Vervoer is het verplaatsen van mensen, goederen, energie of informatie. Het verplaatsen van goederen en energie is transport. Als men langdurig verandert van locatie heet dat migratie, kortdurende verplaatsing, zoals reizen heet forensisme. Het verplaatsen van informatie heet communicatie. Alle bewegingen die vervoermiddelen maken noemen we samen verkeer, alles wat nodig is om verkeer mogelijk te maken heet infrastructuur.
Alle handelingen die met vervoer te maken hebben, zoals het afleveren van voldoende goederen en op tijd leveren, heet logistiek. Transportondernemingen hebben steeds meer taken overgenomen van hun opdrachtgevers, de verladers en zo kunnen zij hun klant de volgende diensten aanbieden:
- Los transport, dat is als ze een vervoermiddel met een bestuurder beschikbaar stellen maar het transport door de klant zelf gedaan wordt
- Transportcentrum, dat is als de klant een hoeveelheid goederen aanbied en het transportcentrum zorgt voor de planning en uitvoering van het transport
- Distributie/logistiekcentrum, dan worden goederen onder beheer gebracht van een distributiecentrum, het distributiecentrum is dan niet alleen verantwoordelijk voor de planning en uitvoering, maar ook voor voorraadbeheer, ontvangst van goederen, de opslag en de orderverzameling. De uitvoering van het transport wordt vaak weer uitbesteed aan een los-transport onderneming.
Vervoer komt tot stand doordat gebieden verschillende kenmerken hebben. Als gebieden niet hetzelfde zijn is er sprake van ruimtelijke differentiatie. Plek A om te wonen en plek B om te werken, daartussen is vervoer nodig. Verplaatsing tussen deze twee gebieden heet ruimtelijke interactie. Interactietheorie van Ullmann, bestaan drie voorwaarden:
1. Complementariteit, Het ene gebied moet iets aanbieden wat het andere gebied vraagt, voordat er verplaatsing plaats vindt. Veroorzaakt echter alleen interactie als er geen ander gebied dichterbij is met hetzelfde aanbod
2. Intervening Opportunity, tussenliggende mogelijkheid, biedt een alternatief aan de mens om zijn wens te vervullen.
3. Transferability, dit is de absolute en relatieve afstand tussen twee gebieden. Absoluut in kilometers, relatief in tijd kosten en moeite.
Wanneer er dan een interactie plaatsvindt tussen twee gebieden, zal de verplaatsing gebeuren met vervoermiddelen die het meest geschikt zijn voor het doel. Voor ruimtelijke interactie is ook infrastructuur nodig.
Welk transportmiddel wordt gebruikt hangt af van verschillende factoren:
- het soort goederen dat vervoerd moet worden
- de hoeveelheid goederen dat vervoerd moet worden
- de afstand die afgelegd moet worden
- de kosten van laden en lossen
- de fysische omstandigheden
- de tijd die het vervoer in beslag neemt
de belangrijkste vormen van vervoer zijn:
- railvervoer
- wegvervoer
- binnenvaart
- zeevaart
- pijpleiding en draad-verbindingen
Ze zijn natuurlijk ook allemaal met elkaar te combineren
Bij vervoerskosten spelen allerlei factoren een rol. Ten eerste afstand. Dan heb je nog concurrentie en capaciteit. Het ongelijk stijgen van prijzen en afstand komt doordat vervoerskosten uit variabele en constante kosten bestaan. De constante kosten (terminal kosten) zijn vooral aanleg, laad en loskosten. Ze blijven gelijk, ongeacht de afstand. De variabele kosten daarentegen nemen per afgelegde kilometer toe.
Wat de daadwerkelijke route wordt om een afstand te overbruggen hangt af van 3 factoren:
1- de invloed van het natuurlijke milieu. Reliëf, kou, droogte en bestaat het gebied uit water of land. De verdeling van land en water kan het transport ook op een andere manier beïnvloeden, vervoer over water is meestal goedkoper en daarom kiest men vaak voor de langere route.
2- Aanlegkosten, gebruikersgemak en gebruikerskosten. Als men op aanlegkosten wil besparen, zal men zo min mogelijk routes aanleggen, elke plaats wordt maar met één andere plaats verbonden. Een gebruiksvriendelijk systeem bestaat dan uit een directe route, echter als deze een tolbrug of toltunnel bevat zijn de gebruikerskosten erg hoog en zal men een omweg kiezen. Daarom worden plaatsen alleen direct met elkaar verbonden wanneer dit de meeste voordelen oplevert.
3- Het politiek-economische systeem van een land. Las de overheid wil controleren, zijn er vaak een paar grensovergangen die vaak voor files zorgen.
Het aantal omwegen kan in de loop van de tijd verminderen. Door toenemende welvaart kunnen steeds meer mensen zich over een grotere afstand verplaatsen. Men gebruikt ook steeds meer goederen die over een lange afstand zijn aangevoerd. De toename van vervoer kan een directere verbinding mogelijk maken. De opkomst van het vliegtuig maakt het mogelijk steeds kortere routes te kiezen.
Als er een aantal plaatsen via transportlijnen met elkaar verbonden wordt, kan er een vervoerssysteem of transportnetwerk ontstaan. Dit bestaat dan uit:
- knooppunten (hubs): plaatsen waar transportlijnen samenkomen en goederen worden verzameld, verdeeld of doorgevoerd.
- Verbindingen (spokes): transportlijnen tussen plaatsen
Rotterdam is het knooppunt van het collectienetwerk of verzamelnetwerk. Als goederen vervoerd worden, worden zij onderweg alleen verplaatst. Dit heet het verplaatsingnetwerk. Als ze aankomen op de plek van bestemming worden ze gelost, verdeeld en klaar gemaakt voor verder transport naar uiteindelijke bestemmingen, dit noemt men het distributienetwerk of verdeelnetwerk.
Een vervoerssysteem ontwikkelt zich in 4 fases:
1- een beginfase met plaatselijke verbindingen
2- een fase van koppeling of integratie, waarbij de losse plaatselijke verbindingen aan elkaar geknoopt worden
3- een fase van intensivering en/of uitbreiding van de verbindingen
4- een fase van selectie, waarbij onrendabele verbindingen worden afgesloten
Het knooppunt is de plaats in het transportsysteem waar twee transportnetwerken aan elkaar geknoopt worden. Vervoermiddelen als de vrachtauto en trein wordt een vervoermodaliteit/ vervoermodus genoemd. Een knooppunt met veel soorten soorten vervoermiddelen heet een multimodaal knooppunt. De naam van het knooppunt geeft meestal al aan wat het belangrijkste vervoermiddel is. Knooppunten zijn er in allerlei soorten en maten. Om ze te verdelen let je op type transportmiddel en omvang. Met welke andere plaatsen heeft het knooppunt contact?
- als het knooppunt directe contacten heeft met veel andere werelddelen, dan heet dat ene mainport/ intercontinentaal knooppunt/ eerstelijnsknooppunt.
- Als het knooppunt een beperkte reikwijdte heeft, dan is het een interregionaal knooppunt/ tweedelijnsknooppunt.
- Er zijn ook nog intraregionale knooppunten/ derdelijnsknooppunt
In het algemeen komen in de industrie de volgende locatiefactoren het meest voor:
- op de plaats van grondstoffen (als grondstoffen zwaarder zijn dan eindproduct)
- bij een knooppunt (daar waar transport voor bulkgoederen goedkoop is)
- bij de afzetmarkt (weinig en lichte grondstoffen, maar een kwetsbaar eindproduct)
Bij sommige bedrijven maakt het niet uit waar ze zich vestigen, omdat de kosten van de grondstoffen en de kosten van het eindproduct niet veel van elkaar verschillen. Deze bedrijven zijn ‘footloose’, ze zijn niet gebonden aan een bepaalde vestigingsplaats. (bv productie van bedden)
Bij de locaties van kantoren spelen vestigingsfactoren een rol:
- bereikbaarheid
- parkeergelegenheid
- huurprijsniveau
- uitstraling
- sociale veiligheid
- imago
meest voorkomende locaties voor kantoren zijn:
· bij een knooppunt van openbaar vervoer. dit zijn de stationairen, zij letten nauwelijks op imago en herkenbaarheid. Meestal non-profit.
· Bij een autoweg. Voor twee gebruikersgroepen: 1. Ambulanten. ze bieden hun diensten overwegend buiten de deur aan en het kantoor vormt de uitvalbasis. De centrale ligging en de nabijheid van de snelweg zijn vooral belangrijk. 2. Visualisten. Willen graag gezien worden. Gebouw moet van veraf te zien zijn en zij kiezen voor een zichtlocatie aan de snelweg.
· In een historische en statige omgeving. Vaak in de binnenstad. De classicisten, bestaan uit juristen, notarissen en ambassades. De status van de monumentale panden geeft meer aanzien. Vaak hebben ze een baliefunctie en is de centrale ligging voor passanten van belang.
Bij winkels speelt vervoer weer een grote rol. Hij moet goed bereikbaar zijn en moet gekochte goederen makkelijk mee kunnen nemen. Voor de winkelier is het van belang dat zijn producten makkelijk kunnen worden aangevoerd. Daarom winkels langs autosnelwegen en op bedrijventerreinen. In de stad zijn de prijzen te hoog, de winkels te klein en kunnen producten haast niet worden aangevoerd. De megastores hebben zo’n aantrekkelijk aanbod dat er wel voldoende klanten komen, mits er een of meerdere steden in de omgeving liggen,
vestigingsplaats goed te bereiken is en toegankelijk is voor bezoekers met een auto.
Technische ontwikkelingen zorgden voor verschuivingen in het vervoerssysteem. Bijvoorbeeld de stoomboot (1803) maakte verbindingen over grote afstanden tegen lage prijzen en op vaste tijden mogelijk. De aanleg van spoorwegen bracht ook zulke voordelen met zich mee en was een goede aanvulling op het bestaande watertransport. De industriële revolutie werd mede mogelijk gemaakt door het goedkope transport over water en land. Maar de industriële revolutie zorgde zelf voor meer vervoer van grondstoffen en goederen. Er ontstond vooral industrie op plaatsen die over grondstoffen beschikten of waar die makkelijk aangevoerd konden worden. Dat was vaak niet aan zee en men moest goederen en grondstoffen vaak overladen. Zo ontstonden de knooppunten.
Er trad regionale specialisatie op, doordat een plaats zich ging toeleggen op het vervoer van grondstoffen en producten en de andere plaats op de verwerking ervan. Er ontstond ook ruimtelijke concentratie omdat het vervoer en de productie steeds meer werden gebundeld in één gebied. Deze concentratiegebieden kregen een dichter vervoersnetwerk omdat daar meer te vervoeren was.
De technische ontwikkelingen in het vervoer hebben invloed gehad op de locatie van bedrijven. Dankzij moderne vervoerstechnieken kan een productiebedrijf zich vestigen daar waar het voor het bedrijf het voordeligst is. Geavanceerde vervoerstechnieken maken het mogelijk voor bedrijven hun productieprocessen op te splitsen en die eenheden te vestigen op de voor hen gunstige plaatsen.
Het vervoer van goederen over de wereld groeit en er zijn steeds grotere vervoermiddelen nodig. Vaak zijn de grote vervoermiddelen gespecialiseerd in een soort vervoer, maar omdat deze vervoermiddelen niet overal kunnen komen, zijn er een aantal mainports ontstaan.
Om goederen snel van transportmiddel te kunnen laten wisselen, moest een lading een standaardomvang hebben. De eerste aanzet tot standaardisatie was het ‘roll-on-roll-off’ systeem. De oplegger werd in zijn geheel op een boot of trein geplaatst en op de plaats van bestemming wordt de oplegger aan een truck gekoppeld en verder vervoerd over de weg. De standaardisatie nam enorm toe door de uitvinding van de container (1954) die een standaardmaat heeft (twenty feet equilavant). Omdat voor het laden en lossen van de containers speciale voorzieningen nodig zijn, is het laden en lossen van containers maar in een beperkt aantal havens geconcentreerd. De overslag van goederen gebeurt steeds meer op plaatsen waar verschillende goederen tegelijkertijd aanwezig zijn, de multimodale knooppunten. Men wil niet langer afhankelijk zijn van een vervoermiddel en daardoor worden de overslagtechniek en inrichting van terminals (begin-eindstation) steeds belangrijker.
Ook economische ontwikkelingen zorgden voor veranderingen in het vervoer. Voor sommige bedrijven is het goedkoper goederen te laten maken in landen waar de lonen veel lager zijn en ze daarna te vervoeren. Dit comparatieve voordeel van lage productiekosten betreft vooral makkelijke, niet automatiseerbare, arbeidsintensieve productieprocessen.
- Nederlandse vissers voeren garnalen aan in Groningen, waarna ze per auto naar Marokko gaan, gepeld worden en hier weer terugkomen.
- Door het kolonialisme ontstane historische banden beïnvloeden vaak de richting van verplaatsing van de arbeidsintensieve productieactiviteiten. Hierdoor zijn bedrijven over de hele werled actief, ‘global economy’.
- De zakelijke dienstverlening die aan het begin en eind van de productieketen staat, als research, marketing etc, blijft meestal in het land waar de producten geconsumeerd worden.
Door politieke ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld de grenzen binnen de Europese Unie weggevallen. Ook zijn politieke en economische relaties tussen Oost en West Europa toegenomen. Voor landen buiten de Europese Unie is het aantrekkelijk de Europese markt te veroveren, maar de tariefmuren aan de buitengrenzen leveren handelsbelemmeringen op. Om toch op de Europese markt te kunnen komen is het vestigen binnen de Europese Unie noodzakelijk, deze bedrijven hebben lagere kosten als ze overgaan op een centralisatie van de distributie in Europa, zo ontstonden de Europese distributiecentra(EDC’s).
Ontwikkelingen in logistiek en distributie zorgden ook voor veranderingen in het vervoer. Producten die gemaakt worden, worden zelden onmiddellijk verkocht en ene bedrijf kan gevraagde goederen ook niet onmiddellijk leveren. Productie en consumptie van goederen lopen dus nooit helemaal gelijk. De producent zal daarom moeten inschatten hoeveel en wat de consument gaat vragen. Vroeger hield men grote voorraden aan, maar dat kostte veel geld en nam veel ruimte in beslag. Nu houden bedrijven een kleine voorraad aan, opslagkosten worden hierdoor beperkt en er kan op veranderende vraag worden ingespeeld. Echter als de voorraden te klein zijn, moeten de benodigde onderdelen wel weer op tijd geleverd worden anders ligt het hele productieproces stil. Daarom moet de leverbedrijven kunnen beschikken over een snel en betrouwbaar vervoersysteem. Ze kunnen dus niet afhankelijk zijn vaan één vervoermiddel, hoe meer vervoermiddelen hij inzet, des te meer kans heeft de leverancier dat zijn product altijd op tijd aankomt. Bij deze ‘just in time delivery’ zijn de aantallen goederen klein, maar is de vervoersfrequentie hoog. Fijnmazig vervoersysteem.
Ook ontwikkelingen op het terrein van milieu hebben steeds meer invloed op het vervoer. Schone lucht en water neemt steeds meer af, daardoor neemt het milieubesef toe. Daardoor komen kostenverhogingen en die zullen leiden tot vernieuwingen bij de productie van milieuvriendelijke vervoermiddelen. Ook zal er vaker gekozen worden voor milieuvriendelijkere vervoersmogelijkheden als bus, trein en boot = modal shift. Ook worden steeds meer producten gerecycled. Hierdoor komen retourladingen voor het vervoer, hierdoor ontstaat de nieuwe vorm van logistiek: ‘reverse logistic’.
REACTIES
1 seconde geleden