systeem aarde hoofdstuk 1 reis vanaf het middelpunt van de aarde

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 834 woorden
  • 31 maart 2009
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
11 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
§ 1.1 Verleden en heden

Aarde 4,6 miljard jaar oud. Geologen koppelden dit aan een geologische tijdschaal. Deze is verdeeld in tijdperken, perioden en tijdvakken. De verschillende tijdperken die van belang zijn, zijn ook te vinden in de atlas. Tijd is relatief, want een mensenleven duurt ong. 80 jaar en dan ben je oud, maar de aarde is 4.600.000.000 jaar oud. Daarom wordt er niet altijd stilgestaan bij de exacte ouderdom, maar alleen de volgorde van de tijdperken. Dit noemen we relatieve tijdschaal. Absolute ouderdomsbepaling is het achterhalen van de tijd in jaren.

Alfred Wegener kwam met bewijzen over een oercontinent, ook wel Pangea genoemd. Hij toonde door middel van sporen aan dat er gelijktijdige vergletsjeringen in Australië, Zuid-Afrika, India en Zuid-Amerika was. Bovendien waren en grote overeenkomsten van de fossiele flora en fauna in delen van de wereld. Identieke fossielen op verschillende continenten.
Wegener's verklaring was dat de aarde van binnen vloeibaar was en dat er afgekoelde platen op drijven. Echte bewijzen kwamen pas in de vorige eeuw. In 1965 ontdekte me verschillende ouderdom in continentale en oceanische gesteenten. Dit is te verklaren doordat de oceaanbodem vernieuwt zich. Het bestaan van Paleomagnetisme werd ontdekt, in de loop van de geologische geschiedenis verandert het aardmagnetisch veld. Bij het stollen van metaal komen de metaaldeeltjes noord-zuid (plus-min) te liggen. Sommige delen liggen niet plus-min, maar min-plus. Dit betekent dat er een wisseling van magnetische polen is geweest.

§ 1.2 Moderne platentektoniek
De aarde bestaat van binnenuit naar buiten uit de volgende delen: De kern, de mantel en de korst. De kern is een mengsel van nikkel en ijzer. Het binnenste deel van de kern is vast en het buitenste deel in vloeibaar. De mantel bestaat uit siliciumverbindingen met veel ijzer en magnesium. Ook bestaat de mantel uit twee delen. De binnenmantel (vast) en de buitenmantel (taai vloeibaar). Tot slot is er de korst. De aardkorst bestaat uit verbindingen van zuurstof met ijzer, calcium,magnesium, natrium en aluminium. De dikte van de aardkorst varieert van gemiddeld 5 kilometer onder de oceanen tot 30 km onder de continenten.De Lithosfeer is het vaste buitenste deel van de mantel en is gemiddeld tachtig kilometer dik. De korst bestaat continentale korsten en de oceanische korsten.Het verschil in de dikte van continenten en oceaanbodems is te verklaren uit verschillen in dikte en de soortelijke massa van de gesteenten. De soortelijke massa van oceaanbodems zijn hoger.

Asthenosfeer en convectiestromingen
De lithosfeer bestaat uit zes grote en een stuk of tien kleinere platen. Deze platen drijven op de asthenosfeer (deel van de buitenmantel dat taai/vloeibaar is). De asthenosfeer beweegt door de inwendige warmte van de aarde, dit wordt ook wel convectiestroom genoemd. Warme Magma drijft naar boven en 'koudere' magma zakt naar de binnenmantel toe. De convectiestromen zorgen ervoor dat de platen bewegen.

§ 1.3 Bewegingen van platen
We weten nu dat platen bewegen. Echter kan dat op 3 verschillende manieren. Divergent, convergent en transform. Bij divergente beweging gaan de platen van elkaar af bewegen. Hierdoor ontstaan mid-oceanische ruggen, ondiepe aardbevingen en rustig vulkanisme. Bij convergente beweging gaan te platen naar elkaar toe. Daarin heb je 3 variaties:
• botsing van een oceanische plaat tegen een continentale plaat de oceanische plaat die onder een continentale plaat duikt en zinkt in de mantel. Dit noemen ze subductie. Een diepzeetrog is hier een voorbeeld van. Deze kunnen wel 11 kilometer diep zijn. Deze vorm gaat gepaard met heftig vulkanisme en zware aardbevingen
• botsing tussen twee stukken continentale korst. Hierdoor ontstaat een plooiingsgebergte. Dit gaat samen met veel aardbevingen.
• botsing tussen twee oceanische platen. De oudste van de twee platen duikt dan onder de jongere plaat. Dit komt omdat de oudste een zwaardere soortgelijke massa heeft.
Tot slot is er de laatste vorm en dat is een transversale beweging. Hier schuiven de platen langs elkaar. Hierdoor ontstaan horsten (hooggelegen) en slenken (laaggelegen) stukken land.

§ 1.4 De aarde brandt en beeft
Vulkanen
De meeste vulkanen komen voor bij de randen van de platen., met uitzondering van hotspots. Een hotspot is een warme pluim magma wat uit de kern van de aarde naar boven komt. In de mantel blijven ze op dezelfde plaats en omdat platen bewegen en de mantel niet, zie je vaak een archipel van vulkanische eilanden. Naast hotspots heb je nog een aantal soorten vulkanen. Te beginnen met schildvulkanen. Bij een uitbarsting komt een hoeveelheid vloeibaar lava naar buiten met een langzame snelheid. Door de vloeibaarheid stoomt de lava ver van de vulkaan. Hierdoor ontstaat een brede basis en met zeer flauwe hellingen. Vervolgens heb je spleeturupties, waarbij lava uit kilometers diepte scheuren naar buiten komt. Tot slot heb je de stratovulkanen, met zijn explosieve uitbarsting. Hier is de lava taai, maar nog wel vloeibaar. Een stratovulkaan heeft een kegel met een kleine doorsnede en steile wanden

Aardbevingen
Aardbevingen zijn gevolgen van de platentektoniek (bewegen van platen). Bij een aardbeving wordt er gekeken naar het hypocentrum (het centrum van een aardbeving) en het epicentrum (plaats van de aardbeving aan het oppervlak). Een aardbeving wordt gemeten met de schaal van Richter. Als er een aardbeving in zee plaatsvindt dan kan er een vloedgolf ontstaan. Dit heeft een Tsunami.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.