Waarnemen = het ontvangen van signalen uit je omgeving
Waarnemen doen we met zintuigen = horen, zien, proeven, voelen
3 menselijke waarnemingsfouten = onvolledig, verschillend, onjuist.
- volledig waar = je kunt niet alles proeven ruiken, zien dus je neemt van alles een stukje waar we nemen dus onvolledig waar.
- Verschillend waar = naast de waarneming nemen we dezelfde dingen ook nog eens verschillend waar.
- Onjuist = soms nemen we dingen waar die er helemaal niet zijn. Bijvoorbeeld bij een ongeluk zegt de een dat de andere dat.
Interpreteren = het toekennen van een betekenis aan waargenomen verbale en non-verbale signalen.
Doel interpreteren= een rapport zo goed mogelijk weergaver van de werkelijkheid is.
Hoe je interpreteert heeft te maken met;
• Situatie
• Jezelf als ontvanger
Situatie = als je interpreteert, doe je dat in een bepaalde situatie
We kennen 3 soorten situaties =
- de plaats; bijvoorbeeld te warme ruimte
- aanwezigheid van derden; bijvoorbeeld andere cliënten die je afleiden
- tijdstip; waardoor je bijvoorbeeld haast hebt
Factoren als ontvanger = de een van vind het interessant de andere niet we spreken van referentiekader
het refentiekader van de ontvanger:
- waarden en normen
- humeur
- oordelen
- aandacht
- (on) bekendheid
- gesteldheid
- (on) wil
Waarden en normen = waarden zijn ideeën over goed/slecht enz.. en normen zijn verwachtingen die wel hebben over het gedrag van een bepaalde mensen in een situatie
Humeur = bijvoorbeeld zo zul je als je vrolijk bent en gedraging van een cliënt andere waarnemen en interpreteren dan als je een ochtendhumeur hebt
Oordelen = bijv. Als je iemand leuk vind zul je gedrag anders waarnemen in interpreten dan wanneer je iemand niet leuk vindt.
Aandacht = aandacht naarmate we iets interessant vinden
(on) bekendheid = als we bepaalde informatie niet kunnen plaatsen nemen we die minder goed op. Als je informatie aansluit bij eerder opgedane ervaringen en kennis nemen we intensiever waar.
Gesteldheid = ook de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de observator is van invloed op de kwaliteit van de waarneming en interpretatie van de observatie als ie erg ontspannen of ziek is.
(on) wil = mensen willen sommige informatie liever niet horen.
Observeren = zo nauwkeurig en objectief mogelijk beschrijven wat je waarneemt.
2 dingen waar je op moet letten bij observeren = op feiten en meningen
Feit = te controleren ( wel of niet)
Mening = is iets dat jij vind
als je feiten constateert ben je objectief
Wanneer je een betekenis geeft aan die feiten er een mening over komt = subjectief.
Observeren is doelgerichte activiteit je moet dus weten wat je wil doen enz
Observatieplan = een plan worden vragen en aantal gegevens opgenomen.
Het observatieplan:
1. bepaal de beginsituatie: wat je gaat observeren en van welk situatie, welk probleem vanuit moet gaan.
2. verzamel achtergrondgegevens: leeftijd, gezinsomstandigheden, omstandigheden binnen het groep.
3. bepaal de het doel en het doelgroep: schrijft wie je gaat observeren en met welke doel bijvoorbeeld welke, wat
4. maak observatievragen: bijvoorbeeld op welk moment gebeurt dit?
5. kies een manier van registeren: kies hoe je wil registreren door te kiezen beschrijvende observatie of observatieschema.
6. bepaal de observatiesituaties: het noteren van verschillende tijdenstippen
7. bepaal de observatiedata en tijdstippen: de duur, wat in een half uur voorkomt enz..
8. kies een manier van rapporteren: welke manier je wil conclusies, aanbevelingen, of voorstelen wil rapporteren.
Voordelen beschrijvende observatie =
- alles registeren wat opvalt
- zodoende erg veel informatie zoals wat werd er gedaan enz…
- je kunt door uitgebreide registratie beter zich krijgen op het geheel.
Nadelen beschrijvende observatie:
- het registreren en uitwerken kost veel tijd
- veel informatie moeilijk te vergelijken
- de manier van observeren is meestal subjectief
Voordelen observatieschema:
- het werkt redelijk en snel
- lijsten zijn op verschillende tijden ingevuld
- het is behoorlijk objectief
Het uitvoeren van observeren:
- maak gebruik van een observatieplan
- wees zo objectief mogelijk
- wees zo nauwkeurig mogelijk
- observeer zo onopvallend mogelijk
- betrek de omgeving in de observatie
Rapporteren = je schrijft in een rapport wat je gedaan hebt, de conclusies en hoe je eraan gekomen bent.
Manier van rapporteren:
- mondeling: voordeel: informatie snel doorgeven, ontvanger kan gelijk reageren.
- Schriftelijk: voordeel: je kunt alles nalezen nadeel: het kost veel tijd
- Standaardformulier:
- vrij rapportage
Eisen aan een rapportage:
- geef een duidelijke beschrijving van de persoon, hulpvraag en observatiedoel
- wees zakelijk maak onderscheid tussen hoofd en bijzaken
- zorg voor correct en duidelijk taalgebruik
- pas je taal aan de doelgroep
- wees volledig
- wees zo objectief mogelijk
- pas het karakter van de rapportage aan doel en doelgroep.
Je rapporteert aan een: collega’s, deskundigen, ouders, verzorgers.
REACTIES
1 seconde geleden