof nodig.
Tijdens verbranding ontstaan 2 afvalstoffen:
- koolstofdioxide door je longen
- water door je nieren (urine) en huid (zweet).
De afvalstoffen worden via het bloedvatenstelsel afgevoerd en uitgescheiden:
- via het ademhalingstelsel wordt koolstofdioxide afgegeven aan de lucht: je ademt uit.
- via het uitscheidingsstelsel (nieren) wordt een groot deel van het water afgevoerd als urine.  
  Je verliest ook water door te zweten en bij het uitademen.
De energie die daarbij vrijkomt gebruikt je lichaam:
- om te bewegen
- om warm te blijven
- om stoffen te maken en af te breken
Je lichaam werkt dus dankzij de energie uit glucose en andere energierijke stoffen.
 

8.2 Je eet
Wat doet je verteringsstelsel?
Voedingsmiddelen: bv. brood en kaas, daar zitten voedingstoffen in.
Voedingstoffen:
- eiwitten                                - koolhydraten (zetmeel, suiker, glucose)
- vetten                                   - mineralen

- vitamines                             - water (ook voedingsmiddel)
Krijg je per dag in grammen binnen: eiwitten, koolhydraten, vetten.
Krijg je in mg binnen: mineralen, vitamines.
Ongeveer 1,5 kg per dag: water
Je organen hebben voedingstoffen nodig.
Ze kunnen pas bij de organen als ze in het bloed zitten.
Water, mineralen en vitamines: zo in bloed.
Eiwitten, vetten en koolhydraten: zijn te groot.
Vanuit het veteringsstelsel wilt het niet zo het bloed in, dus worden ze eerst klein gemaakt.
Totdat ze klein genoeg zijn dat ze in het bloed worden opgenomen. Dit proces noem je vetering.
Het begint in je mond (mechanische > chemische vertering). Speeksel is een veteringssap, omdat er enzymen in zitten.
Enzymen: stoffen die grote voedingsstoffen in stukjes knippen.
Word stap voor stap kleiner gemaakt (bron 1).

Hoe wordt je voedsel verteerd?
Mondholte (ingang verteringsstelsel) met gebit d.m.v. kauwen verklein je het voedsel zodat verteringssappen er beter op kunnen inwerken.
Speeksel komt er bij, maakt er papje van. Dat papje slik je door en komt in je slokdarm.
In de wand zitten spieren, trekken samen en duwen het voedsel naar beneden.
Dat zijn peristaltische bewegingen.
Lengtespieren en kringspieren werken samen in de (slok)darmwand.
Lengtespieren: buis korter en wijder. Kringspieren: buis nauwer.
Je voedsel wordt op deze manier door het hele verteringsstelsel voortgeduwd.
Vanuit slokdarm gaat het naar de maag. Het voedsel blijft daar een tijdje (bron 2).
Maag: soort gespierde zak, waarin het voedsel gekneed wordt.
Maagsap: maakt maagwand aan, daarin zitten enzymen die eiwitten verteren. Ook bevat dit sap een zuur. Die maagzuur doodt bacteriën die in het voedsel mee naar binnen komen.
Hierna komt het voedsel in de twaalfvingerige darm, die is 25 cm lang.
Daar komt alvleessap en gal bij het voedsel bij het voedsel.
Alvleessap komt uit de alvleesklier. De verschillende enzymen in het alvleessap gaan verder met het verteren van zetmeel en eiwit en beginnen met de vertering van vet.
Gal wordt gemaakt in de lever en wordt opgeslagen in de galblaas. Vanuit de galblaas komt het erin. Gal verdeelt vet in druppeltjes, en zorgen ervoor de vetverteerde enzymen gemakkelijker op vet kunnen inwerken.
In de dunne darm wordt door enzymen in het darmsap de vertering van de grote voedingstoffen afgemaakt. Alle voedingsstoffen zijn nu zo klein dat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.

Waar komen de voedingsstoffen in het bloed?
Dunne darm is 5 meter en bestaat uit 2 delen:
- twaalfvingerige darm: hier vindt vertering plaats
- het kronkelige deel: hier word de vertering voltooid en gaan de voedingsstoffen naar het bloed.
De darmwand is erg dun en bevat heel veel kleine bloedvaatjes: de haarvaten. Hebben ook een dunne wand. Voedingsstoffen gaan makkelijk door die wanden naar het bloed (bron 4).
Kronkelige deel is ongeveer 4,5 meter. Binnenwand is veel langer.
Darmplooien: binnenkant van de dunne darmen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

- vitamines                             - water (ook voedingsmiddel)
Krijg je per dag in grammen binnen: eiwitten, koolhydraten, vetten.
Krijg je in mg binnen: mineralen, vitamines.
Ongeveer 1,5 kg per dag: water
Je organen hebben voedingstoffen nodig.
Ze kunnen pas bij de organen als ze in het bloed zitten.
Water, mineralen en vitamines: zo in bloed.
Eiwitten, vetten en koolhydraten: zijn te groot.
Vanuit het veteringsstelsel wilt het niet zo het bloed in, dus worden ze eerst klein gemaakt.
Totdat ze klein genoeg zijn dat ze in het bloed worden opgenomen. Dit proces noem je vetering.
Het begint in je mond (mechanische > chemische vertering). Speeksel is een veteringssap, omdat er enzymen in zitten.
Enzymen: stoffen die grote voedingsstoffen in stukjes knippen.
Word stap voor stap kleiner gemaakt (bron 1).

Hoe wordt je voedsel verteerd?
Mondholte (ingang verteringsstelsel) met gebit d.m.v. kauwen verklein je het voedsel zodat verteringssappen er beter op kunnen inwerken.
Speeksel komt er bij, maakt er papje van. Dat papje slik je door en komt in je slokdarm.
In de wand zitten spieren, trekken samen en duwen het voedsel naar beneden.
Dat zijn peristaltische bewegingen.
Lengtespieren en kringspieren werken samen in de (slok)darmwand.
Lengtespieren: buis korter en wijder. Kringspieren: buis nauwer.
Je voedsel wordt op deze manier door het hele verteringsstelsel voortgeduwd.
Vanuit slokdarm gaat het naar de maag. Het voedsel blijft daar een tijdje (bron 2).
Maag: soort gespierde zak, waarin het voedsel gekneed wordt.
Maagsap: maakt maagwand aan, daarin zitten enzymen die eiwitten verteren. Ook bevat dit sap een zuur. Die maagzuur doodt bacteriën die in het voedsel mee naar binnen komen.
Hierna komt het voedsel in de twaalfvingerige darm, die is 25 cm lang.
Daar komt alvleessap en gal bij het voedsel bij het voedsel.
Alvleessap komt uit de alvleesklier. De verschillende enzymen in het alvleessap gaan verder met het verteren van zetmeel en eiwit en beginnen met de vertering van vet.
Gal wordt gemaakt in de lever en wordt opgeslagen in de galblaas. Vanuit de galblaas komt het erin. Gal verdeelt vet in druppeltjes, en zorgen ervoor de vetverteerde enzymen gemakkelijker op vet kunnen inwerken.
In de dunne darm wordt door enzymen in het darmsap de vertering van de grote voedingstoffen afgemaakt. Alle voedingsstoffen zijn nu zo klein dat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.

Waar komen de voedingsstoffen in het bloed?
Dunne darm is 5 meter en bestaat uit 2 delen:
- twaalfvingerige darm: hier vindt vertering plaats
- het kronkelige deel: hier word de vertering voltooid en gaan de voedingsstoffen naar het bloed.
De darmwand is erg dun en bevat heel veel kleine bloedvaatjes: de haarvaten. Hebben ook een dunne wand. Voedingsstoffen gaan makkelijk door die wanden naar het bloed (bron 4).
Kronkelige deel is ongeveer 4,5 meter. Binnenwand is veel langer.
Darmplooien: binnenkant van de dunne darmen.

Darmvlokken: de plooitjes van de darmplooien.
Buitenkant van de cellen van de darmvlokken zijn ook weer geplooid. Dat zijn de microvlokken. Door al die plooien en vlokken is het oppervlak van de dunne darm heel groot.
Voedingstoffen kunnen daardoor tegelijkertijd vanuit de dunne darm in het bloed worden opgenomen.

Hoe ontstaat poep?
Niet alle stoffen uit voedsel kunnen kleingemaakt worden.
Voedingsvezels: zijn onverteerbaar en blijven achter in de dunne darm.
Wat aan het eind in de dunne darm achter blijft, een waterige pap met allerlei onverteerde stoffen, gaan naar de dikke darm. Die haalt het meeste water eruit. Water wordt via de dikke darmwand opgenomen in het bloed.
Bacteriën die in de dikke darm leven breken een deel van de onverteerde massa af. Door dat werk komen er soms stinkende gassen vrij..
Dikke massa (poep) blijft over van de voedselbrij, en komt in je endeldarm terecht. Als die ‘vol’ is, voel je dat je moet poepen. De spier rond je anus ontspant zich dan en de onverteerde stoffen (voedselresten) verlaten je lichaam.

Hoe werken enzymen?
Voor elke voedingsstof is er een apart enzym met een speciale vorm (bron 5).
Het enzym doet als volgt zijn werk:
- 1. het enzym bindt zich aan de voedingstof.
- 2. het enzym knipt de voedingsstof in tweeën.
- 3. het enzym laat los en kan vervolgens opnieuw dezelfde soort voedingsstof afbreken.
Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur (bron 6).
Minimumtemperatuur: enzymen werken langzaam
Optimumtemperatuur:  enzymen werken het best
Maximumtemperatuur: enzymen gaan stuk, en werken niet meer

8.3 Je ademt
Hoe haal je adem?
Je haalt op 2 manieren adem:
- met je borst
- met je buik
Inademen: ribben omhoog en middenrif plat →borstholte groter → longen groter →lucht in de longen.
Uitademen: ribben naar beneden en middenrif bol → borstholte kleiner → longen kleiner →lucht uit de longen.
Borstademhaling: je maak je borstholte groter en kleiner met behulp van de tussenribspieren.
Buikademhaling: je maakt je borst groter en kleiner met behulp van de middenrifspieren.

Hoe komt de lucht in je longen?
Lucht komt via neusholte, keelholte, luchtpijp, bronchiën en luchtpijptakjes in de longblaasjes.

Longblaasjes: zijn teer, kunnen gemakkelijk beschadigen of uitdrogen.
Daarom moet ingeademde lucht schoon en vochtig zijn.
Slijmvlies: bekleed de binnenkant van neusholte, luchtpijp en bronchiën.
Bestaat uit:
- slijmcellen (houden het vochtig)
- trilhaarcellen (duwen stofdeeltjes naar boven)

Neusholte
- haren in de neusgaten houden grove stofdeeltjes tegen.
- in het slijm van het neusslijmvlies blijven kleine stofdeeltjes plakken.
- het natte neusslijmvlies maakt de ingeademde lucht vochtig.
Luchtpijp en bronchiën
- in het slijm blijven kleine stofdeeltjes plakken.
- de heen en weer gaande trilhaartjes van het slijmvlies duwen als een soort roeispanen slijm met de stofdeeltjes naar boven. Daarna hoest je het uit of slik je het door en komt het in je maag terecht.
- het natte slijmvlies maakt de ingeademde lucht vochtig.

Hoe komt zuurstof in je bloed?
Longblaasjes zijn omgeven door een netwerk van haarvaten.
Als de lucht in de longblaasjes zijn gekomen gebeuren er 2 dingen:
- 1. zuurstof gaat vanuit de lucht in de longblaasjes naar het bloed.
- 2. koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de longblaasjes.
Gaswisseling: wisseling van zuurstad en koolstofdioxide (onderin bron 3).
Doordat aan de buitenkant van de longblaasjes veel haarvaten zitten, kan er veel gaswisseling in je longen plaatsvinden.
 

REACTIES

J.

J.

dit is niet hoofdstuk8 maar negen goeie samevatting dat DAN WEER WEL
ik heb er een 9,5 meegehaald:)

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.