Hoofdstuk 4 Evolutie en DNA
4.1 Onze oorsprong
Mensen vragen zich altijd al af waar we vandaan komen. Elke cultuur geeft z’n eigen antwoord daarop. Religie speelt een grote rol hierin, bij de Christenen wordt er geloofd dat God de wereld heeft geschapen - de creatonistische visie. 1. licht, verschil dag en nacht. 2. lucht 3. scheiding land en zee, planten. 4. zon, maan en sterren 5. zeedieren en vogels 6. landdieren en mens 7. rust
Onderzoekers vonden in de 18e eeuw fossielen, maar waar kwamen ze vandaan? Ze legden de verklaring bij de Bijbel. Sommige dieren werden niet herkend: God maakte toch geen dieren om ze later uit te laten sterven? De onderzoeker Cuvier was de eerste die het anders ging bekijken.
Darwin (Engels, studeerde eerst theologie maar was geinteresseerd in de natuur, begon te twijelen aan het scheppingsverhaal) ontdekte op verschillende eilanden dat dieren zich aanpassen naar de omstandigheden.
Hij maakte een reis van 5 jaar, stuurde materiaal naar musea en onderzoekers.
Ondanks meer nakomelingen dan nodig, bleef de populatie gelijk door een gevecht voor leven (te weinig voedsel etc) = struggle for life. De individuen die de strijd overwinnen blijven leven: survival of the fittest. Door natuurlijke selectie blijven de sterkere overeind. Geleidelijke vorming nieuwe soorten = evolutie.
1890 -> ontdekking schedel, grootte tussen mens en aap. > homo erectus
Rechtoplopende aap > australopithecus . 3 miljoen jaar oud.
Homo habilis > ouder dan homo erectus
homo habilis > homo erectus > homo neanderthalensis > homo sapiens (wij)
4.2 DNA en evolutie
Gregor Mendel, een monnik, ontdekte dat erwten eigenschappen van hun ouders ‘erven’. Eigenschappen die in elke nakomeling te zien zijn: dominante eigenschappen. Eigenschappen die af en toe worden doorgegeven: recessieve eigenschappen.
Cel > celkern > chromosomen > DNA
Na WOII gingen wetenschappers de structuur van DNA bepalen. James Watson & Francis Crick waren de eerste die ontdekten hoe DNA eruitziet. DNA bestaat uit een soort ladder een dubbele helix. De sporten van de ladder worden gevormd door de bouwstenen, de basen, A T C en G. Ze kregen een nobelprijs hiervoor.
Bsen van het DNA dienen als code voor de bouw van eiwitten. Die zijn verantwoordelijk voor alle processen in het lichaam, het zijn meerdere aminozuren aan elkaar. Drie opeenvolgende basen = de genetische code. Aan het begin staat altijd ATG > startcode. Het eindigt altijd met TAG > stopcode. = gen. Bevestiging van doorgifte eigenschappen.
Evolutiebiologen proberen evolutiestammen te maken om te kijken welke soorten van elkaar afstammen. Vroeger gebruikten ze fossielen, nu DNA. Ook gebruikten ze een systeem (systema naturae) om alle organismen op eigenschappen in te delen.
In genen kunnen soms foutjes ontstaan, waardoor er een mutatie ontstaat. Fout kan ook weer doorgegeven worden. Evolutie berust dus op toeval, wisselwerkingen tussen mutaties en omstandigheden.
Vroeger was de mens een aparte ‘apensoort’, nu is het familie van de gorilla en chimpansee. Door ontdekkingen op moleculair gebied.
4.3 DNA-technieken in de praktijk
DNA-profiel, uniek, en je kunt er een identiteit mee vaststellen. Belangrijke rol in oplossen van misdrijven. Een DNA-monster is niet altijd zuiver, onwettig verkregen of van iemand anders dan van de ‘echte’ dader. Dus niet altijd een goed bewijs. Een DNA-profiel kan ook gebruikt worden om verwantschap (familie) aan te tonen.
Bij het maken van een profiel wordt niet gekeken naar de erfelijke eigenschappen maar naar de herhalingen op de stukken DNA die niet genetisch zijn. Door naar meerdere stukjes te kijken wordt het profiel steeds unieker.
DNA-onderzoek wordt ook gebruikt om te kijken of iemand drager is van een bepaalde ziekte. Dat heet DNA-diagnostiek. Bij het downsyndroom heeft chromosoom 21 3 exemplaren i.p.v. 2. Dit kan aangetoond worden met de vlokkentest of vruchtwaterpunctie.
Recombinant DNA-technologie is het beïnvloeden van het DNA. Veranderingen in het DNA heten modificaties. Erfelijke eigenschappen veranderen door modifiaties = genetische modificatie.
Tegenwoordig is er veel onderzoek naar stamcellen, cellen die nog niet veranderd zijn in een huidcel, spiercel, zenuwcel, een basiscel dus. Deze cellen zitten in het beenmerg en in het navelstrengbloed en zijn erg moeilijk te isoleren.
4.4 DNA en ethiek
Een DNA onderzoek kan duidelijkheid geven maar er kan ook geen fijne uitslag uitkomen. Je moet kiezen tussen 2 kwaden: dilemma.
1: wel of geen prenataal onderzoek,
Wat doe je als een ongeboren kind een afwijking heeft? Mag je het dan weg laten halen? Hoe ernstig moet een ziekte zijn? Gaat geloof voor op de wet etc.
2: wel of niet vertellen,
bijv. Opa is overleden aan ziekte van Huntington, moeder wilt het niet testen maar de dochter wilt zekerheid hebben. Als de dochter de ziekte heeft, heeft de moeder het ook. Moet ze dit dan aan haar moeder vertellen?
3: wel of niet opereren,
Borstkanker komt veel voor, sommige varianten zijn ook erfelijk. 1 op de 400 vrouwen draagt het BRCA-gen, die borstkanker kan veroorzaken. Bij het BRCA-1 gen is de kans op borstkanker tussen de 55-85%. Hopen op geen borstkanker of voorzorgsmaatregelen nemen? (beide borsten laten verwijderen)
Erfelijke ziekten zijn vaak onbehandelbaar. Je hebt het recht om het te weten en om het niet te weten. Moet iemand de gevolgen van een erfelijke ziekte zelf dragen of moet de overheid ze van geld voorzien?
Een ethische discussie gaat over wat is goed en wat is fout. Mag je embryo’s gebruiken voor stamcellen?
In NL mogen er alleen stamcellen gebruikt worden die ‘over’ zijn uit IVF-behandelingen. In de toekomst zijn embryonale stamcellen waarschijnlijk niet meer nodig.
Gentherapie: in een virus wordt een extra gen ingebracht. Vaak is het virus in grote mate aanwezig, elk virus moet dan dat gen krijgen. Onbegonnen werk.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden