H1 Zuidoost-Azië: een eenheid of een verbrokkeld geheel?
Paragraaf 1: Kennismaken met de macroregio
Natuurlijk milieu:
- Veel ertsen.
- Moesson.
- Veel natuurrampen en landdegradatie.
Cultuur:
- (Grotendeels) begrenzing van belangrijkste etnische groepen door huidige politieke staten.
- Chinese gemeenschappen vooral in steden.
- Meeste etnische minderheden in perifere gebieden.
Economie:
- Alle landen (behalve Thailand) waren voor 1960 gekolonialiseerd.
- Globalisering heeft na 1960 voor snelle industriële groei gezorgd. Hierdoor verschoof het economisch zwaartepunt in de wereld (global shift).
- Gesloten economie: Vietnam, Cambodja, Laos, Myanmar.
- Open economie: Singapore, Brunei, Thailand, Maleisië, Indonesië, Oost-Timor, Filipijnen.
Politiek:
- De landen in Zuidoost-Azië vormen een politieke eenheid in de ASEAN.
Paragraaf 2: Het koloniale verleden: de uitgangssituatie voor globalisering
Kolonisatie:
- Voor kolonisatie en tijdens handelskolonialisme (1500-1850) waren de landen allemaal koninkrijken.
- Tijdens exploitatiekolonialisme (1850-1950) bleef alleen Thailand onafhankelijk.
Indonesië:
- Kolonisator: Nederland.
- Exploitatiekolonialisme ( tot 1945/1947): grondstoffen leveren, en afzetmarkt voor Nederlandse industrieproducten.
Maleisië:
- Kolonisator: Groot Brittannië.
- Exploitatiekolonialisme (tot 1957): tin, rubber en palmolie.
Birma:
- Kolonisator: Groot Brittannië.
- Exploitatiekolonialisme (tot 1948): rijstteelt, bosbouw, aardolie.
- Militaire dictatuur: 1962.
Singapore:
- Kolonisator: Groot Brittannië.
- Exploitatiekolonialisme (tot 1959).
Brunei:
- Kolonisator: Groot Brittannië.
- Protectoraat (tot 1984).
Laos, Cambodja, Vietnam:
- Kolonisator: Frankrijk.
- Protectoraat: goedkope grondstoffen, afzetmarkt voor Franse industrieproducten.
Oost-Timor:
- Kolonisator: Portugal.
- Exploitatiekolonialisme (tot 1975).
Thailand:
- Kon onafhankelijkheid behouden door land af te staan aan koloniale machten.
Paragraaf 3: Globalisering in de economische dimensie
Agrarische sector:
- Door initiatieven van het WTO is de wereldhandel in landbouwproducten steeds vrijer en belangrijker geworden, maar er is hierdoor wel sprake van ruilvoetverslechtering.
- Vooral in de landen met een open economie is er sprake van een agrarische zelfvoorzienende monocultuur (rijst).
- Vooral in de landen met een open economie is er sprake van deagrarisatie.
- Groene Revolutie (HYV): betere rijstopbrengst per hectare.
Drie soorten landbouw:
- Traditionele zwerflandbouw: extensief & zelfvoorzienend. Stukken bos ontginnen (brand), bodem raakt uitgeput.
- Traditionele permanente landbouw: intensief & zelfvoorzienend.
- Plantagegewassen: intensief & voor export. Grote plantages & smallholders (monocultuur).
Industriële sector:
- 1950-1960: wederopbouw van de Japanse industrie na WO II & begin importvervangende industrialisatie in enkele landen.
- 1960-1980: eerste generatie NIC’s (Singapore, Hongkong, Taiwan, Zuid-Korea). Comparatief voordeel: lage lonen. Exportgeoriënteerde industrialisatie.
- 1980-1996: eerste generatie NIC’s: kapitaalintensieve producten. Tweede generatie NIC’s (Maleisië, Thailand, Filipijnen, Indonesië).
- 1997-1998: Aziatische beurscrisis.
- 1998-heden: Japan vormt industrie om, verplaats productie naar oa Indonesië en Vietnam.
Importvervangende industrialisatie (geen succes):
- Gebrek aan kapitaal.
- Binnenlandse markt te klein.
- Door hoge invoerheffingen kregen binnenlandse bedrijven een monopoliepositie.
- Men wilde de snelle economische groei van op export georiënteerde landen navolgen (bv. Japan en Zuid-Korea).
Exportgeoriënteerde industrialisatie (wel succes):
- Footloose MNO’s zoeken gunstige vestigingsplek en afzetmarkt. Nevenvestigingen & subcontracting.
- Exportprocessingszones
Singapore:
- Koploper.
- 75% van BBP in dienstensector.
- Financiële sector, havenactiviteiten, toerisme.
Dienstensector:
- Vooral in steden
- Beperkt in landen met gesloten economie.
- Toerisme: Maleisië, Thailand, Singapore(, Vietnam, Indonesië).
Voordelen toerisme:
- Levert veel harde buitenlandse valuta op.
- Levert veel directe en indirecte werkgelegenheid op.
- Biedt mogelijkheden om cultuurschatten te beschermen en te restaureren.
- Ondersteund kleine traditionele ambachtelijke bedrijven.
Nadelen toerisme:
- Afhankelijkheid van internationaal toerisme.
- Toeristen bedreigen de cultuur door het niet kennen van heersende normen en waarden.
- Toeristen vragen om dure luxeproducten die vanuit het buitenland moeten worden ingevoerd.
Informele sector:
- De armoede wordt hier over steeds meer mensen verdeeld (shared poverty).
Paragraaf 4: Globalisering in de sociaal-culturele dimensie
Demografie:
- Demografische transitie.
- Voor 1950: pretransitiefase, hoge geboorte & sterfte.
- Na 1970: transitiefase, hoge geboorte & dalende sterfte.
- Vanaf 1990: posttransitiefase in landen met open economie, lage geboorte & sterfte. Dit gaat langzamer bij landen met gesloten economie.
- Sociaal-culturele en sociaal-politieke factoren beïnvloeden geboortecijfer.
- Indonesië & Thailand: family planning (overheid)
- Door hoge geboortecijfers van voor 1990, veel jongeren en weinig ouderen.
Urbanisatie:
- Groei stedelijke bevolking door natuurlijk groei.
- Groei stedelijke bevolking door urbanisatie.
- Ontstaan megasteden.
- Overurbanisatie: bevolking groeit sneller dan bestaansmogelijkheden.
Arbeidsmigratie:
- Arbeidsimmigranten sturen geld terug naar familie in Zuidoost-Azië.
- Illegale (moderne) slavenhandel. (Vooral kinderen en vrouwen.)
Paragraaf 5: Globalisering in de politieke dimensie
Factoren die zorgen voor politieke instabiliteit:
- Verscheidenheid aan etnische volken.
- Godsdienstverschillen.
- Welvaartsverschillen.
- Isolatie door ontoegankelijke bergachtige opbouw en eilandenkarakter.
Nationbuilding:
- Communisme
- Autocratische regimes
Samenwerking:
- ASEAN (1967): stimuleren vrede en stabiliteit & economische groei en sociaal-culturele ontwikkeling bevorderen.
- AFTA (1992): vrijhandelsovereenkomst
- Zuidoost-Aziatische Unie: toekomstplan, vergelijkbaar met EU.
Paragraaf 6: Wordt Zuidoost-Azië een soort Europa?
Positie in de wereld:
- Opgeschoven van periferie naar semiperiferie (global shift).
Verschillen in ontwikkelingsgraad:
- BNP.
- Armoede.
- HDI
- Kopgroep: Singapore en Brunei. Middengroep: Maleisië, Thailand, Filipijnen en Indonesië. Ondergroep: Cambodja, Laos, Myanmar, Oost-Timor.
H2 Belangrijke actuele vraagstukken
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden