Samenvatting HAVO bedrijfseconomie LWEO - Personeelsbeleid en interne organisatie + investeren

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 3379 woorden
  • 20 oktober 2021
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
20 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Personeelsbeleid en interne organisatie

Het personeelsbeleid heeft betrekking op :

  • De werving, selectie en aanstelling van het personeel
  • De arbeidsvoorwaarden
  • De begeleiden ving het personeel
  • De promotie, demotie en ontslag van personeel
  • De arbeidsomstandigheden

Arbeidsovereenkomst = een overeenkomst waarbij werknemer zich verbind in dienst van de werkgever tegen loon arbeid te verrichten.

In de overeenkomst word vastgesteld of het gaat om een vastte of tijdelijke baan.

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd = overeenkomst voor beperkte periode

  • Belangrijk voordeel is dat beide partijen -werkgever en werknemer- aan het einde van de contracttijd geen verplichtingen naar elkaar toe hebben. Dit is aantrekkelijk voor organisaties met sterk wisselende personeelsbehoeften. Deze overeenkomst kan tussentijds niet opgezegd worden

Oproepkrachten ;

Je bent een oproepkracht als je werkt wanneer de werkgever je daartoe roept.

Je hebt geen vast maandloon

Kenmerken oproepcontract met voorovereenkomst;

- als de werkgever je oproept beslis je zelf of je wel of niet gaat werken.

- ga je werken, dan ontstaat een arbeidsovereenkomst waarbij de afspraken in de voorovereenkomst gelden. Voor elke periode nieuwe tijdelijke arbeidsovereenkomst

-werkgever betaalt loon over uren dat je werkt

Kenmerken nul-urencontract

- je gaat werken als de werkgever je daartoe roept

- contact voor bepaalde of onbepaalde tijd, maar geen afspraak over aantal uren dat je werkt

- werkgever betaalt alleen loon over aantal uren dat je werkt

- langer dan 6 maand in dienst, dan heb je altijd recht op doorbetaling van loon

- elke keer dat werkgever je oproept heb je recht op minimaal 3 uur, ook al werk je maar 1 uur.

- opzegtermijn voor nul-urencontract is 4 dagen.

- werkgever moet minstens 4 dagen van tevoren werk opgeven, als die daarna afzegt of tijden verandert heb je recht op loon over die uren.

Kenmerken min-max contract

- contract voor bepaald of onbepaalde tijd voor minimaal aantal uren per weerk, maand of jaar (garantie uren)

- afspraak voor hoeveel uren je maximaal oproepbaar bent.

- over garantie-uren krijg je altijd betaald, ook al is er geen werk

- moet werken tot maximaal oproepbare uren

- werkgever betaalt loon over totaal aantal uren dat je werkt.

- langer dan 6 maanden in dienst, dan altijd recht op doorbetaling van loon.

- werkgever moet minstens 4 dagen van te voren oproepen voor werk, zegt die af of verandert werktijden dan heb je recht op loon over die uren.

De zzp’er (zelfstandige zonder personeel)

- maken deel uit van flexibele arbeidsmarkt

Flexibele arbeidsmarkt bestaat uit : alle mensen die werken zonder vaste aanstelling of arbeidstijden.

- geen arbeidsovereenkomst, maar wel diensten/goederen levert aan klanten/opdracht gever

- hij of zij niet verplicht is de opdracht persoonlijk uit te voeren

- geen sprake van gezagsverhouding of leiding en toezicht

- hij of zij werkt voor meer dan 1 opdrachtgever

- hij of zij bepaalt hoe, wanneer en waar het werk word verricht

- hij of zij ondernemers risico loopt, zoals risico op minder opdrachten, kosten de baten overschrijden, aansprakelijkheidsrisico en ziekte- en invaliditeitsrisico.

Zzp’er bepaald zelf zijn werkzaamheden, tarieven en werktijden.

Zzp’er heeft ook fiscale voordelen zoals mkb-winstvrijstelling

Arbeidsvoorwaarden = voorwaarden of regelingen waaronder de werknemer het werk verricht bijvoorbeeld het loon en de werktijden.

Arbeidsvoorwaarden worden vastgelegd in een of meerdere overeenkomsten zoals;

  - Individuele arbeidsovereenkomst      

  - collectieve arbeidsovereenkomst

  - regelingen overeengekomen met de ondernemingsraad

  - wettelijke regelingen zoals arbeidstijdenwet en wettelijk minimum loon

Voorwaarden voor een arbeidsovereenkomst;

  - De werknemer is zelf verplicht tot het verrichten van arbeid

  - De werkgever is verplicht tot het betalen van loon

  - De werknemer is in dienst van de werkgever

  - Er is sprake van éen zekere tijd’ waarin arbeid word verricht

Individuele arbeidsovereenkomst = een afspraak tussen 1 werkgever en 1 werknemer waarin word vastgelegd : Uren per week de werknemer moet werken, werktijden, werkzaamheden die verricht moeten word en de beloning daarvan.

Collectieve arbeidsovereenkomst (cao)

Bedrijfstak cao = overeenkomst tussen werknemers organisaties en werkgevers organisaties

Bedrijfs cao = overeenkomst tussen werknemers organisaties en 1 werkgever

Arbeidsvoorwaarden in cao hebben betrekking op ;

- hoogte van lonen          - loontoeslagen bij overwerk en ploegendienst

- aantal vakantiedagen   - scholingsfaciliteiten

Primaire arbeidsvoorwaarden :   Loon en Arbeidstijd

Secundaire arbeidsvoorwaarden : Alle zaken die bovenop het loon en normale arbeidstijd komen zoals  -Vakantie regelingen  -Middagpauzes  -Kinderopvang  -Studiefaciliteiten

Loonkosten per product zijn gelijk aan de totale loonkosten gedeeld door het aantal producten.

Rechten van ondernemingsraad ;

  - Adviesrecht

  - Instemmingsrecht

  - Initiatiefrecht

  - Recht op informatie

Vakbonden behartigd belangen van alle werknemers en onderhandelt namens haar leden met de werkgever of werkgeversorganisaties over collectieve arbeidsvoorwaarden.

Arbeidsomstandigheden = fysieke, sociale en psychologische klimaat waarin gewerkt wordt. Zoals de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de werkende.

Doel van de Arbowetgeving is het voorkomen van ongevallen en ziekten door het werk.

Transitievergoeding = ontslagvergoeding

Werkloosheidsuitkering(WW-uitkering) = ieder werknemer recht op, als je aan bepaalde voorwaarden voldoet.

Organisatie = samenwerkingsverband van mensen gericht op het bereiken van 1 of meerdere doelstellingen.

Transformatieproces = het omzetten van input in output

Organisaties voorzien maatschappelijke behoeften doordat zij;

 - Zorg dragen voor productie van goederen en diensten die de samenleving kan afnemen. Hiermee       leveren organisaties belangrijke bijdrage aan welvaart van de maatschappij

- Werkgelegenheid creëren en daarmee inkomen verschaffen

- Met innovaties het leven van mensen leuker, beter en aangenamer maken

- belastingopbrengst genereren

Soorten organisaties = op basis aan het aantal personen dat in een onderneming wekrt, wordt in Nederland onderscheid gemaakt in klein, middel en groot. De grootte van organisatie is ook uit de drukken in het aandeel in betreffende markt en in afzet of omzet.

Scholen en ziekenhuizen produceren diensten, Kledingwinkels produceren goederen.

 Verschillende diensten ;

 - Immaterieel : diensten kunnen niet aangeraakt worden of geproefd

 - Onscheidbaarheid : productie en consumptie van diensten vallen meestal samen

 - Vergankelijkheid : diensten kunnen niet op voorraad worden geproduceerd

Consumentenmarkt = afnemers van product zijn consumenten

Productenmarkt = afnemers van product zijn producenten

Commerciële organisaties/profitorganisatie = organisaties die voor hun voortbestaan afhankelijk zijn van het maken van winst.

Niet commerciële organisaties/bib-profitorganisaties = niet afhankelijk van het maken van winst.

Rechtsvorm

Commercieel of niet-commercieel

Rechtspersoon of geen rechtspersoon

Vereniging

Niet-commercieel

Rechtspersoon

Stichting

Niet-commercieel

Rechtspersoon

Eenmanszaak

Commercieel

Geen rechtspersoon

V.O.F.

Commercieel

Geen rechtspersoon

Bv

Commercieel

Rechtspersoon

Nv

Commercieel

rechtspersoon

Een rechtspersoon heeft dezelfde rechten en plichten als natuurlijk persoon (organisaties met rechtspersoonlijkheid)

Stichting = rechtspersoon die geen leden kent en opgericht is om in de statuten vermeld doel – denkbeeldig of sociaal – te realiseren. Stichting mag wel winst maken maar niet zomaar uitkeren. Het is een coöptatie.

Coöptatie = in het beginsel benoemt het bestuur zichzelf

Inhoud van de akte voor het oprichtingen van een stichting;

 - De wijze van benoeming en ontslag van bestuursleden

 - Hoe de besluitvorming plaatsvind binnen de stichting

 - De bestemming van het overschot van de stichting in geval van ontbinding.

Het bestuur van een stichting neemt alle besluiten

Vereniging = samenwerkingsvorm tussen 2+ personen(leden) die een bepaald niet-commercieel doel willen realiseren. De leden deelnemen aan besluitvorming van organisatie. Word opgericht voor onbepaalde tijd en zijn in voortbestaan niet afhankelijk van enkele personen. Belangrijke kenmerken zijn zeggenschap en democratische besluitvorming.

Formele verenigingen = verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid (VVR)

Informele verenigingen = verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid (VBR)

Onderscheid tussen VVR en VBR is vooral voor bestuurders van een vereniging belangrijk

Bij VVR word in notariële akte word opgenomen;

 - het doel van de vereniging

 - de wijze van benoeming en ontslag van bestuursleden

 - de bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding

Bestuur van vereniging is belast met ;

 - financiële beheer van vereniging

 - vertegenwoordigen van de vereniging naar buiten toe.

 - voorbereiden van besluitvorming binnen vereniging en zorg voor het goed functioneren van   vereniging

 - uitvoeren van besluiten van algemene ledenvergadering

Taak en/of bevoegdheid

Bevoegd orgaan

ontbinden van een vereniging

Algemene ledenvergadering

Benoemen en ontslaan van bestuursleden

Algemene ledenvergadering

Leiden van een vereniging

Bestuur

Uitvoeren van leidinggevende taken onder verantwoordelijkheid van bestuur

Directie

Opstellen van jaarverslag

Bestuur

Financiële beheer van vereniging

Bestuur

Uitvoeren van de besluiten van de algemene ledenvergadering

Bestuur

Vertegenwoordigen van de vereniging naar buiten toe

bestuur

Nemen van besluiten tot wijziging van de statuten

Algemene ledenvergadering

Stichting

Vereniging

Zelfde doelen, juridisch aansprakelijkheid

Zelfde doelen, juridisch aansprakelijkheid

Bestuursleden niet aansprakelijk

Bestuursleden niet aansprakelijk

Het bestuur benoemt zichzelf

Bestuurders gekozen door algemene ledenvergadering

Het bestuur bepaald het beleiud

Het beleid bepaald door de algemene ledenvergadering(hoogste besluitvormingsorgaan)

Geen leden

Wel leden

Minimaal 1 persoon voor het oprichten

Minimaal 2 personen voor het oprichten

Niet commerciële organisaties (stichting/vereniging) financieringsbronnen;

 - contributies van leden

 - giften van sympathisanten

 - bijdragen van overheid

 - sponsoring door bedrijfsleven

 - extra gelden uit commerciële activiteiten

Stichtingen of verenigingen moeten aangifte doen voor vennootschapsbelasting als ;

- sprake is van organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het economisch verkeer en daarbij winst maakt

- organisatie activiteiten ontplooit waarmee zij concurreren met ondernemers (de anwb)

Interne organisatie/organisatiestructuur = manier waarop samenwerking binnen een organisatie gestructureerd wordt. Hierbij gaat het om;

- wijze waarop taken met bijhorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden verdeeld zijn over personen en afdelingen

- wijze waarop personen en afdelingen met elkaar in relatie staan voor zover die relaties betrekking hebben op de organisatiedoelstelling.

Taak = samenhangend/afgerond geheel van activiteiten om iets tot stand te brengen

Functies = een aantal samenhangende taken met bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Bevoegdheid = het recht tot het nemen van beslissingen die voor het uitvoeren van een taak noodzakelijk zijn

Verantwoordelijkheid = morele verplichting om een taak naar beste vermogen uit te voeren

De taken die bij een functie horen, worden vastgesteld in functieomschrijving/functieprofiel;

 - kenmerken van de functie                      - taken die onderdeel uit maken van de functie

 - de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan de functie

 - de relaties die onderhouden moeten worden met andere personen en afdelingen en met instanties  buiten de organisatie

Werkstructurering = Arbeidsdeling terug dringen, taken opnieuw groeperen om zo meer recht te doen aan capaciteiten van werknemers.             Je maakt onderscheid in;

- Taakverruiming/verbreding : taken van de zelfde niveaus samenvoegen, om eentonig werk te voorkomen

- Taakverrijking : werknemer is niet alleen de uitvoerder van een taak maar kan deze ook vooraf plannen en na afloop controleren

- taakroulatie : een groep mensen die ieder een specifieke taak uitvoeren wisselen elkaar af

- Autonome groepen/zelfsturende teams : werk is zodanig georganiseerd dat werknemers in groepjes zelfstandig een eindproduct maken.

In de ideale situatie is er evenwicht in spanwijdte en omspanningsvermogen van de manager.

Spanwijdte = aantal ondergeschikten aan wie direct leiding word gegeven

Omspanningsvermogen = aantal directe medewerkers waaraan een chef leiding kan geven.

Dit is afhankelijk van :   -Deskundigheid, ervaring en kwaliteiten van de leider

- houding en capaciteit van medewerkers

- complexiteit van het werk van de medewerkers

- aantal niveaus onder de leider(spandiepte)

Platte structuur (voordeel)

Steile structuur (nadeel)

Grote spanwijdte

Kleine spanwijdte

weinig leidinggevende

Veel leidinggevende

Communicatielijnen tussen de tot en de uitvoerenden zijn kort

Communicatielijnen tussen de tot en de uitvoerenden zijn lang

Lijnorganisatie = sterke hiërarchische structuur

Hiërarchische structuur = ieder persoon in organisatie krijg opdracht van slechts 1 persoon en alleen aan die persoon moet je verantwoording afleggen.

Voordeel

nadeel

Heel overzichtelijk

Afdelingen hebben weinig contact met elkaar

Simpel en doorzichtig

Coördinatie boven afdeling is moeilijk

Snelle besluitvorming / afdelingsniveau

Taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden zijn duidelijk afgebakend

Besluitvorming word trager als aantal lagen in organisatie toeneemt

Organigram = model van interne organisatie in een schema  hierbij betekent;

-rechthoek = functie binnen organisatie

-verticale lijn = gezagsrelatie (baas kan bevelen geven, ondergeschikte moet deze opvolgen)

-horizontale lijn = tussen functies betekent dat er geen gezagsrelatie tot elkaar bestaat

De lijn- en staforganisatie

Voordeel

Nadeel

Het creëren van stafafdelingen vormt een mogelijkheid om omspanningsvermogen van leiding te vergroten en daardoor het aantal niveau/s te verkleinen

Beperkte omspanningsvermogen van leiding leidt tot groot aantal hiërarchische niveaus

Organisatiestructuur word hierdoor erg steil met als groot nadeel lange communicatielijnen

Bij deze organisatiestructuur blijven voordelen van lijnorganisatie intact en wordt een belangrijk nadeel opgeheven. Leidinggevende wordt bijgestaan door een stafafdeling bestaande uit deskundigen die het tekort in kennis en vaardigheden van de baas compenseren.

Staffunctionarissen = leidinggevende voorzien van informatie en adviezen. Mag zelf geen beslissingen nemen en ook geen orders geven aan medewerkers die in afdeling van baas werkzaam zijn.

Functionele organisatie

Functionele organisatie

Variant op lijn-staforganisatie in die zin dat de stafdiensten of hulpdiensten bevoegdheid hebben om anderen dwingende voorschriften op te leggen

Voordeel

Nadeel

Aanwijzingen een dwingend karakter hebben, waardoor een betere afstemming van activiteiten mogelijk is.

Doorbreken van de eenheid van leiding. Ondergeschikten kunnen zowel van hun directe chef als van stafafdeling bevelen krijgen

Projectorganisatie = tijdelijk samenwerkingsverband tussen personen uit verschillende afdelingen in organisatie, gericht op het oplossen van specifiek probleem

Voordeel

Nadeel

Men kan flexivel inspelen op problemen, voor ieder probleem/opdracht kan een aparte deelorganisatie gevormd worden.

Werknemers kunnen van 2 chefs opdrachten krijgen. Er is dan sprake van dubbelle gezagsstructuur.

Managers raken minder snel overbelast

Goede mix van specialistische kennis

Problemen bij samenwerken : in projectgroep zitten mensen die veel van elkaar verschillen op allerlei gebieden.

Horizontale taakverdeling

Ontstaat wanneer de taken worden verdeeld over meerdere medewerkers.

Horizontale taakverdeling vindt plaats op basis van 4 kenmerken;

1 functionele afdelingen = gelijksoortige werkzaamheden worden bij elkaar gevoegd  (zoals alle werkzaamheden behoren tot de inkoop of productie)

(deze indeling word veel gebruikt bij kleinere organisaties)

Voordeel

Nadeel

Bundeling van gelijksoortig werk mogelijkheden geeft tot inschaling van specialisten en machinisatie en automatisering

Afdeling fixeer zich op  haar eigen terrein en heeft te weinig oog voor de doelen van de organisatie

Hierdoor is efficiëntere bedrijfsvoering mogelijk

Routinevorming leidt daarbij tot meer monotone werkzaamheden,

2 product indeling = werkzaamheden verbonden aan bepaald product of dienst samenvoegen

Voordeel

Nadeel

Medewerkers sterker betrokken zijn bij totstandkoming van het product

Iedere divisie kan een eigen beleid gaan voeren

Medewerkers zijn flexibeler en breder inzetbaar

Specialistische kennis verloren raakt

Topmanagement word minder belast

Minder gebruik kan worden gemaakt van schaalvoordelen

3 Geografische indeling = werkzaamheden die op dezelfde geografische plaats worden uitgevoerd, worden samengevoegd in 1 organisatorische eenheid (divisie) 

(aantrekkelijk voor grote organisaties met meerdere vestigingen)

Voordeel

Nadeel

Beter inspelen op regionale of nationale omstandigheden

Beperkte opbouw van specialistische kennis

Coördinatie is overzichtelijker

Kan minder geprofiteerd worden van schaalvoordelen bij verschillende functies

Communicatielijnen zijn korter

4 Markt indeling = werkzaamheden met dezelfde markt als doelgroep worden samengevoegd. Daardoor kan er onderscheid gemaakt worden tussen consumentenmarkt en zakelijke markt.

Voordeel

Nadeel

Kortere communicatielijnen

Men kan minder gebruik maken van schaalvoordelen

Beter in kunnen spelen op specifieke wensen van de markt

Gevaar dat het gevoerde beleid voor bepaalde markt niet past met het beleid van de gehele organisatie

Management en leiderschap

Belangrijkste taken van het Management : Plannen, organiseren, leiden, controleren

2 belangrijke functies als leider voor het leidinggeven aan een groep ;

  1. Functies die met de taken of productie te maken hebben.
  2. Sociale functies die de groep in stand houden zoals bemiddelen bij onenigheden en zorgen dat mensen zich gewaardeerd voelen.

Beide functies zijn moeilijk samen te combineren, meestal munt een leider uit in de ene of andere functie. Dan spreken we over leiderschapsstijlen waarbij onderscheid word gemaakt in ;

- Taakgerichte leiderschapsstijl : uitvoering is belangrijker dan groei/persoonlijke voldoening van   werknemer

- Werknemersgerichte leiderschapsstijl : respect en prettige relatie met werknemers

Effectiviteit van leiderschap is afhankelijk van :

 - De persoonlijke kwaliteiten van de leider

 - De kennis, ervaring en motivatie van medewerkers

 - De situatie (complexiteit van het werk : routinematig of complex)

Autoritair leiderschap

Medewerkers worden in het geheel niet betrokken bij de besluitvorming.

Leider beent alle beslissingen zelf en er is geen ruimte voor overleg

Leider geeft opdracht en de medewerkers voeren deze uit.

Consultatief leiderschap

De leider raadpleegt vooraf zijn medewerkers maar besluit vervolgend wat hij zelf belangrijk vind.

Dit is een tussenvorm tussen autoritair en democratisch leiderschap.

Democratisch of participatief leiderschap

Medewerkers doen mee aan besluitvorming van leider

Beslissingen over werk en omstandigheden worden in de afdeling overlegd tussen leidinggevende en medewerkers. Uitvoering en bijsturing word zover mogelijk overgelaten aan medewerkers.

Demotivatie is te merken aan ;

- te laat op het werk verschijnen              -

- veel ziekteverzuim

- onverschilligheid ter attentie van het werk en collega’s op het werk

- weinig belangstelling voor vernieuwing

Motivatietheorieën;

Theorie X = hebben mensen hekel aan werken, lui, geen ambities, liever instructies krijgen en gaan ze verantwoordelijkheden uit de weg. Werk is secundair belang en managers moeten werknemers dwingen of motiveren met geld of straf/ontslag. Managers die van dit mensbeeld uitgaan, zullen zich als autoritaire leiders manifesteren.

Theorie Y = werk is even natuurlijk als ontspanning en rust. Mensen willen graaf werken en kunnen onder juiste omstandigheden voldoening halen uit hun werk. Mensen zijn daarbij in staat verantwoordelijkheid te dragen en zijn creatief en vindingrijk. In deze visie zal het management eerder kiezen voor het delegeren van bevoegdheden en overdragen van verantwoordelijkheden. Managers met dit mensbeeld kiezen voor participerend of democratisch leiderschap.

Behoeftehiërarchie van Maslow

Mensen zijn pas gemotiveerd voor hogere behoefte als voorafgaande behoeften zijn bevredigt;

  1. Fysiologische behoeften (eten, drinken, slaap)
  2. Behoefte aan veiligheid en zekerheid (inkomenszekerheid)
  3. Behoefte aan sociaal contact en liefde
  4. Behoefte aan aanzien en waardering (respect, status)
  5. Behoefte aan zelfverwerkelijking (jezelf zijn)

Twee-factorentheorie van Herzberg

Tevredenheid en ontevredenheid komt uit twee verschillende categorieën factoren

  1. Dissatisfiers (beloning, arbeidsomstandigheden, kwaliteit van leiding) leidt tot een normale houding.
  2. Satifiers (medezeggenschap, erkenning en waardering) deze sporen aan tot betere prestaties. Bij afwezigheid van deze factoren ontstaat neutrale toestand (geen tevredenheid)

Investeren

Als een consument iets koopt, noem je dat Consumptie

Wanneer een ondernemer iets koopt, noem je dat investeren

Wanneer een ondernemer investeert, schaft hij met liquide middelen activa aan. Zijn liquide middelen nemen af ; er is sprake van negatieve kasstroom/cashflow. In de toekomst ontstaat er als gevolg van de investering een positieve kasstroom(cashflow)

Cashflow = nettowinst + afschrijving (belastingen buiten beschouwing)

Terugverdienperiode = periode waarin de investering (negatieve kasstroom) zichzelf terugverdient via de positieve kasstromen die voortvloeien uit de toekomstige opbrengsten die de investering opbrengt.

Risico’s aan het selecteren van investeringen op basis van terugverdientijd kleiner maken;

- Instellen van maximale terugverdientijd

- Door de kasstromen laag in te schatten

- Door de looptijd van de kasstromen niet te lang te maken

Netto contante waarde berekenen;

  1. Bereken de contante waarde van alle toekomstige positieve kasstromen
  2. Verminder de uitkomst met het bedrag van de investeringsuitgave(negatieve kasstroom)
  3. Resulterende bedrag = netto contante waarde van de investering

(fiscale) intrinsieke waarde = gelijk aan eigen vermogen van onderneming

Eigen vermogen = verschil tussen waarde van de activa(bezittingen) en het vreemd vermogen

Bij een eenmanszaak of vof is dat gelijk aan het eigen vermogen en bij een bv of nv gaat het om de volgende optelsom ;

Maatschappelijk aandelenvermogen

– (aandelen in portefeuille : geplaatst en gestort aandelenkapitaal)

+ reserves

+ (nettowinst na aftrek vennootschapsbelasting(=onverdeelde winst) : eigen vermogen(=intrinsieke waarde)

Stille reserve = verschil tussen boekwaarde en actuele waarde van activa

                       als actuele waarde hoger is dan boekwaarde dan is er een positieve stille reserve

due diligence onderzoek = echte intrinsieke waarde van een bedrijf vast stellen 

er word dan gekeken naar ;

- Balansposten                 - Verliezen                        - Winsten                          

- Factoren die invloed hebben op toekomstige resultaten van het bedrijf

   (omgevingsfactoren, type klanten, concurrentiepositie, samenstelling van personeel, etc.)

‘echte’ intrinsieke waarde van bedrijf = verschil tussen actuele waarde van activa en marktwaarde van vreemd vermogen. Zo vind je de waarde van een bedrijf ofwel de waarde van de aandelen.

Genormaliseerd winstniveau berekenen ;

  1. Alle kosten en opbrengen uit verleden op een rijtje zetten
  2. Deze kosten en opbrengsten en dus winst door een filter halen
  3. Alle incidentele opbrengsten en kosten uit de resultatenrekening halen
  4. Bij alle kosten en opbrengsten de vraag stellen of deze normaal zijn

Kostenvoet(discontovoet) eigen vermogen = percentage dat minimaal behaald moet worden om genomen risico te rechtvaardigen

Risico opslag bepalen optelsom

- een opslag voor het beleggen in aandelen, dit heeft te maken met het koersrisico van de aandelen

- Indien er geïnvesteerd word in klein bedrijf dan komt er opslag bij van ongeveer 2%, kleine bedrijven zijn risicovoller omdat ze vaak grote klappen niet op kunnen vangen

- overige risico-opslagen

Discounted cashflowmethode = kijkt naar de toekomst. Bepaald de contante waarde van de toekomstige vrije kasstromen. Deze contante waarde is dan gelijk aan de bedrijfswaarde.

De waarde is afhankelijk van deze 2 variabelen ;

  1. De vrije kasstromen
  2. kostenvoet van het geïnvesteerde vermogen

Startpunt voor het berekenen van vrij kasstroom = bedrijfsresultaat voor aftrek van interest en belastingen (ebit)

Contante waarde die word berekend door vrije kasstromen contant te maken op basis van de kostenvoet van geinvesteerde vermogen = de bedrijfswaarde inclusief de waarde van het vreemd vermogen.

Goodwill = het verschil tussen marktwaarde en eigen vermogen en fiscale boekwaarde van het eigen vermogen.

Liquidatiewaarde = Directe verkoopwaarde van bezettingen – schulden en waarde van eventie;e andere verplichtingen (bijv. huur)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.