Hoofdstuk 4

Paragraaf 1

De ontwerpcyclus: A. probleem analyseren en beschrijven, B. programma van eisen opstellen, C. (deel)uitwerkingen bedenken, D. ontwerpvoorstel formuleren, E. ontwerp realiseren, F. ontwerp testen en evalueren.

Ontwerpen is een multidisciplinair proces: er zijn mensen met verschillende beroepen bij betrokken.

Ontwerpvoorstel: het computermodel van het product.

Prototype: de basis van het ontwerpvoorstel.

Octrooi: alleenrecht om een uitvinding te produceren, verkopen of te gebruiken.

Doelgroep: de gene waarvoor het product wordt gemaakt.

Percentielen: lichaamsmaten

Verschillende eisen die tegen elkaar afgewogen moeten worden, voordat het product gemaakt wordt:

Functionele eisen: eisen over de functies van het product.

Ergonomische eisen: is het product gebruiksvriendelijk.

Sociaal-economische eisen: de kosten van het product en hoe het eruitziet, ect.

Ethische eisen: milieueisen, eerlijke lonen in arme landen, kinderarbeid, etc.

Paragraaf 2

Voordat een product op de markt komt, wordt eerst een computermodel gemaakt. Daarmee wordt gekeken of het product aan de eisen voldoet. Dan worden er testmodellen gemaakt, die kijken of het product ook in werkelijkheid aan de eisen voldoet.

Het product wordt steeds aangepast en verbeterd -> optimalisatie.

 Producten die al lang op de mark zijn, worden nog steeds veranderd en verbetert, zoals de pil. Hij had slechte bijwerkingen en werd dus aangepast. De pil is dus pas naar aanleiding van gebruikerservaringen verbeterd, tegenwoordig kan dat niet meer.

Paragraaf 3

Aardolie is een natuurlijke hulpbron die wordt gebruikt als brandstof.

Olie is een grondstof die wordt gebruikt voor de chemische industrie.

Synthetische stoffen: kunststoffen.

Tegenwoordig beschikt men over de kennis om nieuwe moleculen met vooraf bepaalde eigenschappen te ontwerpen. Ze kijken of de moleculen de gewenste materiaaleigenschappen hebben. Daarna zoeken ze naar een synthesevoorschrift (= recept).

Innovatie: vernieuwing die enorme invloed op onze maatschappij heeft, zoals elektriciteit en telecommunicatie.

Spin-off: zoeken naar toepassingen van nieuwe materialen, technieken en producten buiten de sector waarvoor ze ontworpen zijn. Voorbeelden in de ruimtevaart: krasvrije zonnebrillen, zonnepanelen, een pen die ook op z'n kop schrijft, etc.

Paragraaf 4

Biotechnologie: het gebruik van levende organismen om waardevolle producten te maken.

In de zuivelindustrie is het principe van de bereiding van yoghurt hetzelfde als van de ambachtelijke manier, alleen dan op veel grotere schaal. Opschalen zorgt voor de grote schaal productie.

Kwaliteitscontrole is belangrijk  voor de voedselindustrie. Het kan bereikt worden door de stappen van het productieproces altijd op dezelfde wijze te doorlopen.

Intensieve veehouderij, bio-industrie of massaproductie: zoveel mogelijk vee houden op een zo klein mogelijk oppervlak, puur  om de winst te maximaliseren.

Veel consumenten vinden dat het dierenwelzijn in gedrang komt. Zo ontstond ook biologisch voedsel. Hier zijn de productiekosten wel veel hoger.

Namen hoofdstuk 4

Alfred von Bayer: begon met een onderzoek naar de fabrieksmatige bereiding van indigo (= oplossing van stof die blauwe inkt maakt.)

Petrus van Musschenbroek: heeft onbewust elektriciteit ontdekt.

Oersted: ontdekte dat een magneetnaald van richting veranderd als hij er een draad bijhield waar een elektrische stroom doorheen ging.

Michael Faraday: ontdekte dat een magneet die in een spoel heen en weer wordt bewogen en elektrische stroom in die spoel veroorzaakt.

Edison: ontdekker gloeilamp in 1879.

Carl Sagan: bekende astronoom en schrijver.