Hoofdstuk 8

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1493 woorden
  • 29 juni 2004
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
8 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Samenvatting ANW Hoofdstuk 8
8.1

· Venus is bijna even groot als de aarde. De luchtdruk op Venus is alleen 90x hoger en de gemiddelde temperatuur rond 450 graden Celsius. Om deze planeet zit een hele dikke laag wolken, in plaats van waterdruppeltjes bevatten deze wolken zwavelzuur.
· De atmosfeer aan het oppervlak van Mars is 100x zo dun als op aarde. De temperatuur is gemiddeld onder het vriespunt. Het regent er nooit, en daarom kurkdroog.
· De atmosferen van de aarde, Venus en Mars zijn ontstaan door het uitgassen van hemellichamen. Bij de aarde is dit proces echter nog niet afgelopen. Dat komt door de nog actieve vulkanen, de gassen daarvan bestaan voor de helft uit waterdamp, voor een kwart uit koolstofdioxide en ongeveer 1 tiende is zwaveldioxide.
· Het belangrijkste oeratmosfeer van de aarde bestandsdeel is koolstofdioxide.
· De aarde staat net ver genoeg van de zon af om aan het oppervlak een temperatuur te hebben, waarbij water in vloeibare toestand voorkomt.
· Mars staat te ver van de zon af.
· De bouwstenen van het aardse leven, de aminozuren, zijn vrij gemakkelijk konden ontstaan in de oeratmosfeer en de oeroceaan.
· Ruim een miljard jaar na het ontstaan van de aarde eencellige organismen voorkwamen. Ze namen koolstofdioxide op en maakten daaruit zuurstof.
· Alleen de aarde heeft vloeibaar water. Door leven daalde het gehalte van koolstofdioxide in de atmosfeer en ontstond er zuurstof.
· Hoe hoger je in de atmosfeer komt hoe dunner die wordt.
· De grens van de atmosfeer ligt ongeveer op 150 kilometer hoogte.
· Vallende ster = licht dat wordt veroorzaakt door een brokje steen dat uit de ruimte naar beneden schiet.
· Alleen grote brokstukken, meteorieten, komen op de aarde terecht.
· Alleen zachte ultraviolette straling kan tot het aardoppervlak doordringen. De andere stralingen worden op een bepaalde hoogte in warmte omgezet.
· De atmosfeer beschermt het leven op aarde tegen schadelijke straling en meteorieten uit de ruimte.
· Van de energie die de zon uitstraalt valt slechts tweemiljardste deel op de aarde. Daarvan wordt nog 1 kwart teruggekaatst.
· Ongeveer de helft van de zonnestraling bereikt het aardoppervlak en daarvan wordt ruim de helft gebruikt om water uit de oceanen te verdampen.
· De atmosfeer van de aarde is voortdurend in beweging.
· Weer = de atmosferische toestand op een bepaalde plaats en op een bepaald tijdstip.
· De zon is de motor achter de waterkringloop en de oceaanstromingen. Beiden verdelen de zonne-energie over het aardoppervlak.
· Het dunne schilletje aan het oppervlak van de aarde waar leven in voorkomt heet de biosfeer (bio = leven, sfeer = schil). Hierin komen eencellige en virussen voor, maar ook planten dieren en mensen. Ook is het het domein van gassen zonne-energie en water.
· Niet alle kringlopen worden beïnvloed door levende organismen.
· Koolstofdioxide maat deel uit van de koolstofkringloop( voor kringloop zie blz 132).
· Kringlopen ; energiekringloop, waterkringloop, zuurstofkringloop en koolstofkringloop.

8.2

· ’s Nachts kan het vriezen op de woestijn.
· Door de scheve stand van de draaiingsas van de aarde ontstaan de seizoenen.
· Om water te verdampen is energie nodig. Is dit er niet dan loopt de temperatuur hoog op.
· Koude lucht kan minder waterdamp opnemen dan warme lucht.
· Water op de aarde remt het stijgen van de temperatuur.
· In gebieden rond de evenaar is het oceaanwater koeler dan de lucht en neemt het warmte op. In de poolgebieden is het oceaanwater warmer dan de lucht en geeft het warmte af.
· Naast de oceaanstromen in de diepzee spelen ook oppervlaktestromen een rol bij het transport van energie.
· De oceanen nemen rond de evenaar zonne-energie op en transporteren het naar andere delen van de aarde.
· Er bestaan op de termijn van eeuwen natuurlijke variaties in het klimaat.
· Op de zon zijn regelmatig vlekken te zien, hoe meer vlekken hoe actiever de zon.
· De veranderingen op de zon hebben invloed op ons klimaat.
· Warme periodes en ijstijden wisselen elkaar af.
· Door natuurlijke oorzaken verandert het klimaat op de aarde regelmatig, zowel op korte als op lange termijn.
· De afgelopen eeuw is wereldwijd een temperatuurstijging van 0,5 graden Celsius waargenomen.
· Extreme weersituaties lijken steeds vaker voor te komen dan vroeger.
· De menselijke activiteit kan ook invloed hebben op de ontwikkeling van het klimaat.
· Modellen die de klimaatontwikkeling voorspellen zijn van groot (wereld) politiek en economisch belang.
· Belangrijke variabelen van het klimaat zijn de zonnestraling, de samenstelling van de atmosfeer en de ligging van oceaanstromen.
· De gemiddelde temperatuur lijkt in de komende eeuw 1 tot 2 graden toe te nemen. En er komt meer bewolking. Dus het wordt warmer vochtiger en minder zonnig.
· Klimaatveranderingen zijn lastig te voorspellen. Natuurlijke en menselijke invloeden zijn niet goed uit elkaar te houden.

8.3

· Het leven op aarde kon zich ontwikkelen dankzij de bescherming van de atmosfeer, de gematigde temperaturen en de aanwezigheid van vloeibaar water.
· Planten en bomen maken met behulp van zonne-energie voedingsstoffen die ze omzetten in houtvezels. Bij verbranding van hout komt de opgeslagen energie weer vrij in de vorm van warmte.
· Fossiele brandstoffen zijn bijvoorbeeld steenkool, aardolie en aardgas.
· Als fossiele brandstoffen verbranden komt er zonne-energie vrij.
· Olie-equivalent = de hoeveelheid energie die een brandstof kan leveren, omgerekend nar hoeveelheden aardolie.
· Per inwoner verbruiken we in een jaar de energie uit 500 volle emmers olie.
· Meer dan 44% van de jaarlijkse aardgaswinning gaat naar buitenlandse afnemers.
· Steenkool wordt voornamelijk gebruikt in elektriciteitcentrales.
· Aardgas wordt in vrijwel gelijke mate gebruikt voor de productie van elektriciteit, door de industrie, door huishoudens en door overige afnemers, zoals tuinbouwbedrijven.
· De wereldeconomie is afhankelijk van de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen.
· Als je weet hoe groot het jaarlijkse verbruik is en veronderstelt dat dit in de toekomst constant blijft, is het gemakkelijk te voorspellen wanneer de voorraad op is. Olie en gas is binnen enkele tientallen jaren al.
· De bewezen voorraden bepalen wanneer deze crisis uitbreekt.
· Er zijn drie belangrijke factoren die de groei van het energieverbruik bepalen zijn; de bevolkingsgroei, het welvaartsniveau en de prijs die voor de energie moet worden betaald.
· Met modellen kan het voorspeld worden wanneer de voorraad fossiele brandstoffen op is. Dit hangt af van de bevolkingsomvang, het welvaartspeil en de omvang van bewezen voorraden.
· De beste manier om de energiecrisis te voorkomen, is natuurlijk tijdig overschakelen op andere energiebronnen. Het liefst duurzame energiebronnen, ze moeten nooit uitgeput raken.
· Voorbeelden van duurzame energiebronnen zijn wind of waterkracht en zonne-energie.
· Kernenergie is de meest toegepaste niet fossiele energiebron, maar zijn niet duurzaam.
· Een veelbelovende grootschalige alternatieve energiebron is het bereiden van gas uit steenkool.
· Brandstofcellen en zonnecellen zijn voorbeelden van alternatieve energiebronnen die wel duurzaam zijn.
· Zonnecellen zetten zonne-energie direct om in elektriciteit. De kosten zijn alleen erg hoog.
· Windenergie is duurzaam, maar wordt onregelmatig geleverd.
· Getijdencentrale, met elk getij stijgt en daalt de waterstand, de waterkracht die hierdoor ontstaat kun je opvangen en omzetten in elektriciteit.
· Er wordt intensief onderzoek gedaan naar alternatieve energiebronnen. Technische problemen en economische haalbaarheid beperken voorlopig hun bijdrage aan de energievoorziening.
· NMP = Nationaal Milieubeleids Plan.
· Bewust omgaan met energie helpt de groei van het energieverbruik te beperken. Overheidsmaatregelen zijn bedoeld om bestaande energievoorraden effectiever te benutten.

8.4

· Chloorhoudende stoffen tasten de ozonlaag aan.
· In de stratosfeer bevindt zich de ozonlaag.
· De straling die tegengehouden wordt kan micro-organismen doden, mensen kanker geven en de landbouwgewassen groeien slechter.
· Ozon (O3) neemt ultraviolette straling op en valt uiteen in een zuurstofatoom (O) en een zuurstofmolecuul (O2) Hierbij komt warmte vrij.
· Ook kan dit omgekeerd voorkomen, dat een zuurstofatoom en een zuurstofmolecuul samen weer ozon vormen.
· Sinds 1970 wordt de ozonlaag dunner. Dit komt door cfk’s = freon en andere chloorfluorkoolwaterstoffen.
· Vanaf 1987 hebben vele landen besloten beperkingen te doen tot het gebruik van cfk’s.
· De uitstoot van cfk’s versnelt de afbraak van de ozonlaag. Door mondiale maatregelen kan het afbraakproces worden vertraagd. Met modellen wordt het effect daarvan voorspeld.
· De waargenomen temperatuurstijging loopt min of meer gelijk met de toename van het koolstofdioxide gehalte in de atmosfeer.
· Koolstofdioxide kan warmtestraling vasthouden daardoor stijgt dan de temperatuur. Dit is net het geval in een broeikas, daarom heet het gas koolstofdioxide ook wel broeikasgas.
· Er is ook een verband tussen het zonnevlekkengetal ( het gemiddelde aantal zonnevlekken dat zichtbaar is) en de zeewatertemperatuur. De zon zorgt dus ook voor de temperatuurstijging.
· Als de atmosfeer opwarmt, zullen poolkappen smelten en zal het zeewater uitzetten.
· Menselijke activiteiten zorgt voor meer koolstofdioxide in de atmosfeer. Het is onbekend of dit veel invloed heeft op de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde. Andere oorzaken zijn niet uitgesloten.
· De aarde ontvangt overdag zonne-energie en straalt warmte uit naar de ruimte. Als deze in evenwicht zijn verandert de temperatuur niet.
· Uit het gebruik van fossiele brandstoffen is precies te bepalen hoeveel koolstofdioxide jaarlijks door menselijke activiteiten in de biosfeer terecht komt.
· Er zijn natuurlijke factoren waar de mens geen invloed op heeft, zoals een vulkanen uitbarsting. Maar er zijn ook factoren waar de mensen wel wat mee te maken hebben zoals bevolkingsgroei en fossiele brandstoffen.
· Er zijn 2 oorzaken voor de beperkte betrouwbaarheid van broeikasmodellen. De eerste is een technisch probleem en de tweede is het gebrek aan kennis.
· Broeikasmodellen leggen verband tussen bronnen en buffers van broeikasgassen. Technisch en wetenschappelijk onderzoek is nodig ter verbetering van hun voorspellende waarde.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.