TSO 3de afdeling STW fysica

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas tso | 1891 woorden
  • 6 mei 2008
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
9 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Maak kans op 50 euro Bol.com tegoed 💜

Scholieren.com wil weten hoe school écht is voor jou. Vul de vragenlijst in (7 - 10 min) en laat weten wat er beter kan. Wij luisteren — en je maakt kans op 50 euro 💶

Doe mee
TSO 3de afdeling STW fysica

• Symbool - grootheid - eenheid
- Q elektrische lading – C coulomb
• Op welke manier een deeltje wordt beïnvloed door elektrische & magnetische vel
- E elektrische veldsterkte – N/C newton/coulomb
• Invloed van een lading op omliggende ruimte / bron” = lading die veld veroorzaakt
- F elektrische kracht – N newton
• Op een lading op een afstand van bronlading werkt de elektrische kracht F
- Kracht hangt af van: grootte en teken van de lading
- Qb+ Q- - Qb- Q-
- Qb+ Q+ - Qb- Q+
• +bronlading: E(p) wijst weg / -bronlading: E(p) wijst toe
- Vrije +lading: kracht F dezelfde zin als elektrische veldsterkte E(p)
- Vrije –lading: kracht F tegengestelde zin als elektrische veldsterkte E(p)
- U spanning – V volt
• Potentiaalverschil tussen 2 punten  U12 = V(1) – V(2)
- Spanningspijl: wijst van laagste naar hoogste potentiaal
- Spanningsbron: toestel met 2 polen waartussen constante spanning wordt onderhouden / bvb labo voeding en batterij
- I elektrische stroom – A ampere
• Transport van ladingen in één bepaalde zin
- Tussen 2 punten kan maar een stroom lopen als er:
• Vrije ladingen zijn / tussen die 2 punten een potentiaalverschil is
- Isolator: geen vrije ladingen / geleider wel
- R weerstand -  Ohm
• Verhouding van positieve spanning over de draad tot de stroom die erdoor loopt
- B magnetische inductie – T tesla
• Magneet veroorzaakt in de ruimte een magnetisch veld
- W arbeid - J joule
• Op een systeem wordt arbeid verricht als er een kracht op werkt en als het systeem zich verplaatst over een afstand: W = F. x
- Vermogen - watt W
• Verhouding v/d hoeveelheid energie die omgezet wordt tot de tijd
- E energie – j joule
• Kinetische energie
- Arbeid die een voorwerp kan leveren door zijn snelheid = Ekin v/h voorwerp
• Potentiële energie
- Energie die in een voorwerp aanwezig of opgeslagen is
- Baansnelheid – s seconden
• Afgeleide van de plaatscoördinaat naar de t op dat tijdstip
- Hoeksnelheid – s seconden
• Afgeleide van de hoek naar de tijd op dat tijdstip
- T periode - s seconden
• De tijd nodig voor één omwenteling
- f Frequentie – Hz hertz
• Het aantal omwentelingen per seconde
- Elongatie
• De uitwijking van een trillend voorwerp om zijn evenwichtstand
- Amplitude
• De grootte van de maximale uitwijking uit de evenwichtstand
- Pulsatie
• Hoeksnelheid ω = 2 π f, eenheid s-1 (phi 3.4, frequentie, w = rad/s)
- Fase
• Drukt uit hoeveel een golf of trilling vertraagd is
- λ Golflengte - m meter
• Kortste afstand tussen twee punten die in fase trillen

• Meter
- Ampèremeter
• Meet de stroomsterkte tussen + en – aansluiting
- Elektroscoop
• Meten of voorwerp geladen is
- Bestaat uit 2 platen die elkaar aantrekken of afstoten onder invloed v/d lading
- Voltmeter
• Geeft potentiaalverschil weer tussen + en – aansluiting

• Stroomsterkte
- Stroompijl: stroom tussen twee punten
• Conventionele stroomzin: zin waarin positieve ladingen en stroompijl bewegen
- Negatieve ladingen bewegen tegen de zin van de stroompijl in

• Ladingen
- Stof wrijft met andere stof - ladingen worden overgedragen
• Krijgen tegengestelde, maar even grote lading want ladingen kunnen niet verloren
- Voorwerp gewoonlijk neutraal: evenveel positieve als negatieve ladingen
• Positief geladen: voorwerp bevat meer positieve dan negatieve ladingen
• Negatief geladen: voorwerp bevat meer negatieve dan positieve ladingen
- Soorten lading
• Positieve en negatieve
- Gelijksoortige ladingen stoten elkaar af, ongelijksoortige trekken elkaar aan
• Ladingen oefenen op elkaar krachten uit
• Ladingen kunnen niet verloren gaan
- Verklaring atoommodel van Bohr
• Kern: protonen en neutronen/ elektronen bewegen rond de kern
• +kern oefent elektrische kracht uit op –elektronen: daardoor rond kern bewegen
• Enkel valentie-elektronen belangrijk voor elektrisch gedrag
- +ion: atoom valentie-elektronen afgegeven, meer protonen dan elektronen
- -ion: atoom elektronen opgenomen, meer elektronen dan protonen

• Geleiders en isolatoren
- Rol van de vrije elektronen
• Metaal: vrije elektronen en +roosterionen
- Roosterionen zitten vast, vrije elektronen kunnen vrij door de stof bewegen
• Isolator: geen vrije elektronen: geen goede geleiders

• Elektrische influentie
- In een voorwerp in de buurt van een geladen voorwerp treedt ladingsverschuiving op, bovenkant wordt + (kern), onderkant – (elektronen)
• Kernen zitten vast, elektronen kunnen weggeduwd worden

• Wetten
- Ohm: verband tussen stroom en spanning
• U = R.I en R = constant
- Pouillet: factoren die de grootte van de weerstand bepalen
• Weerstand van een draad met l lengte en doorsnede A: R = p.I/A
- Wet van behoud van energie
• Energieomzetting, totale energie blijft constant, energie gaat niet verloren

• Veldlijn
- Lijn waaraan in elk punt de elektrische veldsterkte raakt
• Wijst steeds in dezelfde zin, van +lading weg, naar -lading toe
• Veldlijnen snijden elkaar niet, want in elk punt maar 1 elektrische veldvector
- Elektrisch veld
• Door elektrische influentie, iedere korrel + en – zijde, vormt lijn
- Radicaal veld
• Elektrisch veld rond puntlading
- Dipoolveld
• Veld tussen twee even grote, maar tegengestelde puntladingen
- Homogeen veld
• Veld tussen twee even grote, maar tegengestelde vlakke platen
- Willekeurig veld
• Veld tussen 3 ladingen

• Schakeling van weerstanden
- Serieschakeling
• Componenten worden achter elkaar geschakeld / toestellen functioneren samen
- Stroomsterkte: in elk punt hetzelfde I1=I2=I3= … =I
- Spanning: verdeelt zich over de weerstanden U=UR1+UR2+…
- Berekenen van substitutieweerstand: Rs = R1+R2+…+Rn
- Parallelschakeling
• Componenten worden naast elkaar geschakeld / toestel kan apart functioneren
- Stroom: verdeelt zich over de weerstanden I=I1+I2+…
- Spanning: over elke tak dezelfde U1=U2=…=U
- Berekenen van substitutieweerstand: 1/R=1/R1+1/R2

• Energie en vermogen in een elektrische stroomkring
- Energie
• De stroom transporteert elektrische energie van de spanningsbron en geeft die af aan het apparaat in de stroomkring
- Dat apparaat is een energieomzetter: zet elektrische energie om in een andere vorm van energie: stralings- of bewegingsenergie of warmte
- Vermogen
• Geeft aan hoeveel elektrische energie er per seconde wordt omgezet

• Energieomzettingen
- Auto remt: kinetische energie omgezet tot warmte
- In een gloeilamp: elektrische energie omgezet tot licht en warmte
• Wolfraam - gloeidraad in gloeilamp (hoge weerstand/hoog smeltpunt)
- Bij stroomdoorgang gloeit de wolfraamdraad zo intens dat hij licht uitstraalt
- Bobslee naar beneden glijdt: potentiële energie omgezet tot kinetische energie
- Elektrische huishoudtoestellen bvb broodrooster, strijkijzer
• Weerstandsdraad of verwarmingselement zet elektrische energie om tot warmte

• Veiligheidsaspecten
- Smeltveiligheden: zekeringen
• Dunne metaaldraad die welbepaalde maximumstroom kan doorlaten
- Max stroom overschreden: draad smelt door en stroomkring is onderbroken
- Rond draad: zand/gips in isolerend omhulsel, gloeiende deeltjes brand veroorzakers
- Aarding van elektrische toestellen
• Als bij massaverbinding een grote spanning ontstaat tussen toestel en aarde
• Loopt een grote stroom naar de aarde via de aarding en springt de zekering

• Permanente magneten
- Magneetpolen
• Noordpool en zuidpool / uiteinde N wijst: geografische N als magneet ophangt
- Krachtwerking
• Gelijknamige polen stoten elkaar af, ongelijknamige polen trekken elkaar aan
- Veldlijnenbeeld
• Magnetisch veldlijn = kromme waaraan de magnetische inductie in elk punt raakt
• Zin: wijst van noordpool weg en naar de zuidpool toe
• Veldlijnen snijden elkaar niet (anders 2 rakende veldvectoren in elk punt)
• Staafmagneet
• twee ongelijknamige polen
• hoefijzermagneet (homogeen veld)
• twee gelijknamige polen

- Grootte van de magnetische inductie binnenin een solenoïde

• Elektrische stroom: oorzaak v/h magneetveld: proef van Oersted
- Kompasnaald in buurt v/e stroomvoerende geleider: richt naald zich anders
• Stroomvoerende geleider schept een magnetisch veld

• Veldlijnenbeeld
- Rechte stroomvoerende geleider

- Stroomvoerende solenoïde

• Opbouw en werking van een elektromagneet
- Magnetisch veld van een permanente magneet wordt veroorzaakt door
• De beweging van de elektronen rond de kernen van de atomen
- Bij aanwezigheid van ongepaarde elektronen
• Groeperen magnetische velden v/d atomen zich in stof tot gebieden van Weiss
- Niet magnetisch: gebieden van Weiss willekeurig georiënteerd
- Wel magnetisch: gebieden van Weiss worden min of meer gericht

- Eigenschappen magneet
• Binnenin een staafmagneet lopen de veldlijnen door
• Er bestaan geen afzonderlijke polen: wanneer je stuk afbreekt, opnieuw 2 polen
• Magnetisme neemt af door verwarming: trillingsenergie v/d atomen neemt toe:
- Gebieden van Weiss zijn dan minder gericht, waardoor magnetisme afneemt
• Val: gedeelte magnetisme verliezen: ordening gebieden van Weiss verstoord
• Magnetisch veld v/d aarde: veroorzaakt door
- Convectiestromen van geladen materie in de aardkern, gevolg van aardrotatie
- Toepassingen van elektromagneet
• Elektrische bel
- Loopt stroom in kring, spoel wordt magnetisch, trekt klepel aan die een tik geeft
• Relais (voor in- en uitschakelen van lamp, alarmbel, elektromotor)
- Loopt stroom door elektromagneet, ijzeren plaatje wordt aangetrokken en draait
- Schakelaar 1 wordt gesloten, zodat de lamp brand
- Elektromagneet wordt uitgeschakeld door openen schakelaar 2
- Veer trekt ijzeren plaatje terug, 2de stroomkring wordt verbroken, lamp gaat uit

• Kracht
- Begrip kracht eenheid newton N
• Uitwendige oorzaak die de toestand van rust of beweging van lichaam wijzigt
- Uitwerkingen van een kracht
• Een kracht kan een voorwerp: in beweging brengen, tot stilstand brengen, versnellen, vertragen, van richting doen veranderen, vervormen
- Wrijvingskrachten
• Op aarde bevinden alle bewegende voorwerpen wrijvingskrachten
- Bij luchtspoor - wrijving met de ondergrond verdwenen

• Wetten van Newton
- Traagheidsbeginsel
• Voorwerp behoudt toestand van rust of ERB, tenzij resulterende kracht op werkt
• Resulterende kracht op werkt - versnelling
- Actie en reactie
• Als voorwerp 1 een kracht uitoefent op voorwerp 2, dan oefent voorwerp 2 ook een kracht uit op voorwerp 1: F21 = - F12
- Verband tussen kracht en versnelling
• De kracht die een voorwerp met massa en versnelling geeft is: F=m.a
• Hoe groter de kracht die op voorwerp werkt  hoe groter de versnelling
• Hoe groter massa v/h voorwerp bij bepaalde kracht  hoe kleiner versnelling

• Eenparig cirkelvormige beweging
- Definitie
• Cirkelvormige beweging waarbij de grootte van de snelheid constant blijft
- Begrippen
- Verband tussen frequentie en periode
1 1
f = ___ T = _____
T f
- Centripetale kracht als oorzaak van de ECB: formule en experimentele controle
• Fe.p.= m . w2 . r

- Versnelling: afleiding uit de hoofdwet van de dynamica en centripetale kracht
• Een kracht die een steen de bocht om trekt, werkt steeds naar het midden, geeft de steen een versnelling richting het midden
• Gevolg: resultante snelheid die een beetje naar het midden afbuigt
• Richting van de steen, kracht en versnelling veranderd, naar het midden toe
• De steen gaat een cirkelbaan beschrijven als gevolg van de centripetale kracht

• Lopende golven
- Ontstaan
• Wanneer er zich in een middenstof een trilling voortplant, ontstaat er lopende golf
- Soorten
• Mechanische golven
- Golven op een touw, veer, wateroppervlak, geluidsgolven
• Elektromagnetische golven
- Radio, warmte, licht, X-stralen
• Transversale golven
- Trilrichting staat loodrecht op de voortplantingsrichting
• Longitudinale golven
- Trilrichting valt samen met de voortplantingsrichting
- Voortplantingssnelheid van een golf: afleiding uit de golflengte
• Licht 300.000km/s
- Verband tussen snelheid van een golf, golflengte en frequentie
• v = λ f
- Eigenschappen van lopende golven
• Terugkaatsing
- Golf valt schuin in op een effen oppervlak  terugkaatsing onder dezelfde hoek
- Golf valt recht in op een effen oppervlak  terugkaatsing in dezelfde richting
• Breking
- Bij overgang van de golven van het diepe deel naar het ondiepe deel verandert de voortplantingsrichting van de golf
- bij een verandering van medium kunnen golven breken
• Buiging
- Aan een rand (of als een golf door een gat gaat) ontstaat buiging (schaduw)
• Interferentie
- Voegt één "piek" van de golf toe met de "pieken" van een andere golf om een nog grotere piek te veroorzaken

• Geluid
- Ontstaan
• Geluid is een wisselende druk in lucht, die zich als een golf voortplant
- Voortplanting
• Geluid wordt voortgebracht door een trillend lichaam
- De trillingen planten zich voort onder de vorm van longitudinale golven vanuit een trillingsbron via een middenstof naar de waarnemer
- De trillingen veroorzaken in de lucht opeenvolgend verdikkingen en verdunningen v/e luchtmoleculen, er ontstaan gebieden van lage & hoge druk
- Kenmerken van het geluid
• Toon
- Een voor het menselijk oor waarneembaar geluid met een vaste frequentie en een vaste klanksamenstelling, bepaald door de boventonen
• Toonhoogte
- Frequentie van de periodieke trilling
- Menselijk oor neemt frequenties waar tussen 20 Hz en 20.000 Hz
• Toonsterkte
- Hoeveelheid trillingsenergie die per tijdseenheid door ons oor wordt opgevangen, uitgedrukt in decibel
• Toonklank (timbre)
- wordt eenzelfde noot voortgebracht door verschillende instrumenten, dan kan men ze duidelijk van elkaar onderscheiden, toon bezit z’n specifieke toonklank.
• Doppler-effect
- De schijnbare verandering van geluid door een snelheidsverschil tussen de zender en de ontvanger.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ga jij volgend jaar studeren?

Meld je aan voor nieuwsbrief van Studenten.com voor tips om alles uit je studentenleven te halen 💛