Hoofdstuk 5, De Onderzoek

Beoordeling 8.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1015 woorden
  • 28 januari 2005
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 8.5
29 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Samenvatting ANW hoofdstuk 5 (De Onderzoeker)

5.1 Ontdekkingsreiziger en kaartenmaker

Modellen, natuurwetten of theorieën zijn zo goed mogelijk kloppende kaarten van de werkelijkheid.
De oermens ontdekte onregelmatigheden en regelmatigheden in de wereld om zich heen. Eerst werden deze allemaal toegeschreven aan goden. Ongeveer 2500 jaar geleden dachten de wetenschappers, filosofen, dat alles niet door goden maar door krachten en principes werd veroorzaakt. Ze bedachten allerlei theorieën (o.a. voor atomen) door alleen goed na te denken ze dachten dat alles zo verklaard kon worden. Ongeveer 400 jaar terug (Wetenschappelijke Revolutie) ging men de zelf bedachte theorieën controleren m.b.v. experimenten.
Voor een onderzoek moet je logisch redeneren om een theorie af te leiden (deductie) en waarnemingen en experimenten doen om regelmaat te vinden (inductie).
Inductie zorgt ervoor dat je aan de hand van voldoende waarnemingen algemeen geldende wetenschappelijke uitspraken kan doen.
Bij deductie probeer je door logisch redeneren (vaak via de wiskundige weg) nieuwe kennis af te leiden. Die ga je dan m.b.v. experimenten en waarnemingen toetsen. (inductie)

Demokritos had al bedacht dat materie uit zeer kleine deeltjes bestond, atomen. (2500 jaar geleden) Daarna deed de Brit J.J. Thomson ontdekte het eerste atoommodel: de protonen zijn gelijkmatig door het atoom verdeeld en de elektronen zweven regelmatig om het atoom. (100 jaar geleden) Uiteindelijk kwam de Brit Ernst Rutherford met de meest kloppende theorie: Atomen zijn bijna geheel leeg, de kern (protonen) zit in het midden van het atoom, daar omheen draaien de elektronen. De kern is het tienduizendste deel van een atoom. Deze theorie werd later nog eens aangepast de elektronen draaiden niet precies ‘in een baan’ maar konden in een wolk om de kern worden aangetroffen.
Modellen zijn kaarten van de werkelijkheid en kunnen altijd worden aangepast.

5.2. Hoe vrij is een onderzoeker?

Het Manhattan-project (dankzij Albert Einstein) was een onderzoek naar atoomsplitsing dat in 1939 begon en in 1945 de eerste atoombom tot gevolg had. Wetenschappelijk onderzoek wordt vaak gebruikt in de oorlog om allerlei wapens te maken. Ook werden in de oorlog o.a. de computer en de radar uitgevonden.
Eerst vond men dat wetenschap niet gebruikt mocht worden voor ondernemers en de politiek(oorlog). Later kwamen er economische en sociale vooruitgang dat kwam vooral door wetenschappelijk onderzoek en technische vernieuwingen. Grote bedrijven gingen veel geld steken in wetenschappelijk onderzoek. Er kwamen allerlei laboratoria waar van allerlei nieuwe dingen werden ontdekt.
Dit doelgerichte onderzoek heet ook wel toegepast onderzoek, vaak in bedrijven. (met de gewonnen gegevens etc. werden nieuwe toepassingen gemaakt)
Het tegenovergestelde hiervan is fundamenteel of zuiver onderzoek, vaak in universiteiten of niet-commerciële instellingen (KNMI). Hier probeert men meer kennis te verwerven.
Tegenwoordig wordt ook door bedrijfslaboratoria fundamenteel onderzoek gedaan. En wordt in universiteiten ook toegepast onderzoek in opdracht gedaan. (derde geldstroom)
Als je denkt dat wetenschappers die fundamenteel onderzoek doen vrij hun gang kunnen gaan, maar dan heb je het mis. Ze zijn afhankelijk van het budget dat ze te besteden hebben.
• Eerste geldstroom: Algemene budget van de universiteit.
• Tweede geldstroom: Onderzoek per project.
• Derde geldstroom (zie vorige blad): Toegepast onderzoek in opdracht.

Dit alles houdt in dat de politiek en economie grote invloed hebben op de richting en inhoud van wetenschappelijk onderzoek.

De drijfveer van een natuurwetenschapper is vaak nieuwsgierigheid maar kan ook gedwongen zijn. Bijvoorbeeld de zoektocht naar de oorzaak van aids. Soms denk je dat wetenschappers iets alleen doen uit nieuwsgierigheid maar vaak willen ze in aanmerking komen voor een velbegeerde Nobelprijs. Vaak als onderzoekers dan onderzoek doen, zien ze feiten (expres) over het hoofd om zo hun hypothese waar te laten zijn. Als iemand een nieuwe ontdekking heeft gedaan wordt deze vaak gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift en geven andere wetenschappers kritiek. Ze voeren het experiment nogmaals uit.

Wetenschap is niet altijd goed, als het gebruikt wordt om wapens te maken bijvoorbeeld (atoombom). In 1980 wilde de toenmalige Amerikaanse president een afweergeschut boven de VS plaatsen, veel wetenschappers weigerden aan dit project mee te werken. De meeste mensen vinden dat wetenschap niet voor alle doeleinden gebruikt mag worden. Tegenwoordig is DNA in de belangstelling.
Tegenwoordig zijn er allerlei wetten en commissies die wetenschappers nauwlettend volgen en zeggen wat wel en niet mag. Ook binnen de wetenschap zelf wordt de ethische grens bewaakt. Er wordt veel over dit onderwerp gediscussieerd.

2.3 De wetenschappelijke methode

Als een onderzoeker zoekt naar de oplossing van een probleem gebruikt hij de wetenschappelijke methode, deductie en inductie worden daarin gecombineerd. Van alle wetenschappers wordt verwacht dat ze op die manier werken. Met de wetenschappelijke methode test je een hypothese, klopt deze niet dan moet je een nieuwe bedenken. Klopt deze wel dan heb je een nieuw model, nieuwe natuurwet of theorie gemaakt.
Hypotheses kunnen op allerlei manieren tot stand komen. Voor het doen van allerlei experimenten heb je veel instrumenten nodig. Om nieuwe wetenschappelijke kennis te verwerven heb je altijd een toetsbare hypothese nodig.

Als een onderzoeker een hypothese onderzoekt hoop hij dat die juist is. Maar als de hypothese niet juist is kan dat ook zeer nuttig zijn. Het gaat er niet om dat de onderzoeker gelijk krijgt maar dat de hypothese (en dus later het model, de natuurwet of de theorie) klopt.
Als een hypothese getoetst en de resultaten positief zijn dan mag je nog niet zeggen dat de hypothese waar is. Een hypothese is nooit waar, wel waarschijnlijk of aannemelijk.
Karl Popper is de bedenker van het systeem waarin falsificatie (het aantonen van de onwaarheid van een hypothese) belangrijker is dan de verificatie (het aantonen van de waarheid van een hypothese). Want je kunt nooit voldoende waarnemingen doen om te bewijzen dat een hypothese absoluut waar is. Een echte wetenschappelijke hypothese stelt zich zo kwetsbaar mogelijk op, zodat deze goed falsificeerbaar is.
Kennis is macht. Natuurwetenschappelijke kennis is macht over materie en leven.
Met een model kunnen zeer verschillende zaken worden bedoeld. Met een model kun je een deel van de werkelijkheid beschrijven, verklaren of voorspellen. Modellen zijn vereenvoudigde afspiegelingen van een deel van de werkelijkheid. Modellen moet je niet verwarren met de werkelijkheid. Ze geven niet meer dan een gedeeltelijk en vereenvoudigd beeld van de werkelijkheid. Geen enkel model beslaat de gehele werkelijkheid.

REACTIES

P.

P.

goed gedaan jongen! net alsof ik het zelf geschreven heb.

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.