Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 2

Beoordeling 8.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 7331 woorden
  • 8 juni 2010
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 8.5
12 keer beoordeeld

ANW:

1.1: Een huisarts werkt volgens een standaard aanpak.
Inventariseren gezondheidsklachten  op zoek naar andere aanwijzingen die de klachten verklaren  symptomen  lichamelijk onderzoek  ( eventueel bloed, urine of ontlastingen onderzoeken )  diagnose  therapie.

Klachten als moeheid of hoofdpijn zijn voor een huisarts lastig. Wat de 1 erge hoofdpijn noemt, is voor een ander bijna geen hoofdpijn. Je noemt dit subjectieve klachten.
Onderzoek van het bloed of urine volgen gegevens die wel meetbaar zijn. Dit noem je objectief. Het laatste is vooral van belang voor de diagnose.

Meestal heeft een arts meer dan 1 mogelijke verklaring voor de klachten van een patiënt. Daarom is aanvullend onderzoek nodig. De huisarts dient eigenlijk als loket voor de toegang tot de reguliere gezondheidszorg. Medische specialisten kunnen op hun vakgebied uitgebreider onderzoek. Bijvoorbeeld in het klinisch chemisch laboratorium in het ziekenhuis. Bij veel ziekten verandert de normale samenstelling van het bloed, de urine of de ontlasting. Uit wetenschappelijk onderzoek is het verband tussen de veranderingen en bepaalde ziekten bekend.
In de reguliere gezondheidszorg is dubbelblind onderzoek de Gouden Standaard, in de alternatieve geneeskunde is dat niet het geval.

Verhoogde temperatuur Huiduitslag Opgezette klieren Hoesten.
Mazelen. 1ste dag 4de dag, matrode plekjes. Zeer licht. 1ste dag.
Rode hond. 1ste dag enigszins 1e of 2e dag, platte lichtrode vlekjes. 1e dag, hals en achterzijde van het hoofd. Nee
Waterpokken. 1ste dag 1e dag groepen rode vlekjes die blaasjes vormen. Nee Nee
Bof 1e dag enigszins Nee Een of beide kanten van het gezicht Nee.
Kinkhoest 1e week. Nee Nee. 1e week steeds erger wordend, 2de week hevige aanvallen en gierende hoest.

ALTERNATIEVE GENEESKUNDE:
ER ZIJN VERSCHILLENDE MANIEREN OM NAAR ZIEKTE EN GEZONDHEID TE KIJKEN. SOMS BESLUITEN MENSEN HUN HEIL TE ZOEKEN IN DE ALTERNATIEVE GENEESKUNDE:
- ACUPUNCTUUR EN MACROBIOTIEK: IN HET OOSTERSE DENKEN, MET NAMEI N CHINA is het begrip evenwicht belangrijk. IN alle mensen en in alle dingen zijn twee tegenstelde krachten werkzaam, yin en yang. Yin is Vrl., energie, passief en ontvangen en yang is: mnl. actief en creatief. Bij ziekte overheerst 1 van beide krachten. Evenwicht door bepaald voedsel.
- Homeopathie: Gelijksoortigheidprincipe, het gelikje geneest het gelijke. Iemand met bv. Buikklachten zal men behandelen met een zeer sterk verdunt middel dat dezelfde buikklachten veroorzaakt.

- Edelstenen: therapeutische werking berust op energietrillingen van de materie.

Een belangrijk VERSCHIL tussen reguliere en alternatieve geneeskunde is dat de behandelingen die de reguliere arts toepast op een planmatige manier op werkzaamheid getest.
De manier waarop de reguliere gezondheidszorg de medicijnen op hun werking getest wordt dubbelblind onderzoek noemt. Elk niet-medische invloed stelselmatig uitgesloten.
Alternatieve geneeswijzen zijn niet dubbelblind onderzocht. Sommige geneeswijzen worden vaak al eeuwenlang toegepast.

De vragen 1.1:
koorts: griep, infectieziekten, longontsteking
Het placebo-effect betekend dat iemand die een niet-werkzame stof krijgt toegediend zich toch beter kan gaan voelen. De reden is misschien at er aandacht aan de klacht wordt geschonken.

1.2: In het 19e-eeuwse Londen woedde zo nu en dan een epidemie, waarbij de inwoners massaal zeik werden en met duizenden overleden. Vooral Cholera was berucht ( 2 miljoen mensen telde de stad 200 000 beerputten. Alle ontlasting kwam uiteindelijk terecht in de Theems, de rivier waar het drinkwater uitkwam. Tussen 1830 en 1870 kostte cholera meer dan 40 000 Londenaren het leven. Cholera raakt het maag – darmstelsel ontregeld. ). Sommige meenden dat deze ziekte een straf van god was, anderen zoals de arts WILLIAM FARR, dachten dat de oorzal lag in een miasma. De ziekelijke mist, die opstijgt uit de adem van twee miljoen mensen. Collega arts John SNOW had een andere visie. Volgens hem werdt het verspreid door een gif dat van het ene op het andere slachtoffer wordt overgedragen door drinkwater dat met rioolwater. Is vervuild. Als londen in 1853 door een cholera – aanval wordt getroffen woont Snow in de wijk Soho. In 3 dagen sterven er 127 mensen. Na 10 dagen zijn er al 500 mensen dood. Uit onderzoek uit eerdere epidemieën weet Snow dat niet iedereen tegelijk ziek wordt, maar dat cholera zich vanuit bepaalde haarden uitbreidt. Hij zet de feiten systematisch op een rij om de bron van de ziekte te ontmaskeren. Hij praat met de nabestaanden van de overlevenden. Met de vragen hoe de ziekte begon, symptomen en waar ze het drinkwater vandaan haalden. Dicht bij de pompen zijn erg veel slachtoffers als die worden gesloten zijn er ineens veel minder slachtoffers. Toch willen mensen hem niet geloven. Daarom het GROTE experiment.
Snow werd geholpen door het toeval. Het waterleidingsbedrijf Lambeth Waterwerk verplaatst uit concurrentieoverwegingen zijn pompstation, 40 kilometer stroomopwaarts aan de Theems. Zo kan de onderneming schoon water aanbieden. Een andere concurrent, Southwark and Vauxhall bedient hetzelfde gebied in Londen en blijft vervuild drinkwater leveren. Ze zijn nu in 2 groepen verdeeld, alle mensen door elkaar groot, klein, arm, rijk, kind volwassenen het maakt niet uit. Hij hoefde alleen maar te vragen bij welk waterbedrijf de mensen zaten.

Als de verklaring of hypothese van Snow dat vervuild drinkwater cholera veroorzaakt juist is zal bij een volgende epidemie het aantal slachtoffers onderklanten van Lambeth beduidend lager moeten zijn. Bij vervuild water zijn er 40000 mensen waarvan er 1263 dood gingen en bij het schone water van de 26107 mensen gingen er maar 98 mensen dood. Snow heeft het dus aangetoond. Snow had een natuurwetenschappelijke methode gemaakt:

Aanpak in het algemeen. Aanpak van john Snow.
1. Je onderzoekt het PROBLEEM OF VERSCHIJNSEL volgens een vast plan van aanpak te maken. Snow wil onderzoeken hoe een cholera epidemie kan ontstaan.
2. ORIËNTATIE, je gaat na wat er al bekend is. Je probeert een verband te ontdekken tussen die gegevens. Snow doet een aantal waarnemingen. Hij denkt dat er een verband is tussen de plaats waar drinkwater wordt gehaald en de verspreiding van cholera.
3. Je leidt een mogelijke verklaring, een HYPOTHESE, af uit de oriëntatie. Cholera verspreidt zich via drinkwater.
4. uit de hypothese volgt de ONDERZOEKSVRAAG, daarna waag je, je aan een VOORSPELLING. Wordt cholera via het drinkwater verspreid?, zijn voorspelling is: ‘ Als mensen water drinken van Lambeth waterworks dan krijgen ze geen cholera. Als ze water drinken van de concurrent krijgen ze wel cholera.
5. Je gaat na of je HYPOTHESE juist of onjuist is door je voorspelling met een experiment te toetsen. Snow onderzoekt tijdens een cholera-epidemie het sterftecijfer onder klanten van beide waterbedrijven.
6. Je trekt CONCLUSIES uit de resultaten van je experiment. Als je voorspelling uit kom t is je hypothee bevestigd, zo niet dan niet. Dan moet je een nieuwe hypothese opstellen. Mensen die het water van Lambeth waterwerk drinken niet ziek worden, maar de klanten van het andere bedrijf wel. Zijn voorspelling komt dus uit zijn hypothese is bevestigd.

Al in 1683 had de Delfts lakenkoopman Antoni van leeuwenhoek onder zijn microscoop kleine dierkens ontdekt. Maar toen John Snow in 1854 bewees at cholera zich verspreidt via vervuild water kon men zich niet voortellen dat ziektekiemen die je met het blote oog niet eens kunt zien een mens of een dier kunnen doden. Robert Koch was 1 van de eerste die het verband kon leggen tussen een bepaalde ziektekiem en een ziekte. Hij vond dus bijvoorbeeld het miltvuurbacterie. Door het werk van alle onderzoekers raakte de wereld ervan overtuigd dat besmettelijke ziekten, infectieziekten, door bacteriën en virussen veroorzaakt worden. Levensvormen die je alleen met een microscoop kan zien noem je micro-organismen.

Robert Koch:

Veeboeren in Duitsland hebben last van uitbraken van miltvuur. Met een microscoop onderzoekt Koch het bloed van zieke dieren. Uit het bloed haalt hij merkwaardige staafvormige organismen. Hij weet ze dan te vermenigvuldigen op een voedingsbodem en spuit ze daarna in bij gezonde dieren. Die worden keer op keer ziek en uit hun bloed komen weer dezelfde staafjes. Koch heeft dus bewezen dat 1 bepaalde ziektekiem de oorzak is van 1 bepaalde ziekte. Hij bedacht ook nog regels, postulaten om te bewijzen dat een bepaalde ziektekiem de oorzaak van een bepaalde ziekte is.
1. De ziektekiem moet in ongewoon grote hoeveelheden aanwezig zijn in de patiënt.
2. De ziektekiem moet kunnen worden geïsoleerd en verder gekweekt.
3. Een proefdier dat met de gekweekte ziektekiem wordt besmet krijg dezelfde ziekte.
4. DE ZIEKTEKIEM MOET KUNNEN WORDEN GEÏSOLEERD UIT HET ZIEKE PROEFDIER EN MOET IDENTIEK ZIJN AAN DE ZIEKTEKIEM DIE IN DE PATIËNT IS AANGETROFFEN.

INFECTIELEER = BESMETTINGSLEER. HIERMEE WORD EIND 19E EEUW BINNEN KORTE TIJD DE VERWEKKERS VAN EEN GROOT AANTAL LEVENSBEDREIGENDE INFECTIEZIEKTEN OPGESPOORD..
Vragen 1.2:
Hoe werd de oorzaak van infectieziekten vastgesteld? Met de postulaten van Koch kan worden bewezen dat een bepaalde ziektekiem de veroorzaker is van een bepaalde ziekte. Koch, Pasteur en anderen overtuigden de wereld ervan dat micro-organismen de veroorzakers van infectieziekten zijn.

4 REDENEN WAAROM CHOLERA ZOVEEL SLACHTOFFERS KON MAKEN IN EEN STAD ALS LONDEN’; In een grote stad wonen veel mensen dicht op elkaar. De hygiënische omstandigheden waren slecht. Er was geen scheiding tussen rioolwater en drinkwater. Men had weinig kennis over besmettelijke ziekten. Diarree en braken gaven een grote kans op besmetting, veel water drinken ook.

Farr en Snow hadden verschillende opvattingen over de oorzak van cholera.

Farr: cholera wordt veroorzaakt door een ziektemakende mist. Voorspelling: als het langdurig hard waait sterven minder mensen aan cholera. Snow: cholera wordt veroorzaakt door gif uit vervuild water. Hypothese: Als mensen schoon drinkwater gebruiken sterven minder mensen aan cholera. Vaak blijken theorieën niet zo erg in tegenspraak met elkaar te zijn. Ze zijn gelijk als je zegt dat je iemand besmet met hoesten. Het gelijk dat Farr omdat de gifstof in de mist zit en die wordt dan naar een ander toe geblazen. Ook het gelijk van Snow omdat door de speekseldeeltjes ziektekiemen (afkomstig van vervuild water) worden overgebracht.

Ziektekiemen kunnen ook worden verspreid door dieren. Omdat in Barcelona de gele griep was een daar besmette mensen elkaar niet.
- Laat een paar vodden en een handvol graan enkele dagen op zolder liggen en je ziet muizen rondlopen. Deze waarnemingen worden gezien als bewijs voor generatio spontanea een idee van Aristoteles. Men geloofde dus leven spontaan uit levenloze dingen kan ontstaan. Het zou onlogisch zijn want als ziekteverwekkers spontaan zouden ontstaan kan je er ook niks tegen doen. Dit zou alleen nooit lukken in een steriele ruimte waar niks bij kan. het sleutelwoord is steriliteit: er mag geen besmetting via de lucht optreden.
Seperendipiteit is het talent om een niet gezonde vondst te doen.
NOG EEN VOORBEELD van het opzettend van een onderzoek:
Stap 1 Probleem of verschijnsel: Veel mensen hebben veel gaatjes in hun gebit. Waardoor wordt dat veroorzaakt? Stap 2: Oriëntatie: Misschien is suiker de veroorzaker vangaatjes, maar misschien zijn er ook andere factoren, zoals zuur. Stap 3: Hypothese: Zure stoffen in cola veroorzaken gaatjes in je gebit. Stap 4: Onderzoeksvraag: Worden gaatjes in je gebit veroorzaakt door een zure stof? Voorspelling: Als mensen zuurvrije dranken gebruiken krijgen ze minder gaatjes dan wanneer ze koolzuurhoudende dranken nemen. Stap 5: Experiment: Een grote groep personen laat je alleen koolzuurvrije dranken drinken en een andere, even grote groep mag dat juist wel. Na enige tijd ga je tellen hoeveel gaatjes in de gebitten van beide groepen mensen voorkomen. Stap 6: Conclusie: Het aantal gaatjes verschilt: hypothese was waar. Of het aantal gaatjes verschilt niet: hypothese was niet waar. In dat geval: experiment herhalen maar dan moet je bijvoorbeeld ook het voedsel dat iemand eet erbij betrekken.


Een wetenschapper kan aantonen dat de ziekte van Pfeiffer wordt veroorzaakt door het Epstein-Barr-virus.:
Je gaat de ziekte aantonen via de postulaten van Koch: Je onderzoek gaat als volgt: 1. Eerst toon je aan dat patiënten met de ziekte van Pfeiffer veel Epstein-Barr-virussen in het bloed hebben. 2. Dan moet je het virus isoleren en verder kweken. 3. Vervolgens ga je proefdieren met het virus besmetten en kijken of ze de ziekte van Pfeiffer krijgen. 4. Als je dan later het virus weer isoleert uit de proefdieren, dan moet het gelijk zijn aan het virus van de patiënten met de ziekte van Pfeiffer.

De volgende apparaten waren nodig bij het onderzoek van Koch; apparaat om röntgenfoto’s van het lichaam te maken, techniek om bacteriën te kweken in zuivere vorm en steriele, stevige en doorzichtige voedingsbodems kunnen maken om bacteriën waar te nemen.


1.3 PREVENTIE:

Het belang van hygiëne, het vermijden van contact met ziekteverwekkers, was toen al bekend. Uit de onderzoeken van Snow en Koch wist men dat rioolwater moest worden gescheiden van drinkwater. Maar het grootste deel van de bevolking was straatarm en kon zich deze luxe niet veroorloven. Hygiëne is een voorbeeld van preventie, het voorkomen van ziekte. Geleidelijk aan besefte de overheid dat er stappen moesten worden genomen om de volksgezondheid te verbeteren. Rioleringen van de overheid, de woningwet kwam waarin de eisen stonden aan de bouwkundige voorzieningen van de nieuwbouwwoningen, een toiletruimte en een aansluiting op rioleren en waterleiding. De zorg hygiëne strekt zich ook uit tot ons eten en drinken. Er zijn eenvoudige uitvindingen gedaan om het voedsel langer houdbaar te maken, door het een poosje te verhitten rond de 70o gaan bijna alle bacteriën in het eten dood. Deze methode heet pasteuriseren en wordt nog steeds toegepast in de voedselindustrie. Verder is nu ook uitgevonden de vacuümverpakkingen, koelen, invriezen en het toevoegen van conserveermiddelen.

Contact met ziektekiemen hoeft niet altijd tot ziekte te leiden. Het kan juist een goed middel zijn om het te voorkomen als je ziek wordt. Doordat er al veel mensen waren die het deden bij de pokken die ze uitknepen en dan een beetje op een gezond lichaam smeerden. Soms pakte dit goed uit maar soms ook niet en gingen er nog mensen aan dood. De Engelse arts Jenner vond een veiligere methode, inenting met koepokken. Men spreekt al snel van een vaccinatie. Pas in 80 jaar ( 18e eeuw ) later ontwikkelt Louis Pasteur een methode om vaccins te maken tegen andere infectieziekten.
Als pasteur per ongeluk een buis met kippencholera een paar weken in de open lucht laat staan doet hij bij toeval een ontdekking. Als hij gezonde kippen inspuit met deze oude ziekteverwekkers worden de dieren nauwelijks ziek. Als ze met verse choleraziektekiemen orden besmet blijven ze gezond. Dat levert bescherming of immuniteit op. Hierop zijn idee om een vaccin tegen miltvuur te maken. Dit deed hij op schapen. Alle schapen waarbij het vaccin had gegeven waren niet ziek geworden de schapen die geen vaccin hadden gehad waren allemaal dood. Wat begon met een vermoeden eindigde met een veilig middel om infectieziektes de baas te worden.
Pasteur was tot de schokkende ontdekking gekomen dat we altijd omringd zijn door enorme hoeveelheden micro-organismen. Hij vond het een wonder dat we niet vaker ziek werden. Nu weten we dat ons afweersysteem hiervoor zorgt en een vaccin helpt het afweersysteem. De antistoffen liggen op voorraad en geven het lichaam een doorslaggevende tijdwinst als later een besmetting optreed.
Sinds 1957 krijgen bijna alle kinderen in Nederland in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma prikken tegen verschillende infectieziekten. Dat is niet verplicht. Groepsimmuniteit in de praktijk blijkt dat een vaccinatiegraad van ongeveer 90% voldoende is om het effect zijn werk te laten doen. Daarom proberen gezondheidsinstellingen de vaccinatiegraad zo hoog mogelijk te krijgen.

Ook gedrag kan bijdragen aan het voorkomen van ziekte. Je moet kijken naar het verband tussen risicofactoren als roken en het ontstaan van ziekten als longkanker. Dit is het werkterrein van de epidemiologie. Richard Doll kon in 1950 aanduiden dat rokers minimaal een 10 maal grotere kans hebben om longkanker te krijgen dan niet-rokers. Daarvoor had niemand dat verband gezien.
Roken, alcohol drinken en het gebruik van softdrugs horen voor veel jongeren bij het uitgaansleven. Dat ze in de toekomst hun gezondheid kunnen verpesten weegt niet op tegen het plezier, en niet bij iedereen krijgt die problemen. Daar zit een kern van waarheid in want epidemiologisch onderzoek vertelt alleen iets over de verhoogde kans om een bepaalde aandoening te krijgen als gevolg van bepaald gedrag. Maar iedereen kan longkanker krijgen.
Een veel voorkomend probleem bij het gebruiken an uitkomsten van epidemiologisch onderzoek is dat een bepaald verband niet betekent dat er ook een oorzakelijk verband is.


Vragen 1.3.
Waarop berust de werking van een vaccin? Als ziektekiemen je lichaam binnendringen, worden ze herkend door speciale cellen die er antistoffen tegen maken. Vaccins helpen je afweersysteem door specifieke antistoffen op voorraad te hebben. Dankzij groepsimmuniteit hoeft niet iedereen gevaccineerd te worden. Hoe weet je wat gezond gedrag is? Door epidemiologisch onderzoek kunnen risicofactoren worden opgespoord. Een veel voorkomend probleem is dat een statisch verband niet een oorzakelijk verband hoeft te zijn.
Wetenschappelijke methode, toegepast bij Pasteur en de bestrijding van miltvuur: Stap 1 Probleem: Wat is een werkend vaccin tegen miltvuur? Stap 2 Oriëntatie: Jenner deed een onderzoek bij gezonde kippen die werden ingespoten met oude ziektekiemen van kippencholera, hen werden daarbij nauwelijks ziek. Bij latere besmetting met verse choleraziektekiemen blijven ze gezond. Stap 3 Hypothese: Het toedienen van verzwakte miltvuurbacteriën biedt bescherming tegen een latere aanval van miltvuur. Stap 4 Onderzoeksvraag: Worden schapen die besmet zijn geweest met verzwakte miltvuurbacteriën minder vaak ziek bij latere besmetting met verse bacteriën dan schapen die niet besmet zijn geweest? Voorspelling: Als de helft van een schaapskudde wordt besmet met verzwakte ziektekiemen, en de andere helft niet, zullen er bij een latere besmetting met verse ziektekiemen meer dode schapen zijn in de ongevaccineerde groep. Stap 5 Experiment: 50 schapen besmetten met verzwakte ziektekiemen, na drie weken dezelfde dieren nogmaals vaccineren. Daarna alle schapen besmetten met een verse kweek bacteriën. Alleen gevaccineerde schapen overleven. Stap 6 Conclusie: hypothese was waar.
De mazelen kun je maar 1 x in je leven krijgen. Er blijven antistoffen in je bloed achter die je bij een volgende aanval van de ziekte beschermen. Om immuun te worden voor een ziekte is een Vaccinatie is veiliger: met verzwakte kiemen loop je minder risico.
Ouders staan vaak kritisch tegenover vaccinatieprogramma:
Bij vaccinatie wordt het natuurlijk afweersysteem van baby’s verstoord. Vaccinaties hebben soms ongewenste bijwerkingen. Soms treden allergische reacties op. Baby’s zijn tijdelijk vatbaarder voor infecties. Kinderen worden soms verdrietig van de pijn of zwakke koortsaanval.
De RVP zegt dan: Het aantal slachtoffers door infectieziekten is veel lager onder gevaccineerde. Door vaccinatieprogramma’s kwam er een eind aan grote epidemieën. Op lange termijn zijn de kosten voor de maatschappij lager.
De vaccinatiegraad wordt groter als er 1) goede voorlichting over de voordelen van vaccinatie wordt gegeven, 2) goede vaccins worden ontwikkeld met weinig bijwerkingen, 3) weinig mensen een geloofsovertuiging hebben die vaccinatie niet toelaat en 4) als deze mensen niet in geïsoleerde groepen wonen.
Er zijn ook WELVAARTSZIEKTEN Drie voorbeelden uit: discodoofheid, overgewicht, hart- en vaatziekten, tropische ziekte na vakantie, longkanker door roken, verslaving aan roken, alcohol drugs, gokken. En dit is dan het risicogedrag Teveel zitten voor de tv of de computer, teveel vet of teveel zoet eten, veel suikerhoudende of alcoholhoudende drank gebruiken, roken, of zonder juiste vaccinatie op vakantie gaan naar tropische landen.

1.4 GENEESKUNDE IN ONTWIKKELING.

Pasteur en Koch hadden hun ontdekkingen nooit kunnen doen zonder de microscoop, dit in 1674 door Antoni van Leeuwenhoek geschikt werd gemaakt om bacteriën en eencellige te bekijken. Er zijn dus steeds meer Hightech geneeskunde.
Er schuilt achter de geneeskunde nu een hele wereld van techniek. Dit geldt vooral voor Klinisch chemisch onderzoek, beeldvormende technieken, zoals de MRI-scan en voor de mogelijkheden om patiënten te behandelen.

Medische behandelingen:
Behandelingstechnieken: Vroeger moest een patiënt genoegen nemen met een stevige borrel als verdoving. Nu is er een anesthesist die zich tijdens een operatie alleen bezighoudt met het op een veilige manier verdoven van de patiënt. Nierpatiënten kunnen hun bloed laten zuiveren van afvalstoffen met behulp van een kunstnier. Hierna kan je eventueel een donorneer krijgen. Dankzij de kennis van het afweersysteem is het mogelijk om organen te transplanteren.
Geneesmiddelen: Bij een infectie met bacteriën kan een arts tegenwoordig antibiotica voorschrijven. Vóór de ontdekking van deze bacteriedodende stoffen, vlak voor de WOII stierven veel menen aan infecties die nu heel goed te genezen zijn. Mensen met een chronische aandoening kunnen aak met medicatie geholpen worden. Epilepsie treedt er een tijdelijke storing in de hersenen op. Dat kan zich uiten in allerlei soorten aanvallen. Nu heeft 75% van de patiënten dankzij die medicatie geen last meer van aanvallen en kan een vrijwel normaal leven leiden.

MRI hierbij wordt het lichaam in een sterk magnetisch veld geplaatst. Vervolgens wordt het lichaam met radiogolven afgetast met een computer kan zo een driedimensionaal beeld van het lichaam worden opgebouwd. Het is vooral mogelijk om de waterbevattende delen zichtbaar te maken.

Het waargebeurde verhaal van de Siamese tweeling en elk deel was mogelijk door het samengaan van natuurwetenschappelijke kennis en technologische ontwikkeling. 25 man heeft er toen aan gewerkt. 1 meisje had geen nieren en had het niet gered. Het ander meisje wel.
Er zijn nog steeds grenzen aan de kennis en kunde van artsen. Dit wordt onder andere geïllustreerd door de onmacht om HIV te bestrijden. Dit virus tast het afweersysteem aan en leidt uiteindelijk tot de ziekte aids. Hieraan overlijden patiënten. Ondanks enorm veel onderzoek is het nog steeds niet gelukt om een vaccin te maken. Dit komt onder andere doordat het virus zich telkens in een ander jasje hult, zodat het afweersysteem het niet meer herkent. Uitdagen is het onderzoek waarin de erfelijkheid van ziekten wordt bestudeerd. Deze kennis kan ervoor zorgen dat veel ziekten gemakkelijker te diagnosticeren zijn.
IN de westerse wereld worden mensen veel ouder dan vroeger. Dat brengt nieuwe gezondheidsproblemen met zich mee, zoals hart- en vaatziekten, slijtage aan gewrichten en geheugenproblemen. De specialist hierin is de GERIATER.

Plastische chirurgie is eigenlijk vreemd om in een gezond lichaam te gaan snijden. Wie wel en wie niet en wie gaat het betalen ?

Vele artsen krijgen te maken met situaties waarin moet worden beslist over leven of dood. IN die situaties moet de arts de moeilijke afweging maken tussen wat er technisch mogelijk is en de wensen en verwachtingen van de patiënt en de familie.

1.4 de vragen:
Wat kan tegenwoordige in de reguliere gezondheidszorg? Dankzij nieuwe kennis en technologie is er een snelle ontwikkeling op het gebied van diagnose, behandeling en geneesmiddelen. Voorbeelden zijn beeldvormende technieken, kunstorganen en antibiotica.

Recente ontwikkelingen van de medische wetenschap.
Ontwikkeling scheikunde Biologie Natuurkunde
MRI-scan X
anesthesie X
nierdialyse X X X
transplantatie X X
antibiotica X X
medicatie X X
Plastische chirurgie X X X
Bij een patiëntenvereniging kun je informatie inwinnen, je minder eenzaam of apart voelen, elkaar helpen om praktische oplossingen voor problemen te vinden, en je sterker te voelen.

2.1 BEVOLKINGSGROEI IN MODELLEN.
Nederland is 1 van de dichtstbevolkte landen ter wereld. Al die mensen willen geld, tijd en ruimte om van het leven te genieten. De bevolking in Nederland groeit steeds langzamer. Het CBS denkt dat de kans bestaat dat over enkele decennia de bevolkingsgroei tot stilstand komt. Of zelfs afneemt. De wereldbevolking groeit ook met 1,5%. Het zal wel blijven groeien en dat heeft belangrijke gevolgen. Het is daarom belangrijk van te voren een goed beeld te krijgen van de toekomstige grote en samenstelling van de bevolking.
Om de bevolkingsgroei te voorspellen stellen wetenschappers modellen op.


Modellen in soorten en maten;
Een tekening van een dinosaurus, een 3dimensionale afbeelding van een virus, een computermodel om de bevolkingsgroei mee te voorspellen. Modellen zijn er in soorten en maten. Modellen worden wel vergeleken met landkaarten. Zoals je in en landkaart geen wandeling kunt maken, zo kun je een model niet gelijkstellen aan de werkelijkheid. Elk model heeft zijn eigen domein. Dat het schrijft, verklaart en waarvoor het vorospellingen doet. Een model is dus een vereenvoudigde voorstelling van een deel van de werkelijkheid.

Een vijver met daarin 1 waterplant die zich elke dag verdubbelt. Dit kan met een model. Je kunt dus de groei van het aantal planten doorrekenen. Er is hier sprake van exponentiële groei; in een vaste periode neemt het aantal planten toe met een vaste groeifactor. Bij een lineaire groei neemt het aantal in een vaste periode met een vaste hoeveelheid toe. Het voorspellen doe je met een rekenmodel bijvoorbeeld 0,8y + 20

De CBS voorspellingen over bevolkingsgroei met een onzekerheidsmarge geeft, want zulke voorspellingen zijn moeilijk. Je moet met verschillende invloeden rekening houden, zoals vergrijzing. Het bevolking onderzoek centrum van de Rijksuniversiteit Groningen heeft een model voor de groei van de wereldbevolking ontwikkeld. De voorspelling word onnauwkeuriger als je in de toekomst kijkt. De voorspelling heeft dus een beperkte betrouwbaarheid. Het model bevat blinde vlekken. Met extra onderozek kun je die vlekken later misschien invullen, zodat de voorspellingen nauwkeuriger worden. Het word dan wel steeds ingewikkelder. Daarom heb je steeds krachtigere computers nodig om die modellen goed door te kunnen rekenen.

Doemscenario’s:
De groei van de wereldbevolking baart de mens al tijden zorgen. Gelukkig kwamen de voorspelingen van de Club van Rome niet uit. De voorspellers vergisten zich in technologische en sociale ontwikkelingen.

Voorspellingen CvR;
- De groeiende wereldbevolking vereist een steeds hogere voedselproductie.
- Natuurlijke hulpbronnen als olie en gas zullen snel uitgeput raken.
- Industrialisatie zorgt voor vergaande milieuvervuiling.

Zo werd er na 1972 veel meer olie en andere energiebronnen opgespoord dan verwacht en veel meer gedaan aan het bestrijden van milieuvervuiling. Schaarse grondstoffen werden vervangen door kunststoffen. En in sommige landen begon de bevolking op grote schaal voorbehoedsmiddelen te gebruiken. Er is nu ook nog genoeg voedsel. Het WNF luidde in 2002 de alarmbel. Een doemscenario dat door de werkelijkheid wordt ingehaald?
Tussen het eenvoudige model van Malthuis ( CvR ) en de moderne modellen als die van de Groningse onderzoeker zit een enorme ontwikkeling in rekenmogelijkheden en kennis. Wetenschappers proberen steeds meer inzicht te krijgen in de effecten van de voedselpolitiek, de beschikbaarheid van schoon drinkwater. Enzovoort. Psychologische en economische factoren kun jen iet voorspellen, maar wel samenvatting in verschillende toekomstbeelden, of toekomstscenario’s. Zulke aannames over de mogelijke ontwikkeling van factoren kun je door een model laten rekenen. Onderzoekers van het RIVM publiceerden in 1997 de uitkomsten van hun modelberekeningen. Alle3 de scenario’s beschrijven de ontwikkelingen in het verleden correct. Dat is een belangrijke voorwaarde.


In een hiërarchisch scenario heerst ‘business as usual’ en hebben overheden grote invloed op het gedrag van burgers. Er is in dit toekomstbeeld een vaste economische groei.
In het egalitaire scenario gaat men uit van een algemene zorg voor natuur en milieu, en wordt de economie van het genoeg toegepast.
Het individualistisch scenario gaat uit van een zo groot mogelijk individuele ontplooiing, volkomen vrije marktwerking en een zo groot mogelijk economische groei.
Toekomstbeeld, hiërarchisch, egalitair, individualistis.

Vragen 2.1
Hoe kun je bevolkingsgroei voorspellen?
Wetenschappers gebruiken modellen om de bevolkingsgroei te voorspellen. Hierin beschrijven ze de verbanden tussen de factoren die de bevolkingsgroei beïnvloeden.
Computers zijn nodig om de modellen door te rekenen.

Hoe betrouwbaar zijn voorspellingen?
Politieke en economische ontwikkelingen hebben veel invloed op de bevolkingsgroei, maar zijn moeilijk te voorspellen. Een voorspelling wordt onnauwkeuriger naarmate je verder in de toekomst kijkt.
fotomodel Is een mens van vlees en bloed Heeft de ideale maten en dat geldt niet voor de gemiddelde mens
modeltrein De verhoudingen, de kleuren Veel kleiner; niet alle onderdelen functioneren, zoals bij een echte trein
molecuulmodel De onderlinge positie van de atomen De werkelijkheid is heel sterk uitvergroot. Omgezet in letters of plastic materiaal

Rekenmodel bevolkingsgroei De aantallen mensen van nu Het kan niet alle variabelen in de toekomst juist inschatten
Model opstellen = hypothese; model doorrekenen = hypothese toetsen met experiment.

DE CLUB VAN ROME GING UIT VAN:
- toename wereldbevolking;
- toename voedselproductie zal voor al die mensen tekort schieten;
- uitputting natuurlijke hulpbronnen;
- toenemende industrialisatie;
- toenemende milieuvervuiling.

MAARRR: meer geboortebeperking;
- grotere voedselproductie door o.a. genetische modificatie, betere kunstmest;
- ontdekken nieuwe natuurlijke hulpbronnen door bijv. recycling of vervanging van natuurlijke hulpbronnen; en
- minder milieuvervuiling door schonere processen.
een voorbeeld van een technologische ontwikkeling is: er kon steeds meer voedsel worden geproduceerd door de uitvinding van kunstmest. Een sociale ontwikkeling is: geboortebeperking werd mogelijk, waardoor de bevolkingsgroei minder snel ging.

toekomstbeeld overheidsinvloed milieuzorg Economische groei bevolkingsgroei

Hiërarchisch groot gemiddeld gemiddeld gemiddeld
Egalitair gemiddeld groot klein klein
Individualistisch klein klein groot groot


2.2 MEER KENNIS< MEER VOEDSEL
Vergroting van voedselproductie is nodig om het groeiend aantal mensen op aarde te kunnen voeden. IN scenario’s is ook uitgerekend hoe de productie van plantaardig voedsel en vlees zich zou kunnen ontwikkelen. Het plantaardig voedsel is sinds 1950 sterk gestegen. De gemiddelde aardbewoner eet in verhouding meer plantaardig voedsel dan wij in Nederland. Daarom zal een toenemende vraag naar voedsel vooral betekenen dat er meer tarwe rogge of rijst moet komen.
Een voorbeeld als je begint met een potje aarde en een wilgje van 2,5 kg en geeft het regelmatig water is het na 15 jaar 82 kg, en de aarde was maar 50 gram lichter geworden. De verklaring hiervoor is FOTOSYNTHESE. Onder invloed van licht maken de bladgroenkorrels zuurstof en glucose uit water en kooldioxide uit de lucht. Sterft de plant dan komen de kooldioxide en water weer vrij. Als je een plant weet gebeurt eigenlijk hetzelfde. Planten, dieren en mensen maken deel uit van de koolstofkringloop en de zuurstofkringloop. De koolstof en de zuurstofkringloop zijn voorbeelden van elementenkringlopen. Fotosynthese verklaart wel waardoor het wilgje groeit, maar niet waarom het stekje op gedestilleerd water dood gaat. Dat planten ook andere stoffen nodig hebben om te kunnen groeien. Kennis over de rol van stikstof bleek van heel groot belang voor het verhogen van de voedselproductie.

STIKSTOF EN BACTERIEN:
Stikstof is voor iedere plant belangrijk omdat het een onderdeel is van eiwitten, de basisbouwstenen van het leven. De atmosfeer bestaat voor 80o uit stikstofgas. Maar planten kunnen stikstof niet direcht uit de lucht opnemen. IN de natuur krijgen planten de meeste stikstof via bacteriën in de bodem waarmee ze in symiose leven. Die nemen stikstof uit de lucht op en zetten het om in ammoniak en nitraat. Dat kunnen planten wel opnemen. Net als zuurstof en koolstof verplaatst ook stikstof zich door het milieu via een kringloop.

ER zijn enkele methodes om de voedselproductie te verhogen. Duizenden jaren geleden wisten mensen al dat de grond belangrijke voedingsstoffen voor planten bevat, want de opbrengst van de akkers liep in de loop der jaren langzaam terug.


In 1913 lukt het scheikundigen om ammoniak kunstmatig te produceren. Door twee wereldoorlogen en de economische crisis van de jaren 30 komt er pas na 1950 een grote doorbraak bij het verwerken van ammoniak tot kunstmest. Het is een groot succes. De opbrengsten per hectare worden groter, teveel kunstmest is slecht voor het milieu, doordat het overschot met het regenwater in het grondwater komt. De akkerbouw veranderde sterk door het toepassen van kunstmest en de ontwikkeling van de mechanisatie. Er is sprake van intensieve landbouw. Natuurwetenschappelijk onderzoek heeft ook nieuwe plantenrassen met een hogere opbrengs opgeleverd, waaronder granen, aardappels en tomaten. De groene evolutie gaat nog steeds door.

Kunstmest is duur, in de 3de wereld kunnen alleen rijke boeren dit betalen. Er is ngo een belangrjik gevolg van landbouwpolitiek. Westerse afnemers willen graag grote hoeveelheden van constante kwaliteit. Boeren in ontwikkelingslanden verbouwen soms maar 1 gewas. Zo’n monocultuur is niet zonder gevaar, omadt het risco op een mislukte oogst door ziekte, schimmel en insecten toeneemt. Voor de afnemer is dat geen probleem er zijn genoeg aanbieders. Maar de getroffen boer gaat failliet. Het hangt van de politiek af of technische en wetenschappelijke ontwikkelingen ook echt kunnen bijdragen aan verbetering van leefomstandigheden voor iedereen

Vraag 2.2
1. Wat levert onderzoek aan planten op?
Door onderzoek kom je erachter hoe planten groeien. Ze hebben water, kooldioxide en licht nodig voor de fotosynthese waarbij glucose wordt gemaakt, dat vervolgens wordt omgezet in zetmeel dat dient als reservevoedsel. Daarnaast bleken voor de groei verschillende mineralen te zijn uit de bodem, waarvan stikstof inde vorm van nitraten de belangrijkste is.

Hoe veranderen kennis en techniek de landbouw?
Door ervaring ontstond kennis over technieken als slash and burn, bemesting, groenbemesting en wissellandbouw. Later zorgden natuurwetenschappelijk onderzoek en industrie voor de ontwikkeling en toepassing van kunstmest, nieuwe plantenrassen en gewasbestrijdingsmiddelen voor productieverhoging.
Maar denk ook aan ontwatering, irrigatie en de mechanisatie van de landbouw

als hout verbrand wordt ontstaat koolstofdioxide en water.
de as bestaat dan uit mineralen en koolstofresten..
Probleem: waardoor groeit een plant?
Orientatie: planten hebben water en grond nodig, maar is dat alles?
Hypothese: alles wat de plant nodig heeft bestaat uit water en stoffen uit de grond;
Onderzoeksvraag: groeit een plant van water en grond alleen?
Voorspelling: als ik de droge plant weeg samen met de grond dan moet het totale gewicht gelijk blijven.

Experiment:de plant en de grond worden nauwkeurig gewogen en na 15 jaar nog een keer.
Conclusie: er is maar heel weinig grond gebruikt voor de groei.

in een molecuul methaan zitten vijf atomen.

fotosynthese: koolstofkringloop. Van koolstofdioxide en water wordt glucose gemaakt
Groenbemesting: stikstofkringloop. Bacteriën halen stikstof uit de lucht en zetten dit om in nitraat en ammoniak.
Ademhaling: zuurstofkringloop en koolstofkringloop. Zuurstof wordt opgenomen en kooldioxide wordt uitgeademd.
Platbranden van bossen: koolstofkringloop en zuurstofkringloop. Bij verbranding wordt zuurstof gebruikt en ontstaat kooldioxide

drie mogelijke oorzaken zijn: ( honger op aarde in ontwikkelingslanden )
- logistieke problemen;
- geldproblemen;
- niet de juiste kennis aanwezig.

kleine/geen belasting voor het milieu: slash-and-burn, groenbemesting wissellandbouw, klassieke biotechnologie. Hier worden geen extra stoffen toegevoegd aan de grond.
Gemiddelde belasting bemesting, mechanisatie. Hier worden alleen natuurlijke stoffen extra toegevoegd of met machines gewerkt waardoor de bodemstructuur compacter kan worden.
Grote belasting voor het milieu. Bemesting met kunstmest en gewasbescherming. Hier worden veel stoffen toegevoegd aan de bodem.


Biologie zorgt voor ontwikkeling van plantensoorten die meer opleveren en beter bestand zijn tegen ziektes.
Scheikunde zorgt voor kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen
Bodemkunde bekijkt hoe de grond het best bemest kan worden en de grondstructuur verbeterd.
Hydrologie zorgt voor een juiste waterstand d.m.v. drainage, irrigatie of andere technieken.





2.3 SYSTEEM AARDE
Naast voedsel is ook de luchtlaag om de aarde, de atmosfeer belangrijk voor het in stand houden van het leven op aarde. Er is nu 78% stikstof, 20% zuurstof en 1 procent argon. Dit is de huidige samenstelling van de atmosfeer. De geschiedenis van de atmosfeer is nauw verbonden met het ontstaan van het leven op aarde. Er zijn 2 verschillende theorieën.
De oeratmosfeer: bevatte oorspronkelijk bijna geen zuurstof. Uit onderzoek is gebleken dat de eerste levensvormen geschikt waren om in een zuurstofloze atmosfeer te leven. Via fotosynthese produceerden ze zuurstof. Omdat er steeds meer leven ontstond steeg de zuurstofproductie sneller dan de zuurstofopname. Steeds meer planten en dieren konden overleven. De productie van zuurstof door planten en de opname door dieren bereikte zo’n 350 miljoen jaar geleden een evenwicht.

Beschermde atmosfeer:
De atmosfeer beschermt de aarde als schild tegen ruimtepuin, als filter tegen gevaarlijke straling uit de ruimte en als isolatiedeken voor een leefbare temperatuur.
Een meteorietontslag maakte zo’n 65 miljoen jaar geleden mogelijk een einde aan het tijdperk van de dinosauriërs. Als gevaarlijke ultraviolette straling, röntgenstraling, of gammastraling het aardoppervlak bereikt en een levende cel binnendringt kunnen celprocessen ontregeld raken met mogelijk kanker als gevolg. Zonder natuurlijk broeikaseffect zou de gemiddelde temperatuur op aarde ongeveer -18o doordat de aarde de opgevangen zonnestraling dan grotendeels terug zou kunnen stralen naar de ruimte in de vorm van infraroodstraling. De aarde zou een weinig levensvatbare planeet(ijs) zijn geworden. Zonder atmosfeer is leven zoals we dat op aarde kennen dus niet mogelijk.

Temperatuurregeling:

Je lichaam kan zich aan verschillen in temperatuur goed aanpassen. Onze ingebouwde thermostaat werkt zo goed dat je lichaamstemperatuur vrijwel altijd rondom de 37granden blijft. Lichaamswarmte ontstaat door de stofwisseling. De bloedsomloop zorgt ervoor dat de warmte gelijkmatig over je lichaam wordt verdeeld. De thermostaatwerking van het menselijk lichaam is een voorbeeld van een regelsysteem. Ook de verwarmingsthermostaat in een huis is een regelsysteem. Hier zorgen luchtstromingen voor verdeling van de warmte. Er is sprake van een kringloop van energie ( warmte ) en materie ( luchtmoleculen )

Thermostaat van de aarde;
De gemiddelde temperatuur op aarde is 14,3 graden. De jaarlijkse schommelingen hierin zijn kleiner dan een halve graad. Ook de aarde lijkt dus een regelsysteem met thermostaatwerking te hebben. Dit systeem wordt gevormd door de atmosfeer en de oceanen. Stromingen in de atmosfeer en de oceanen verdelen net als bij de bloedsomloop bij het menselijk lichaam en de luchtstroming door een kamer de warme. Bij deze grootschalige stromingen is er sprake van kringlopen. Bij een elementkringloop zit een element in steeds weer een andere stof maar bij een stofkringloop als de waterkringloop gaat het om steeds dezelfde stof die zich verplaatst. De enige verandering die water in de waterkringloop kan ondergaan is een faseverandering. Oceanen doen ook dienst als opslagplaats. Ze kunnen enorme hoeveelheden zonnewarmte opnemen die ze later weer heel geleidelijk kunnen afgeven. De aanwezigheid van vloeibaar water heeft us een matigende invloed op temperatuurverschillen op aarde.

Biosfeer, bronnen en buffers:
Het leven speelt zich af in het onderste deel van de atmosfeer, de bovenste kilometers van de aardkorst en het water op aarde. Samen vormen ze de biosfeer!!!!! Dit is een gesloten systeem, afgezien van het opnemen van zonnestraling en het uitstralen van warmte. In de biosfeer worden stoffen, elementen en energie via kringlopen getransporteerd. In de koolstofkringloop zijn planten BUFFERS opslagplaatsen van koolstof uit de atmosfeer. Mensen en dieren geven via hun ademhaling juist koolstof aan de atmosfeer af. Zij zijn BRONNEN. Zo zijn in elke kringloop diverse bronnen en buffers aan te wijzen. Op grotere schaal sluiten dan ook kringlopen op veel plaatsen op elkaar aan en staan ze met elkaar in een subtiel evenwicht.
Onderzoek:
Onderzoekers proberen precessen in de biosfeer te doorgronden. Ze doen bv. Experimenten om na te gaan of het toevoegen van ijzer aan oceaanwater de groei van algen stimuleert. En zo de buffercapaciteit an de oceaan voor koolstof vergroot. Eind vorige eeuw is geprobeerd een schaalmodel van de biosfeer te maken. In de Amerikaanse staat arizona verrees een en enorme kas: biosphere II. Hierin bevonden zich onder andere een oceaan, regenwoud, savanne en een woestijn. Er waren allerlei planten en dieren. 2 jaar probeerden 8 vrijwilligers in evenwicht te leven met deze minibiosfeer. Helaas mislukte het experiment grotendeels. De bufferwerking van de echte biosfeer kon niet goed genoeg worden nagebootst.

De atmosfeer beschermt het leven op aarde als schilt tegen ruimtepuin. Zonder dit kan er veel elven of al het leven verdwijnen. Water regelt de aardse thermostaat. Stromingen in de atmosfeer en de oceanen verdelen net als de bloedsomloop.

Een oorzaak gevolg schema
Vulkanen actief  veel gas uistoten  dichte atmosfeer  storten meteorieten  zorgde voor verwoesting en water  versoep  levende organismen  leven…!!!

KIJK NAAR BRON 2.19 2 blz. terug.

Water zorgt op 2 manieren het water door het regelsysteem en de stroming in de atmosfeer en de oceaan verdelen.
1. schild 2. schild 3. schild 4. filter 5. filter 6.schild. 7. schild. 8. deken. 9. filter. 10,. Deken

Oceaan  buffer  Co2
Fossiele brandstof  bron en buffer  Co2
Groene plant  bron, o2  buffer, co2
Mens.  bron  Co2
Atmosfeer  buffer  co2.
Mest  buffer  bron, ammoniak en NH3
Kringlopen worden beschermd tegen een buffer
Hieronder staan 5 onderdelen van de koolstofkringloop. Zet een plus als hierdoor het kooldioxidegehalte van de atmosfeer toeneemt en een – als het afneemt.
Toename bij: afbranding bij ontginning van land, ademhaling, verbranding van fossiele brandstoffen.
Afname: fotosynthese en sedimentatie.

2.4. VERANDERD KLIMAAT:
Klimaatverandering vervroegt bloei van planten. Weerkundige waarnemingen bevestigen deze klimaatverandering. De laatste honderd jaar lijkt de gemiddelde temperatuur op aarde omhoog ter kruipen. De winterlandschappen uit de oude tijd geven aanwijzingen dat er rond het jaar 1600 een koele periode was: de Kleine IJstijd Dit word bevestigd met het onderzoek naar jaarringen van bomen. Geen enkele bron lever 100% betrouwbaarheid op. Het klimaat is van nature veranderlijk.

Vanaf 1970 stijgt de gemiddelde temperatuur op aarde relatief snel. Een klimaatmodel kun je op verschillende manieren testen. Een plotselingen gebeurtenis als uitbarsting van de vulkaan Pinatubo komt daarvoor goed van pas. Het model moet de tijdelijke klimaatverandering na de uitbarsting goed kunnen nabootsen. Ook kun je gegevens over het klimaat van het verleden invoeren en het model laten voorspellen hoe het klimaat zich ontwikkelt. Deze voorspelling kun je toetsen aan de hand van klimaatgegevens over die periode.

Klimaatfactoren:
Geologische factoren: Op een tijdschaal van miljoenen jaren veranderen ligging en verhouding van land en oceanen. Hierdoor verschuiven ook de stromingen in de atmosfeer en de oceaan.
Astronomische factoren: Variatie in de instraling en de verdeling van de zonnewarmte. In 10 duizend jaren schommelt de helling van de aardas namelijk tussen de 22,5 en 24,5 graden. Ook schommelen de vorm van de aardbaan
en de gemiddelde afstand van de aarde tot de zon. En de hoeveelheid straling die zon uitzendt is niet constant.
Atmosferische factoren: Als de hoeveelheid broeikasgassen verandert verschuift de stand van de thermostaat. Ook voordat de mensen op grote school de aarde bevolkte veranderde het koolstofdioxe. Sinds de industriële revolutie en het ontstaan van de intensieve veehouderij heeft de mens in relatief korte tijd veel extra kooldioxide en methaan aan de atmosfeer toegevoegd. Dit zorgt voor een versterking van het broeikaseffect.
Plotselinge gebeurtenissen: Meteorietinslagen en vulkaanuitbarstingen kunnen het klimaat veranderen. Ze zijn slecht voorspelbaar, maar hebben op lange termijn meestal weinig invloed.

Ondanks supercomputers, betere waarnemingen en uitgebreidere modellen kunnen we het weer nog steeds niet meer dan enkele dagen vooruit voorspellen. Toch voorspellen klimaatmodellen het klimaat over 10tallen en honderden jaren. Dat lijkt tegenstrijdig, maar klimaatmodellen zijn gebaseerd op dezelfde principes als weermodellen. Maar weer en klimaat zijn niet hetzelfde. Het weerkan in korte tijd enorm variëren. Klimaatveranderingen gaan veel langzamer. Dat komt onder andere doordat bij het klimaat de oceanen een grotere rol spelen. Het geheel van de atmosfeer, oceanen en landmassa’s biosfeer, land en zee ijs waarin en waartussen transport en uitwisseling van energie en stoffen plaatsvindt.

Klimaat en terugkoppeling:

Negatief; Als de temp. Van het oceaanwater stijgt, neemt de verdamping toe. Dit heeft een afkoelend effect en beperkt de temperatuurstijging. Bij ongeveer 30 graden is de verdamping zo sterk, dat het de zon niet meer lukt het water ver op te warmen. Negatieve terugkoppelingen hebben een stabiliserend effect.
Positieve terugkoppeling: Als de temp. Stijgt, neemt de hoeveelheid sneeuw en ijs af. Hierdoor kaatst de aarde minder zonnestraling terug. Dat zorgt weer voor een verdere temperatuurstijging, waardoor de hoeveelheid sneeuw en ijs nog ver afnemen. Positieve terugkoppelingen hebben een destabilerend effect.

Voorspelbaarheid:
Onderzoeker proberen na te gaan waar de voorspelbaarheidhorizon van het klimaatsysteem ligt. Er zijn 2 soorten voorspellingen. Bij de EERSTE soort gaat het erom hoe de atmosfeer zich in de loop van de tijd vanzelf ontwikkelt. Bijvoorbeeld weersvoorspellingen. Deze voorspellingen hebben een beperkte ruimte/reikwijdte. Bij de TWEEDE soort gaat het om het voorspellen van de effecten van veranderingen in klimaatfactoren, zoals toename van broeikasgassen. Ook de bevolkingsscenario’s horen hiertoe. Net als bij bevolkingsgroeimodellen is de onzekerheid groter als de termijn langer is. Maar er kan nog veel verbeteren. Met name over de wisselwerking tussen de oceaan en de atmosfeer en ver het proces van de wolkenvorming. Is nog relatief weinig van bekend. Maar ook hier levert meer kennis complexere modellen op.

Discussie:
Metingen laten zien dat de hoeveelheid kooldioxide en methaan in de atmosfeer is toegenomen. De gem. temp. Op aarde is ook toegenomen. Conclusie; versterkt broeikaseffect en temperatuurstijging gaan hand in hand. MAAR er zijn meer factoren die invloed hebben op het klimaat. Niet iedereen is het eens met het IPCC Critici zegen dat de gemeten temperaturen niet representatief zijn voor de hele aarde. En dat de klimaatmodellen van het IPCC veel te simpel zijn, omdat ze bijvoorbeeld geen rekening houden met wolkenvorming. 1 ding staat vast: HET KLIMAAT HEEFT GROTE INVLOED OP DE LEVENSOPSTANDIGHEDEN OP AARDE.

IPCC en klimaatverandering;
Menselijke activiteiten zijn in belangrijke mate de oorzaak van de warmer wordende wereld. De atmosferische samenstelling zal in de 21e eeuw blijven veranderen door menselijk toedoen. De wereldgemiddelde temperatuur en het zeespiegelniveau zullen verder toenemen. Ook andere aspecten van het klimaat zullen veranderen. Verschuiven van broedperiode vogels, recente toenames in schade door storen en overstromingen voorzichtig in verband gebracht met de klimaatveranderingen.

Vragen 2.4



Klimaatbron of klimaatfactor:
De schommelden de stand van aardgas: klimaatfactor
Schilderijen van winterlandschappen: Bron
Aardgas en vulkaanuitbarsting is een bron.

Negatieve terugkoppelingen: Als je warm krijgt ga je zweten, waardoor je temperatuur daalt, een door sneeuwval groeiende ijskap komt hoger te liggen; daar is de atmosfeer droger en valt er minder sneeuw.
Positieve terugkoppeling: Als de temperatuur stijgt wordt kooldioxide uit de oceaan toegevoegd aan de atmosfeer, waardoor het broeikaseffect word versterkt, als e bodem ergens warm genoeg is ontstaat daarboven een gat in de bewolking, waaroor meer zonlicht de bodem bereikt

6 gegevens in klimaatmodel; temperatuurgegevens, neerslag, windkracht, windrichting, luchtdruk en hoeveelheid bewolking . ..
Een cartoonist bedacht ooit om menen mondkapjes met kooldioxefilders op te laten lopen.
Nadeel : als filters worden verband van Co2 in de atmosfeer, mensen praten lastiger. Voordeel is dat je geen slechte lucht opvangt.

REACTIES

F.

F.

Zet er de volgende keer de nummers van de vragen erbij A.U.B.

13 jaar geleden

V.

V.

Let voortaan op je spelling... Het is nu wel heel duidelijk dat je dit heel snel getypt hebt. voor de rest een prachtige samenvatting

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.